Difference between revisions of "/A"

From DigitalCraft_Wiki
Jump to navigation Jump to search
Line 561: Line 561:
  
 
Also showing at Humanity House is a What We Wear, a series of photographs, taken by Pieter van den Boogert, that follows the life cycle of clothes in three “chapters”: production in Bangladesh, consumption in the Netherlands, and the resale in Ghana. “This trilogy can be seen as a visual example of the way Western wealth and trendy consumption cannot be viewed in isolation from poor working conditions and global market mechanisms,” the exhibition notes. “The harsh conditions in Bangladesh contrast starkly with the Western world’s need for cheap and trendy clothes.”
 
Also showing at Humanity House is a What We Wear, a series of photographs, taken by Pieter van den Boogert, that follows the life cycle of clothes in three “chapters”: production in Bangladesh, consumption in the Netherlands, and the resale in Ghana. “This trilogy can be seen as a visual example of the way Western wealth and trendy consumption cannot be viewed in isolation from poor working conditions and global market mechanisms,” the exhibition notes. “The harsh conditions in Bangladesh contrast starkly with the Western world’s need for cheap and trendy clothes.”
 +
 +
http://www.ecouterre.com/the-hagues-humanity-house-hosts-fair-fashion-lab/fair-fashion-lab-4/

Revision as of 14:24, 9 April 2015

  1. Ontwerpen en maken is het mooiste wat er is, maar er is te veel van alles in de wereld. Hergebruiken is wat er steeds meer gebeurd. Iets moois om iemand anders zijn spullen te gebruiken, de gebruikssporen te zien. Dit geld voor bepaalde spullen maar dit wilt men niet in alles. Kleding hergebruiken vind men vaak vies. Ook ligt er bij de tweedehands vaak kleding die bijna niet zijn gedragen, geen gebruikssporen. Het kan soms een beetje luguber tonen zoals dat je het merkje van de oudere vrouw die dit jasje voor jou heeft gedragen in het bejaardentehuis. Maar het kan ook iets heel moois zijn dat dat jasje is gedragen door iemand en dat diegene daarmee veel dingen heeft meegemaakt en iemand anders dat na jou weer kan doen.

Een onderzoek naar de scheidingslijn tussen hoe een tweedehandskledingstuk kan worden gezien. contrasterende beelden, vies & schoon, waarom 2ehands dragen? Waarom 2ehand gaan dragen als niet geïnteresseerde in tweedehands?


De Nederlandse trendwatcher Lidewij Edelkoort, in 2008 nog door Time Magazine uitgeroepen tot één van de meest invloedrijke mensen in de modebranche, houdt van mode, maar constateert tot haat spijt "dat er een radicale verandering heeft plaatsgevonden in de mode die het huidige 'fashion system' geheel obsoleet heeft gemaakt."

In haar 'Anti-fashion-manifest', dat ze voorstelde tijdens de halfjaarlijkse trendpresentatie van haar bureau Trend Union, werd niemand in de modebranche gespaard: zowel de opleidingen, de journalisten als de reclame-industrie, iedereen moest eraan geloven. Volgens de trendwatcher heeft het woord 'mode' geen inhoud meer, en zal ze het voortaan simpelweg vervangen door het woord 'kledingstuk'. "De basisbeginselen van het modevak zijn verloren gegaan, en tenzij men opnieuw terugkeert naar de nobele belangstelling voor stof en snit, heeft mode geen toekomst meer", meent de trendwatcher.

"Tenzij men opnieuw terugkeert naar de nobele belangstelling voor stof en snit, heeft mode geen toekomst meer" - Lidewij Edelkoort Modeopleidingen zijn achterhaald

Volgends Edelkoort ligt de bron van het probleem zoals vaak waar kennis zou moeten worden aangeleerd: in de scholen. Ze is niet mild voor het huidige opleidingsprogramma van modeopleidingen wereldwijd. In de bacheloropleidingen ligt volgens haar de focus amper nog op de essentie van mode, zijnde de kleding zelf. "De scholen en modeacademies blijven jonge leerlingen leren om catwalkdesigners te worden, diva's. Dat leidt ertoe dat er tegenwoordig toekomstige modeontwerpers worden opgeleid die de stoffen niet kennen en niet weten hoe de textielindustrie werkt."

"De scholen en modeacademies blijven jonge leerlingen leren om catwalkdesigners te worden, diva's" - Lidewij Edelkoort Deze harde woorden waren ongetwijfeld even slikken voor de grote modeacademies uit ons land. De gerenommeerde Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen begrijpt waarom Edelkoort sommige standpunten inneemt, maar wenst toch één en ander juist te kaderen. 'Aandacht voor bepaalde stoffen, tricots en alternatieve materialen zijn speerpunten van de métierfilosofie van de Antwerpse academie. Voor ons is dat nog steeds de essentie van mode, en heeft de focus altijd op de kleding zelf gelegen. Het is wel zo dat het ambacht van modeontwerper zich niet enkel daarop toespitst, en er vele andere aspecten ook belangrijk zijn geworden, maar dat is nu eenmaal wat het vak impliceert, mode is altijd in ontwikkeling', aldus Barabara Voets, tijdelijk woordvoerster van de Antwerpse Academie voor Schone Kunsten.

"Aandacht voor bepaalde stoffen, tricots en alternatieve materialen zijn speerpunten van de métierfilosofie van onze academie." - Barbara Voets, Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, Antwerpen Wat betreft de vorming van individuen in modeopleidingen, die Edelkoort bekritiseerde in haar manifest, benadrukt de Antwerpse Academie dat de bachelor- en masteropleiding een unieke kans biedt aan ontwerpers om voluit voor een eigen signatuur te gaan. 'De Academie is op die manier een vrijplaats en schat die positie naar waarde. Dit wordt tevens internationaal bevestigd en gewaardeerd. Ook Lidewij Edelkoort maakte herhaaldelijk deel uit van de internationale examenjury aan de opleiding Mode van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen, en liet zich toen enthousiast uit over de presentaties. Daarom vinden we dat haar aanval op de modeacademies wereldwijd iets mocht worden gerelativeerd', zegt Voets.

"Lidewij Edelkoort maakte herhaaldelijk deel uit van de internationale examenjury aan de modeopleiding en liet zich toen enthousiast uit over de presentatie" - Barbara Voets, Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, Antwerpen

'Mode is dood, lang leve het kledingstuk'

Edelkoort heeft echter niet enkel kritiek op de opleidingen: de hele modebranche wordt door de mangel gehaald. Zo vindt Edelkoort dat de modejournalistiek onkundig bericht over de tendensen in het wereldje, en daarbovenop het vakjargon verkeerd gebruikt. 'Algemene kennis is vaak ver te zoeken bij moderedacties, zelfs bij de grote en invloedrijke spelers op de tijdschriftenmarkt zoals Vogue of Marie Claire. Kwaliteit in de modeberichtgeving is ondermaats geworden, en dat geeft mode een slechte naam.'

Ook de consument wordt niet gespaard voor de kritiek van Edelkoort. 'Het publiek moet wakker worden geschud en beseffen dat goedkopere kledij, vaak kopieën van ambachtelijk gemaakte ontwerpen, simpelweg niet kán. Als de consument kledij blijft kopen met zijn portemonnee in plaats van zijn hart, wordt mode slechts een concept dat geen reden meer heeft tot bestaan.'

"Marketing heeft de mode-industrie gedood door uitbuiting" - Lidewij Edelkoort Edelkoort gruwelt van het feit dat designers er door marketing toe zijn gebracht om een kledingstuk te beschouwen als eenvoudig accessoire in dienst van andere accessoires, zoals tassen en schoenen. "Als jullie een lijst maken, zien jullie dat er geen ontwerpers meer zijn die echt mode creëren. En dat doodeenvoudig omdat de marketing de mode-industrie gedood heeft door die uit te buiten, door de designers een vreselijk stressvol bestaan te geven waarbij hun originaliteit opgeofferd wordt; door de markt te verzadigen met producten die gemaakt zijn om mooie foto's en veel 'vind-ik-leuks' te verkrijgen, ten koste van kleding gemaakt om te dragen."

bron: http://weekend.knack.be/lifestyle/mode/mode-is-dood-trendwatcher-lidewij-edelkoort-lanceert-anti-fashion-manifest/article-normal-536209.html

En hoe staat het met de consumenten? Lidewij Edelkoort denkt dat de nieuwe generaties geen behoefte meer aan zullen hebben om in hun eentje een volledige exponentiële garderobe te bezitten. Ze citeert het voorbeeld van twee jonge Chinese vrouwen die niet genoeg geld hadden om beiden het ultieme zwarte droomjurkje te kopen en zonder aarzelen besloten om er dan dus samen één te kopen. Ook prijst ze projecten aan zoals de ’habibliothèque’, de kledingbibliotheek in Parijs die de mogelijkheid biedt om designerkleding te lenen tegen toegankelijke prijzen. Conclusie: "de kledingstukken zullen het antwoord zijn op het ontregelde fashion systeem. Een trend analyseren en conceptualiseren zal niet meer van belang zijn, tenzij men het doet vanuit een antropologisch en humanistisch oogpunt, tenzij men terugkeert naar de basisbeginselen van het ‘modevak’ met zijn nobele belangstelling voor stof en ‘snit’ zoals we zagen vóórdat de prêt-à-porter - de confectie - uitgevonden werd."

"Daarom zal ik het in de trendpresentatie van dit seizoen en in al mijn volgende presentaties niet meer hebben over mode – een concept dat geen reden meer heeft tot bestaan – maar over het kledingstuk."



-Dress for Success, met gepaste kleding succesvol solliciteren

Veel mensen zijn actief op zoek naar een betaalde baan, die bij hen past. Maar voor iemand met een uitkering of een minimum inkomen valt het niet mee zich voor een sollicitatiegesprek representatief te kleden. Hierdoor wordt de kans op ‘een goede eerste indruk’ gemist en gaat de baan naar een ander. Dress for Success is er juist voor deze mensen.

Gratis advies en kleding Dress for Success is een vrijwilligersorganisatie die werkzoekenden aan kleding helpt, die past bij de functie waarop ze solliciteren. De kleding in de 10 winkels is afkomstig van donaties uit het bedrijfsleven en van particulieren. Omdat wij geen winstdoelstelling hebben, worden alle adviezen en alle kleding gratis verstrekt.

Sneller dan gedacht een leuke baan In de praktijk blijkt onze aanpak voor veel mensen een uitkomst. Klanten vertellen dat ze door de adviezen en de kleding van Dress for Success met meer zelfvertrouwen solliciteren en hierdoor sneller dan ze dachten een leuke baan vonden.

Over Dress for Success in Nederland

In 2001 startte Dress for Success met een simpel kledingrek in een wijkcentrum in Rotterdam. Vrouwen met een uitkering kregen hier gratis representatieve kleding voor een sollicitatiegesprek. Al snel blijkt dat Dress for Success in een grote behoefte voorziet en wordt in Rotterdam de eerste echte winkel geopend.

Snel groeiende vrijwilligersorganisatie Inmiddels is Dress for Success uitgegroeid tot een succesvolle vrijwilligersorganisatie met 10 winkels in Nederland. Iedere winkel werkt volgens onze ‘Dress Code’ en wordt gerund door gemotiveerde vrijwilligers. Zij krijgen professionele ondersteuning van een coördinator van Dress for Success.

Solidariteit tussen werkenden en werkzoekenden In onze werkwijze is solidariteit tussen mensen belangrijk. Werkende mensen geven via Dress for Success kleding aan mensen met een uitkering of een minimum inkomen. Zo kunnen zij goed gekleed solliciteren. Wij hebben geen winstdoelstelling, daardoor worden de adviezen van onze vrijwilligers en alle kleding gratis verstrekt.

Een aanpak die werkt In veel gemeenten is Dress for Success een gewaardeerde positieve schakel in de keten, die leidt naar re-integratie op de arbeidsmarkt. Dress for Success heeft zelfs diverse prijzen voor haar werkzaamheden ontvangen. Maar de mooiste beloning is en blijft het zelfvertrouwen waarmee onze klanten in gepaste kleding de deur uitlopen!


L’Habibliothèque is a new concept allowing you to borrow clothes, handbags and jewelry from creators at accessible prices via subscription. The three authors of this project, Anahi, Alizé, and Aurélie, are three young, talented and like-minded sisters who have a goal of breathing new life into the shopping experience for consumers. Their service, likewise, allows you to discover twenty-four cutting-edge brands: Cacharel, POE, NC2, Laurence Doblige, Gat Rimon… From all around the world, the sisters have scavenged what will no doubt be your future favorite brands to present to you original creations right when they’re in style. So let’s say the shopping experience went well and you have fallen in love with an item or two. Don’t panic! The girls have worked out how to make it possible to buy your must-have items with a mark-down of 15%, which is good news for any shopping addict. In order to join this new community of liberated, guilt-free women who have made amends with their wallets, the solution is easy. Choose from among three forms of subscription: • ONE MONTH OF SUBSCRIPTION FOR €50 • SIX MONTHS OF SUBSCRIPTION FOR €40 A MONTH • TWELVE MONTHS OF SUBSCRIPTION FOR €30 A MONTH

  1. Ik vind wat Lidewij noemde over de twee chinese vrouwen die niet genoeg geld hadden samen 1 jurk aanschafte heel erg interessant. Je hebt bepaalde jurken niet iedere dag nodig in je kast. Je zou zo'n jurk kunnen delen met wel meerdere vrouwen.

Tweedehands is volgens velen vies, maar zo'n concept als L’Habibliothèque word dan wel gewaardeerd omdat het dure merkkleding is. Dat is ook kleding wat is gedragen en daarna gewassen?


movie: The Dress is a tale filled with sex, violence, comedy and drama as it follows the life of a dress. Conceived under a cloud of frustration and despair, the dress serves as the hub in a great wheel of misfortune in an extraordinary sequence of events that envelopes both the dress and those fatefully drawn into its universe. An aloof artist, a virginal school girl, an unfulfilled maid, a lowly train conductor and a broken business executive, all become involuntary players in a macabre game of tag. No one who comes in contact with the dress can escape its dramatic, shocking and hilarious consequences. - Written by Attitude Films


Worn Stories

In my sock drawer, I’ve got a pair of peach socks that my mom bought me in sixth grade. I sported them during my first concert – Milli Vanilli. Every day I wear a ring that was my grandmother’s. She used to slip it off her finger when we would bake together. And the black Doc Martens I wore as an angsty teen are now front and center in my closet.

I’m not overly sentimental. Nor am I a hoarder. I just feel a strong connection to the memories that accompany clothing. Which is why I started Worn Stories.

A little bit more about me: Currently, I am the creator and writer of Threaded, the Smithsonian’s only fashion history blog. For six years, I was the Executive Director of Shop Well with You, a New York-based national not-for-profit organization I founded which helps women with cancer improve their body-image and quality of life by using their clothing as a wellness tool. Since 2007, I have collected stories about clothing and memory from eBay posts for a website I curate, Sentimental Value. I’ve also hosted creative writing workshops at Philadelphia’s Institute of Contemporary Art and The First Person Arts Festival using clothing as a trigger for personal narratives. Emily Spivack


  1. Wanneer ik denk aan worn stories denk ik aan ouderen en hun kleding.

Ouderen hebben een standvastigheid in hun kleding en gewoontes.

Zelf ben ik veel bezig in mijn werk om te spelen met de breekbare lijn tussen vroeger en nu. Want wat is van nu en wat is van toen? Men is veelal geïnspireerd door de geschiedenis, of het nu is qua muziek, cultuur, kleding, meubels, architectuur, fotografie en zoveel meer. Ouderen zijn altijd onze voorbeelden geweest. Hun wijsheid.

Ik was geïnspireerd door de blog Advanced style die laat zien hoe creatieve ouderen denken en hoe graag ze hun eigen stijl willen behouden. Het blog is opgezet om dialoog te creëren over ouder worden en een positief beeld neer te zetten van het proces van het ouder worden. Of Bill Cunningham een fotograaf rond de 85 die in new york rond rijd op zijn fietsje en analoge streetstyle foto’s maakt voor the NY times. Hij is een van de grondleggers van streetstyle fotografie en die nogsteeds op dezelfde manier werkt, met dezelfde soort kleding aan en de zelfde manier van zijn werk archiveren. Dit vind ik zo mooi aan veel ouderen dat die zo veel hebben meegemaakt en denk ik daarom heel standvastig zijn en bij hun werkwijze en kledingstyle en principes blijven. Die standvastigheid in hun eigenheid vind ik prachtig. Wij als jongeren zoeken naar deze standvastigheid in ons zijn die blijkbaar pas komt zodra we die bepaalde leeftijd hebben bereikt. Dit hoeft niet altijd een geweldige style te zijn. Maar het valt me wel op dat ouderen vaak hetzelfde dragen voor een lange tijd. Timeless peaces. De kledingstukken waar de "vintage trend meisjes" nu zo veel naar opzoek zijn.

vergrijzing die fam willen kleding kwijt. Oude mensen houden niet van verspillen.

ontzettend veel oude mensen en de mensen worden ook steeds ouder door de medische voorzieningen. Langer thuis blijven heel veel geregeld thuiszorg, mantelzorg, vrijwilligers etc. Hoe ouder hoe minder mobiel. Niet alle mensen hebben de mogelijkheid via internet dingen te regelen. Door slechte sociale voorzieningen moeten oudere steeds meer betalen, als je slecht pensioen hebt moet je. Die mensen willen er toch verzorgd uit zien.

Familieleden zitten op internet, die aanspreken via internet.

verleden met het kledingstuk. Mensen kochten vroeger niet elke maand iets. http://www.bbc.com/news/magazine-19662980

minor: Alleen een fragiel gedeelte van een beweging is wat overblijft nadat je de organische vormen van het lichaam weg haalt. Phases of motion is een representatie van beweging waarin de verschillen tussen 2D en 3D onrelevant worden.

Het belang van kleding. Nieuwe kleding?

Het hergebruiken van kleding, goed voor het milieu

materiale in de tweedehandswinkels van betere kwaliteit.

de manieren van het gebruiken van een kledingstuk vastleggen, het pad afgaan, de eigenaars opzoeken, loopt degene die de jas nu draagt hetzelfde, ziet het huis er hetzelfde uit, heeft diegene dezelfde style.

Namen in de labels refereren naar de vorige gebruikers bijv. die opzoeken?

poses handelswijze houdingen bewegingen die een kledingstuk kunnen uitlokken?

wanneer een kledingstuk iemand uit zijn comfortzone haalt. Lichaamstaal, de moeilijkheden van je goed voelen in je kleding. awkwardness modellen en settings als stillevens benaderen.

Men is nu erg geïnteresseerd in de gespecialiseerde winkels. Iemand die precies weet waar hij over praat. Kleding die bijna persoonlijk gemaakt voelt voor diegene. Het gevoel dat we speciaal zijn door de spullen waar we ons mee omringen.





Short History of Ready-Made Clothing

Before the American Civil War, ready-made (also called ready-to-wear) apparel existed but its variety was limited. Mainly coats and jackets (known as outerwear) and undergarments were purchased using predetermined sizes. Most clothing was made by tailors or by individuals or their family members at home.

The Civil War was a pivotal event in the historical development of men's ready-made clothing. At the outset of the Civil War, most uniforms were custom-made in workers' homes under government contract. As the war continued, however, manufacturers started to build factories that could quickly and efficiently meet the growing demands of the military. Mass production of uniforms necessitated the development of standard sizes. Measurements taken of the soldiers revealed that certain sets of measurements tended to recur with predictable regularity. After the war, these military measurements were used to create the first commercial sizing scales for men.

The mass production of women's clothing developed more slowly. Women's outfits generally continued to be custom-made well into the 1920s. In that decade, factors such as the development of industrial production techniques, the rise of the advertising industry, the growth of an urban professional class, and the development of national markets accessed through chain stores and mail order catalogs, contributed to the success of the women's ready-made apparel industry. Ready-made articles of clothing were portrayed as modern and fashionable during a time when the new consumer industries were rapidly redefining the way Americans viewed mass-manufactured goods. Instead of seeing the purchase of mass-produced clothing as entailing a loss of individuality, American women began to accept the pieces of ready-made merchandise as convenient, affordable, and up-to-date fashion items that could be replaced easily as styles changed.


description Chart that compares costs of homemade clothing, clothing made by dressmaker, and ready-made clothing. Mary Schenck Woolman, Clothing: Choice, Care, Cost (Philadelphia, London, etc.: J.B. Lippincott, 1920).

However, the new ready-made clothing often fit poorly. Each manufacturer created its own unique and sometimes arbitrary sizing system based on inaccurate body data or no body data at all. Garments of widely different dimensions were frequently labeled the same size by different manufacturers. This situation resulted in additional costs for alterations and large volumes of returned merchandise. This, in turn, increased costs for the consumer of ready-to-wear clothing.

In 1937, the U.S. Department of Agriculture prepared to conduct a study of women's body measurements for the purpose of creating a sizing system which the entire industry could follow.



confectie kleding Het begrip stond al bij de Romeinen bekend als confectio. De confectie-industrie bestond in die tijd waarschijnlijk uit het vervaardigen van militaire uniformen.

De vervaardiging van kleding is eeuwenlang voorbehouden geweest aan kleermakers en huisnaaisters. Omstreeks 1800 ontstond in Europa een levendige handel in tweedehands kleding, die ertoe leidde dat speciaal daarvoor kleding werd vervaardigd. Ook kochten marskramers bij kleermakers restanten kleding op die niet afgehaald was door de besteller. Deze kleding was in eerste instantie dus wel op maat gemaakt, maar werd door de marskramers als confectie aan de deuren verkocht. Later gingen de marskramers ook kleding in algemene maten bestellen. In diezelfde periode ging men ook kleding op voorhand maken voor bijvoorbeeld scheepsbemanningen, die te kort aan wal waren om hun kleding aangemeten afgewerkt te krijgen. Deze gang van zaken staat in direct verband met de ontwikkeling van de naaimachine.

(Een marskramer is een (van het Middelnederlandse merse (koopwaar) en het Middelnederlandse kraemer (koopman) is een verkoper van kleine artikelen, die hij in een rugkorf of mars vervoert en waarmee hij platteland en steden afreist om zijn waar op markten en kermissen en van huis tot huis te verkopen.)

Eerste kleding (18.000 voor Christus - 500 voor Christus) Er zijn mooie plaatjes te vinden van Eva die angstvallig haar handen voor haar borsten houdt, en Adam die er een vijgeblaadje voor heeft geplakt. We weten niet hoe de kleding is begonnen. Waarschijnlijk hadden mensen het gewoon koud buiten en moesten ze dus wel iets aantrekken. En als ze dat dan tóch deden, kon het er misschien maar meteen zo mooi mogelijk uitzien. Vondsten van meer dan 23.000 jaar geleden laten zien dat mensen toendertijd kleding droegen van dierenhuiden. Die dierenhuiden werden dan versierd met kralen en schelpen. Ook is er ooit een gewei gevonden dat ze in die tijd als hoofdtooi gebruikten, mogelijk gedragen door een jager. Dit alles wijst er op dat het al een zeer oud gebruik is om in bepaald werk of functie speciale kleding te dragen. De eerste beschaafde volkeren waarvan iets bekend is over hun kleding zijn de Sumeriërs en de oude Egyptenaren. Moeilijk is te zeggen hoe de gewone mensen gekleed waren. De kunst van de Sumeriërs als ook die van de Babyloniërs en de Assyriërs toont voornamelijk koningen en hun legers. Van de oude Egyptenaren is veel bekend, omdat zij alledaagse taferelen schilderden op de muren van hun graven. Gedurende een periode van meer dan 3000 jaar bleef hun stijl van kleding nagenoeg hetzelfde. Typisch alledaagse gewaden waren gemaakt van half transparant linnen, om het middel vastgeknoopt. Arbeiders droegen slechts een lendendoek, werkende vrouwen een eenvoudige rechte jurk. Dit in tegenstelling tot de rijke Egyptenaren; zij droegen pruiken en sieraden en waren opgemaakt. Schitterende kronen waren voorbehouden aan koningen en koninginnen.

De klassieke oudheid Fel gekleurde stoffen, lappen om het lichaam gedrapeerd, zware versieringen. Het zijn allemaal kenmerken van de kleding uit deze tijd. Hoewel het al heel lang geleden is, waren mensen toen al bezig met er mooi uit te zien. Ijdelheid is iets in de mens dat er altijd geweest lijkt te zijn. Zo heb je de oude Grieken. De Grieken varieerden met verschillende variaties van een basistuniek. Dat is een soort lap die op een speciale manier om het lichaam werd geslagen. Deze lap stof werd dan vastgemaakt met spelden op één of beide schouders. Om de middel werd nog een gordel gedaan waardoor het meer leek alsof je een blouse en een rok aanhad. De stof die werd gebruikt was aanvankelijk wol maar uiteindelijk gebruikten ze vele verschillende soorten fijne linnen. Alleen de rijken konden zich sandalen veroorloven. De rest liep op blote voeten, ook binnen, sokken kenden ze in die tijd niet. Buiten droeg men een soort van mantels. De Romeinen waren een rijk volk en konden zich dus behoorlijk wat veroorloven. Zo droegen de Romeinen zijde uit het Oosten en linnen uit India. In prachtige kleuren en versierd met edelstenen en goud. Het moet er allemaal indrukwekkend uit hebben gezien. Ook toen Rome in 476 na Christus over werd genomen door de Barbaren bleef de kledij min of meer hetzelfde. Maar ook hier werden de stoffen om het lichaam gehangen. Ook in Egypte werden lappen om het lichaam gehangen maar hier droegen ze ook rokjes en blousen afgezet met stroken. Apart is dat hier zowel mannen als vrouwen hun middel met een snoer zo dun mogelijk De Veertiende en de Vijftiende eeuw zou je min of meer het begin van de mode zoals wij die nu kennen kunnen noemen. Daarvoor verschilde de kleren van de ene generatie nauwelijhks van die van de generatie daarvoor. De kleding van de boeren was al eeuwen grof en stevig, die van de vorsten en edelen waren altijd verfijnd. Maar nu onstond er bij een nieuwe generatie het verlangen om zich te onderscheiden. De opkomst van de burgerij hield in dat men niet langer onder wilde doen tegenover hun heersers.

Kleding door de eeuwen heen De Veertiende en de Vijftiende eeuw zou je min of meer het begin van de mode zoals wij die nu kennen kunnen noemen. Daarvoor verschilde de kleren van de ene generatie nauwelijhks van die van de generatie daarvoor. De kleding van de boeren was al eeuwen grof en stevig, die van de vorsten en edelen waren altijd verfijnd. Maar nu onstond er bij een nieuwe generatie het verlangen om zich te onderscheiden. De opkomst van de burgerij hield in dat men niet langer onder wilde doen tegenover hun heersers. Stijlen van schoenen, hoofddeksel en kleding veranderenden toen mensen hun uiterlijk gingen gebruiken om te laten zien wat ze zich financieel konden veroorloven. Zo ontstond er zelfs de neiging om er volledig extravagant en uitbundig uit te willen zien, zelfs in de klassen die niet behoorden tot de adel of tot de koninklijken. De reactie daarop was dat er in wetten werd vastgelegd wat iedereen precies mocht dragen en wat niet. Zijde en fijn bont, dat was alleen voor de adelen probeerde te maken. Je zou dit de eerste korsetten kunnen noemen.

17de eeuw (1600 - 1700) Alles wat uit Frankrijk kwam was in de 17e eeuw in de mode. Daar heerste Lodewijk de XIVde en hield er een zeer luxueus en uitermate modegevoelig hof op na. Iedereen wilde er uitzien zoals Lodewijk en zijn gevolg. Alleen in Nederland wijkten we nogal af. Hier bleven we de fraise - een soort van kraag, die eruitziet als een slagroomcirkel - dragen, al werd hij wel steeds groter. Uiteindelijk had hij het formaat van een flink karrewiel. De mode heeft altijd veel invloed gekend van de manier waarop kleren gebruikt werden. Zo was dit de eeuw waarin paardrijden belangrijk was, en daarmee kwamen vooral laarzen, sporen en vederhoeden in de mode. Die werden niet alleen gedragen tijdens het paardrijden, maar ook gewoon binnen. De kleding voor vrouwen veranderde weinig in deze eeuw. De modellen werden strakker en stijver en zat het bolle gedeelte van de rok achter vanaf 1680. In de jaren zestig van de 17de eeuw zagen de mannen er meer uit als de vrouwen. Ze droegen broekrokken met sierlinten en pijpen die zo wijd waren dat het net rokken leken. Mensen stapten regelmatig met beide benen in een pijp. Dat kon ook makkelijk!

Reformkleding (1880 tot 1920) De 19e eeuwse damesmode moet niet gezond zijn geweest. Ondanks de vele waarschuwingen van dokters voor beknelde inwendige organen bleven vrouwen korsetten dragen. Deze korsetten zorgden voor een zogenaamd nog vrouwelijker lichaam maar de ribben werden naar binnen geduwd en het was dus eigenlijk levensgevaarlijk. Later kwam er nog een korset waarvan de mensen dachten dat het gezonder zou zijn aangezien de voorkant helemaal recht was en er dus geen druk op je buik stond. Het tegenovergestelde was waar want hierdoor moest je rug twee keer zoveel druk verwerken. Het Russische ballet maakt hier een einde aan. Dit ballet trad op in Parijs. En hierdoor kwamen de Oosterse stijlen erg in de mode. Dit betekende dat soepelere jurken en tulbanden in de mode kwamen en afgesnoerde lichaampjes uit raakten. Toch was er ook nu weer een probleem. De rokken waren aan de onderkant zo nauw dat vrouwen hun benen bij elkaar bonden met een soort van elastiek zodat ze niet al te grote passen zouden nemen. Het einde van dit zou de Eerste Wereldoorlog zijn van 1914 tot 1918. Vrouwen gingen mannenwerk doen omdat de mannen aan het front zaten. Daarom moesten de vrouwen wel praktischere kleding aan.

Interbellum (1920 tot 1939) Het Interbellum speelt zich af tussen de twee wereldoorlogen. In deze tijd kwam meer comfortabele kleding in de mode. Door de oorlog was veel veranderd. Vrouwen mochten nu zelf kiezen of ze huisvrouw wilden worden of dat ze wilden werken. Veel kozen voor het laatste. Deze soepele damesmode zou worden opgevolgd door meer jongensachtige kleding. Vrouwen kochten bh's die hun borsten plat drukten, ze knipten hun haar kort en de rokken kwamen uiteindelijk schokkend hoog voor die tijd, namelijk net boven de knie. Hierna kwam de meer sluike mode in opgang. Hier bleek wel dat Hollywood een groot voorbeeld was voor vele mensen. Vrouwen droegen lange jurken waardoor ze lang en dun leken. Ook gingen veel mensen badkledij dragen. Daarmee bedoelen we badpakken. Zowel mannen als vrouwen droegen in die tijd een badpak. Ook voor de minder draagkrachtigen is - wat kleding betreft - het Interbellum een goede periode geweest. Voor deze tijd was het moeilijk voor hen om aan modieuze kleding te komen aangezien je je kleding op maat moest bestellen. In het Interbellum ontstond massaproductie van kleding. Dat betekent dat je niet rijk hoefde te zijn om met de mode mee te doen.

Na de oorlog (1940 tot 1980) Veel producten waren vanzelfsprekend nauwelijks verkrijgbaar in de Tweede Wereldoorlog, zo ook kleding. Veel fabrieken in landen waar geen oorlog was konden de oorlogslanden niet bereiken. En fabrieken in de oorlogslanden waren veranderd in wapenfabrieken. Maar de ijdelheid van de mens hield stand en na de oorlog snakte iedereen dan ook naar mooie kleren. Hier was de bekende Franse ontwerper Christian Dior de trendsetter. Hij zorgde voor een geheel 'nieuwe stijl'. Alle vrouwen wilden iets van hem hebben ook al noemden de critici zijn stijl 'belachelijk'. Lange tijd bleven zijn lange modellen met wespentailles in. In deze tijd gebeurde het vaak dat meerdere mensen in één gezin geld verdienden. Ook tieners. Daardoor ging men veel meer kijken naar de verschillende soorten consumenten. Voor het eerst ontstond er een tienermode. Kleren werden "normaler". Ze waren meer gemaakt op wat een persoon allemaal doet. Ze zaten comfortabeler. Eindelijk droegen vrouwen ook lange broeken en werd het ook gerespecteerd. Je hoefde niet meer speciaal een hoed of een ketting te dragen. En er waren veel verschillende richtingen in de mode, afgesteld op groeperingen, met ieders eigen smaak voor muziek wat erg bijdroeg aan wat ze droegen. Vooral het Woodstock Festival aan het einde van de jaren zestig maakte in dat opzicht veel los. Mensen wilden net zo vrij zijn als de hippies in de film die van dat muziekfestival was gemaakt, en droegen daarom ook de kleren die ze er hadden gezien.

JAREN '40 KLEDING De jaren '40 was door de Tweede Wereldoorlog geen geweldig decennium voor mode. Er ontstond grote schaarste op het gebied van grondstoffen, waardoor vroege jaren '40 kleding vooral gekenmerkt werd door hergebruik. Na de oorlog kwam Dior met de luxe New Look die de toon zal zetten voor vele jaren.

jaren '40 kleding Valentino

jaren '40 kleding - 1940-1945: De oorlog Tijdens de oorlog ontstond er een grote schaarste aan materialen als katoen en leer. De overheid en het leger hadden zoveel mogelijk stof nodig, dus moest de modeindustrie incasseren. Door het tekort aan grondstoffen werd en een nieuwe stijl voor vrouwen ontworpen: zwarte mantelpakjes met korte, rechte rokjes en korte jasjes. Herenkostuums werden omgenaaid tot pakjes voor vrouwen, en kinderkleding werd gemaakt van vrouwenkleding.

In 1940 werden nylon kousen geïntroduceerd. Dit was een verbetering op de rayon kousen uit de jaren '20, omdat nylon elastischer is en beter bleef zitten. In 1943 verdwenen ze echter weer van de markt, omdat alle nylon nodig was om producten voor het leger te maken.

Avondjurken waren strak en eenvoudig, in tegenstelling tot de übervrouwelijke glamour van het vorige decennium. Het werd als onbeleefd gezien om rijkdom te showen in tijden van armoede.

jaren '40 kleding 1945-1950: Na de oorlog Omdat de Duitsers tijdens de oorlog beslag hadden gelegd op bijna alle grote modemerken, werd Berlijn tijdens de oorlog de modehoofdstad van Europa. Na de oorlog wist Parijs die titel terug te winnen door Christian Dior's New Look.

De New Look greep terug naar het begin van de twintigste eeuw: een supervrouwelijk silhouette met wespentaille, volle boezem en extreem wijde rokken. Het bood vrouwelijkheid en luxe na een lange tijd van sobere, mannelijke mode. Dior gebruikte ongelofelijk veel stof in zijn creaties, en waren daarom in de arme tijd na de oorlog erg bekritiseerd. Daarnaast waren zijn ontwerpen voor niemand te betalen. Toch werd de look volop nagemaakt met goedkopere stoffen en was een ware trend die velen jaren aanhield, vooral gedurende de jaren '50.



aantekeningen:

uitzoeken etiketten wanneer ontwikkeld?


Gekozen voor 1940/1950 aangezien in 1940 de massaproductie tijdens de oorlog stil stond voor de consument en alleen gericht was op het produceren van materialen voor het leger. De mens deed toen veel aan hergebruiken. vanaf 1945 werd de massaproductie weer op de consument gericht en er werden vele kopieën gemaakt van grote ontwerpen iets wat nu nog veel gebeurt waardoor echte mode verdwijnt.

Na de Tweede Wereldoorlog kwam de confectiekleding tot bloei. Vrouwen werkten steeds vaker buitenshuis en lieten het handwerk meer en meer voor wat het was. Vandaag tekent zich echter een sterke reactie af tegen de massaproductie van kleding, die vaak van mindere kwaliteit is.

Ontstaan van jeugdcultuur vanaf jaren ’50 als apart gebied (generatiekloof); subculturen met verschillende levensbeschouwingen, kleding en gedrag. Iets wat nu ook heel erg belangrijk is.


Kleding van de oma van toen opnieuw maken en op de oma's van nu fotograferen op de oma nu. herbeleven van de jeugd.

Feedback Tim 16 maart

onderzoekers en wetenschappers onderzoeken die zich met dit onderwerp bezig houden. Denken aan welke afkomst (qua geld) Welke bejaarden bezoeken? (trends komen altijd terug probeer het daar niet op te gooien?)

opzoek naar oma's en kleindochters van 20/25? combinatie, het dialoog zoeken.


Londen:

Imperial War Museum: How fashion survived WW2 rationing Make do and mend group. Samen met vriendinnen zelf kleding maken. bruidsjurk delen met 15 andere. (dingen die nu ook gedaan worden) 1945 25 coupons per moest je het hele jaar gebruiken. Een jurk koste al de helft. Zelfs de koningin moest coupons sparen. gerecyclede kleding voor een bruiloft. opgerolde pijpen waren verboden.

http://www.telegraph.co.uk/history/world-war-two/11381542/Imperial-War-Museum-Fashion-on-the-ration.html

Feedback Deanna 19 maart

Clubjes, verenigingen zoeken. Maak het gerichter. afspraak curator verzetsmuseum. welke amterialen toen gebruik catalagus. meer specificeren. Wie is er nu mee bezig? currator textielmuzseum voor nu! techniek waar ik naar opzoek ben echt omschrijven. hergebruik, wat word er nu dan hergebruikt. maak het concreet, wie doet het waarom waar maken ze gebruik van wat worden er gemaakt? uitgangspunten vroeger en nu vergelijken! overzicht documenteren. archief!!

Vroeger huishoudschool forums van mensen die daarop hebben gezeten. Scholen die opleiden tot coupeuse. denk aan klederdracht. Relatie met nu coupeuse die de techniek beheerst toen nu weer behoefte aan. Massaproductie heeft vaste maten lichamen nu veranderd, behoefte aan een goede pasvorm? bh documentaire 1,2,3 Belgisch bedrijf. doorpas. Zelf de vraag stellen waarom hergebruik?. textuur en pasvorm? Textuur en materialen?



/ Master Design // OPEN LECTURE 03 // Identity, Visual Culture and Design // door Nana Adusei-Poku //

19 maart, start 18.45 uur Lokatie: Willem de Kooning Academie Wijnhaven 61, Grote collegezaal

What kind of role plays identity in Design processes, apart from the demands of the consumer? In which way does your own identity as a designer affect your authorship, your ways of looking and your approach to cultural production / design? And how is identity constructed? On the basis of these questions, the lecture will explore the notion of Visual Representation as one of the key sites through which identities are not only framed but also affirmed and sometimes questioned. We will explore various identity related categories such as Gender, Sexuality, Race, Age and the notion of intersectionality through various media. Nana Adusei-Poku is research professor Cultural Diversity, Creating 010 at the Hogeschool Rotterdam

cyrus kabiru C-stunner series 2012. how do you look at the world? what influences the way how we look at the world, education, experience, gender, cultural context. They form the way how we precief the world.

Stuart Hall founder of the birmingham school of studies before high and low culture. High culture. like Bach and Pop music now.

spooky black-without you. 15 year old boy who dresses like 1990 rap culture in his video

Michel Foucault in the order of things an archaeology of human science.

the idea of essence of yourself is not real.

gender- Judith Butler

mad man- binary oppositions but equal? Nancy burson -human race machine 2000


By Borre

De mode industrie in zijn huidige vorm is een wereld waarin Akkersdijk naar eigen zeggen wel deelneemt, maar toch op zijn eigen eilandje zit. “Het productieproces wordt in de mode vaak niet als iets belangrijks beschouwd. Het gaat de meesten om de omzet. Zoveel mogelijk kleding verkopen op een zo goedkoop mogelijke manier. En dat is de andere kant van de modewereld.”

Hoe bedoel je? “Je hebt de H&M en de Zara die de kleding verkopen die iedereen aan heeft. En dan heb je de kleine markt van ontwerpers die ontwikkelingen stimuleren en doorgeven aan een nieuwe generatie. Er kijken wel veel mensen naar, maar het is natuurlijk niet het leven dat veel mensen leven als je realistisch bent.” Hoe belangrijk is het voor jou om iets te doen wat nog nooit iemand heeft gedaan? “Niet. Het is heel lastig om überhaupt iets nieuws te doen omdat er al zoveel gedaan is. Tegenwoordig is het meer regel dan uitzondering om van iets ‘ouds’ iets nieuws te maken door het op een andere manier vorm te geven of het te laten ontstaan. En dat moet je doen door dicht bij jezelf te blijven en het pad te volgen waar jij in gelooft. En ik geloof heilig in textielontwikkeling.”

Kledingstukken maken met vullingen en patronen, dat zijn echt kenmerken van ByBorre.Het komt officieel uit de matrasindustrie. Een fabriek genaamd ‘Innofa’ die doet dit voor interieur. In 2009 kwam ik daar een keer en dacht ik echt van wow! Ik zag allemaal best wel simpele stoffen waar de vulling uit kwam als je er in knipte. Toen dacht ik bij mezelf daar zou ik best wel graag kleding van willen maken. Dus ik vroeg aan hen of je die patronen en de repetering ervan kon aanpassen. Dat was allemaal mogelijk want het was allemaal grafisch dus je kon het gewoon invoeren met wat je wil. Toen heb ik eigenlijk binnen 1,5 week m’n eerste jas gemaakt. Daarna had ik met ze afgesproken om nog 3 jasjes te maken die ik zou gebruiken voor mijn afstuderen.


Forties subculture: Zazou


From mid- June 1940, until its liberation by the Allied forces in 1944, Paris was under German occupation. With little possibilities of expressing their anger and disgust for their Fascist invaders, Parisians turned to a very visual way of showing their feelings: style.

While women’s hats were defiantly patriotic in their use of colour and size, it was a youth subculture, the Zazous, who – much like the Swingjugend in Germany – combined their love of jazz with an outlandish mode of dress aimed at defying Nazi ideologies.

Inspired by the zoot suits worn by American swing musicians, the Zazous who emerged in 1941 wore long, over-sized jackets in bold, brightly-coloured check patterns, lumber-jack style, combined with zoot-trousers that were tailored to the ankle but huge above the knee, showing off their white, or colourful socks. This was not only a public two fingers up at clothes rationing but a gesture of solidarity with America, and more over black American swing culture, a musical style the Nazis saw as ‘Jewish’, ‘negro’ and therefore ‘degenerate’.

Christian Dior remembered how the Zazous “…floated through Paris like revolutionary banners” alluding to typically British fashion by carrying umbrellas and wearing high, starched collars.

On observing Zazous at the Cafe de Flore, Simone de Beauvoir noted that their”…Anglophile…attitude did stand for a kind of opposition to the regime.”

Zazou girls, like their male counterparts, dressed in provocative, American-inspired styles. They would pair their short, full skirts, ankle socks and brothel creeper type shoes with big, curled hair and bright red lipstick, a million miles from the wholesome, natural image propagated by the Nazis.

The Zazous would hang out on the terrace of the Pam Pam cafe on the Champs-Élysées and the Boul’Mich, the Boulevard Saint-Michel near the Sorbonne as well as the cellar clubs of Dupont-Latin or the Capoulade in the Latin Quarter.

With their name inspired by a line in a song – Zah Zuh Zah – by Cab Calloway, the Zazous would dance their nights away to swing, yet their subculture was more than just hedonistic fun and their attitude went beyond flippant defiance. Some went on to join the militant Resistance movement that was growing in France, others, in solidarity with French Jews, would start wearing the yellow star with ‘Zazou’ or ‘Swing’ written on it.

By 1942 the Vichy regime realised that the Zazous were threatening their own envisaged nationalist youth image, and soon round-ups began in bars and Zazous were beaten on the street. They became the natural enemy of the fascist youth organisation, Jeunesse Populaire Française, who coined the slogan “Scalp the Zazous!”. Squads of young JPF fascists armed with hairclippers attacked Zazous and some were arrested and sent to the countryside to work on the harvest.

However, the Zazous continued to flourish underground until the end of the occupation, one of the Forties’ most fascinating subcultures.


Post-War influence on women’s fashion in the 1940s


Even though the war finally ended in 1945, everything did not immediately return back to normal in the United States so “Patience was important in the post-war world, [as it] still looked very much like the wartime world.” (Walford). As a result, “Wartime debt and post-war inflation were of great concern. The largest problem was convincing civilians to accept rationing for several more years.” (Walford). In the meantime “While the full effects of the freeing of materials would not be seen until spring 1948, American fashions could now be designed as full and frilly as women wanted.” (Walford). Thus in 1947 when the “clothing restrictions ended” (Lindop), many fashionable traits made a comeback. Once again, the nylon stockings became very trendy and sales “skyrocketed” (Lindop). “There wasn’t a fashionable woman alive who couldn’t wait to jump into the latest pair.” (“1940’s Fashion – Womens Dress Style after the War.”, Glamour Daze).



Also, color came back into fashion so drab colors were replaced with “shocking feminine primary colors” (“1940’s Fashion – Women’s Dress Style after the War.”, Glamour Daze). More fabrics were utilized that used to be scarce such as “linen, cotton, wool, silk.”(“1940’s Fashion – Women’s Dress Style after the War.”, Glamour Daze). and rayon were popular choices. As for shoes, women still wore wedge heels “but now with shallower wedges.” (“1940’s Fashion – Womens Dress Style after the War.”, Glamour Daze). New styles appeared that consisted of “more delicate, high-heeled court shoes, or shoes finely strapped round the ankles” With many more other fashionable items soon to be on their way, there was a positive increase in the recovery and advancement of the fashion industry in the United States. In the long run, “the war actually stimulated the economy” (Nelson) after all those years of saving up and rationing. People had begun to realize that they had no restrictions as to what they could do and it was a time of celebration once the war ended. Once again, the silhouette changed from the masculine outline during the military time back to having a more feminine look. In addition, some of the styles of women’s fashion also became more lavish and feminine. The “rounded shoulders, long spreading skirts, V-necks, narrow waistlines, flouncy hats, high heels, and bright colors.” (Lindop) all became the main characteristics of the womanly figure of the silhouette.Some of the skirt hemlines “hung just below the calves.” (The University of Vermont) which is an alteration to the hemline that appeared during the war.This essentially became known as the designer Christian Dior’s New Look which began in February 1947. It was said that “the clothes had ‘such a new look’” (Walford) and this phrase was repeated so much that everyone knew his style by this name.


What was so different about Dior’s look was “in its abundance – the excessive use of luxurious fabrics and time-intensive labor. The overly female form that he presented was created through the use of padded hips and bust lines.” (Walford). One of his collections called ‘Corolla’ was “based on the figure eight [and became] the epitome of what the fashion media would dub the ‘New Look’. In reality, Dior’s silhouette was far from new. The style was heavily influenced by fashions of the mid-1910s and before.” (Walford). Although the look did get a lot of positive reactions from the public, there were also negative ones such as “There were objections to the cost, and to the extravagant use of materials, which would render existing knee-length wardrobes unfashionable within months.” (Walford). Also, “initial buyers found the style cumbersome for daily use. In the United States, many women craved post-war luxury but still required clothing suitable for life at home and work.” (Walford).The New Look was definitely the major change in the late 1940s that occurred in women’s fashion as it changed from a simple, unfeminine, utilitarian look to a “soft, feminine and decidedly romantic image.” (“1940’s Fashion – Women’s Dress Style after the War.”, Glamour Daze). Another big change was in the underwear as “corsets had been finally replaced by the all-in-one girdle and the increasingly popular two-piece – bra and the girdle.” (1940’s Fashion – Womens Dress Style after the War – Glamour Daze). A few more changes that occurred were that “Women started to get permanent waves done by heat and they wore more makeup” (Nelson) now. All of these changes showed that the economy in the United States was picking up quickly after the war and people felt liberated from the war. An aspect that remained the same was “the trend in home sewing. The length of New Look-inspired clothing required women to find clever ways to alter existing garments to meet the new hemline, which by 1948 was hovering just above the ankle.” (Walford). Now the “American clothing industry was larger and more independent than it had been before the war” (Walford). The state of California had “found its success through recapturing the sportswear industry and promoting it as casual wear.” (Walford), but “Although California led the way for the post-war recovery of the American garment industry, labor costs became prohibitive for some times of clothing manufacture.” (Walford). During this time, it was an important transitional period in the fashion world between the end of the war and the beginning of a new decade. http://glamourdaze.com/world-war-two-fashion/womens-role-during-the-war


both men and women - wearing uniform. Around a quarter of the British population was entitled to wear some sort of uniform as part of the armed forces, women's auxiliary forces or one of the numerous uniformed voluntary services and organisations. This increased demand for uniforms put enormous pressure on Britain's textile and clothing industries. Both raw materials and labour had to be directed away from civilian production to ensure that the demand could be met for uniforms and the many other military uses of fabric, from tarpaulin to tyre components. Commitments by shoe and boot manufacturers to produce footwear for the services contributed to shortages of civilian shoes. Even the armed forces themselves were affected by shortages. By 1940, 'Battledress' had become the standard field uniform for the Army, replacing the earlier service dress. The 1940 pattern battledress (blouse pictured here) was sometimes referred to as the 'utility pattern' as its design had been modified to make it more efficient to produce. The concealed buttons of the fly front, cuffs and pockets were replaced by exposed buttons and the pleats on the breast pockets were removed.

The British government needed to reduce production and consumption of civilian clothes to safeguard raw materials and release workers and factory space for war production. The imposition of clothes rationing was announced by Oliver Lyttleton, President of the Board of Trade, on 1 June 1941. Making the announcement just before a Bank Holiday allowed the Board of Trade time to brief retailers before the shops reopened. The news came as a complete surprise to most people. As with food rationing, which had been in place since 1940, one of the other reasons for introducing civilian clothes rationing was to ensure fairness. Rationing sought to ensure a more equal distribution of clothing and improve the availability of garments in the shops.

The rationing scheme worked by allocating each type of clothing item a 'points' value which varied according to how much material and labour went into its manufacture. Eleven coupons were needed for a dress, two needed for a pair of stockings, and eight coupons required for a man's shirt or a pair of trousers. Women's shoes meant relinquishing five coupons, and men's footwear forced the surrender of seven coupons. When buying new clothes, the shopper had to hand over coupons with a 'points' value as well as money. Every adult was initially given an allocation of 66 points to last one year, but this allocation shrank as the war progressed. The coupon allowance was at its lowest from 1945 and 1946. For the eight month period from 1 September 1945 to 30 April 1946 only 24 coupons were issued, effectively allowing the shopper only 3 coupons a month. Throughout the war, special provisions were made for some people, including manual workers, civilian uniform wearers, diplomats and theatrical performers. New mothers were also given 50 coupons. Government publicity offered advice about the complex rationing system. Shoppers were constantly reminded of the need to plan their clothes purchases carefully and make difficult choices between garments of differing coupon values, as seen in this poster.

Children's clothes had lower coupon values in recognition of the fact that they would need new clothes more often as they grew. From 1942, all children were allocated an extra ten coupons, with additional coupons being issued for older children or those classed as 'outsize'. Coupons were also needed for school uniforms, which could be a particular problem as many schools did not relax their rules on uniform during wartime. Clothing exchanges were set up by the Women's Voluntary Service (WVS) to help meet the needs of women struggling to clothe their families. Women could take the clothes that their children had outgrown and were given a number of points for the clothes she handed in. These could be 'spent' on other clothes at the exchange. As this poster illustrates, mothers were also encouraged to buy children's clothing in bigger sizes so it could initially be taken in and then let out gradually as the child grew.

The 'Make Do and Mend' campaign was launched to encourage people to make their existing supplies of clothes last longer. Clothes care was a key part of the Make Do and Mend message. Posters and leaflets were circulated with advice on subjects including how to prevent moth damage to woollens, how to make shoes last longer or how to care for different fabrics. As the war went on, buying new was severely restricted by coupon limits and no longer an option for many people. The ability to repair, renovate and make one's own clothes became increasingly important. Although shoppers would have to hand over coupons for dressmaking fabric as well as readymade clothes, making clothes was often cheaper and saved coupons. Make Do and Mend classes took place around the country teaching skills such as pattern cutting. Dress makers and home sewers often had to be imaginative and experimental in their choice of fabrics. Despite disliking much of the official rhetoric to Make Do and Mend, many people demonstrated great creativity and adaptability in dealing with rationing. Individual style flourished. Shortages necessitated imaginative use of materials, recycling and renovating of old clothes and innovative use of home-made accessories, which could alter or smarten up an outfit. Many women used furnishing fabrics for dressmaking until these too went on the ration. Blackout material, which did not need points, was also sometimes used. Parachute silk was highly prized for underwear, nightclothes and wedding dresses.

The introduction of rationing did not make clothes cheaper. Money was still needed to buy clothing, and they were often expensive with prices rising during the war. Every type of clothing item had the same points value regardless of quality. Wealthier shoppers could afford to buy robust clothes which would last. The less well-off had to use the same number of coupons for a cheaper garment of the same type that might wear out in half the time. Similarly, although the Make Do and Mend campaign suggested ways to repair and recycle old clothes, cheaper clothes inevitably wore out more quickly than more expensive and better quality clothing. The government introduced the Utility clothing scheme in 1942. It aimed to deal with this problem by offering consumers a range of well-designed quality and price-controlled clothes affordable for all. The Utility scheme also developed out of a need to standardise production of materials and make factories more efficient to free up more resources for the war effort. Strictly-specified Utility fabrics, and clothes made from these materials, gave the public a guarantee of quality and value for their money and coupons.

In wartime Britain it became 'unfashionable' to be seen wearing clothes that were obviously showy, yet women were frequently implored not to let 'standards' slip too far. There was genuine concern that a lack of interest in personal appearance could be a sign of low morale, which could have a detrimental impact on the war effort. The government's concern for the morale of women was a major factor in the decision to continue the manufacture of cosmetics, though in much reduced quantities. Make-up was never rationed, but was subject to a luxury tax and was very expensive. Many cosmetics firms switched some of their production to items needed for the war effort. Coty, for example, were known for their face powder and perfumes but also made army foot powder and anti-gas ointment. Make-up and hair styles took on an increased importance and many women went to great lengths to still feel well-dressed and stylish even if their clothes were last season's, their stockings darned and accessories home-made. As with clothing, women found creative ways around shortages, with beetroot juice used for a splash of lip colour and boot polish passing for mascara.

Aspirations and hopes for the future were a dominant theme in many of the government's public information campaigns after the war had ended. In this saving scheme poster from 1945, a new outfit is presented as a post-war dream purchase. Most British people hoped for an end to rationing restrictions in peacetime. Rationing lasted, albeit in a gradually reduced format, until March 1949 and many of the changes brought about by war continue to shape fashion today. Developments in large scale garment manufacturing helped to accelerate the growth of mass market fashion, which in turn helped department stores to flourish. The trend towards a more relaxed and informal style of dress also gathered pace in wartime. The Utility scheme ended in 1952, but it had given consumers new confidence to demand value for money and led to regulated standards in materials and manufacture. Through the Utility scheme, high end fashion designers produced styles for the mass market for the first time. This is echoed in today's designer 'diffusion' ranges for high street stores. The manufacture of Utility clothes required efficiency in production and less wastage - principles which today align with the desire for sustainability in many companies. In recent years even the concept of Make Do and Mend has had a revival. Crafts such as knitting and sewing are popular outlets for creativity and invention, just as they were in the 1940s. http://www.iwm.org.uk/history/8-facts-about-clothes-rationing-in-britain-during-the-second-world-war


Restriction Orders introduced

The utility scheme was introduced into Britain by the Board of Trade on 1st June 1941 to ensure low and medium quality consumer goods were produced to high standards at reasonable prices. Utility applied to furniture and other consumer goods as well as clothes. Clothes were made from Utility cloth, which was defined in terms of minimum quality levels (weight and fibre content per sq.yard) and maximum allowed retail prices. Brown wool coat with utility label (CC41)

Clothes were identified by the CC41 label. Once manufacturers had met their utility clothing quota of production - 85 % of total production - they were then permitted to make clothes using non utility cloth, but still had to follow the same style regulations.

To further economise, the Making of Civilian Clothing (restriction orders) was passed in 1942. This forbade wasteful cutting of clothes and set list of restrictions that Tailors and dressmakers had to work to. For example, dresses could have no more than 2 pockets, 5 button, 6 seams in a skirt, 2 inverted or box pleats or 4 knife pleats and no more than 4 metres of stitching. No unnecessary decoration was allowed.

Dress Restrictions - Yes : Fashion Restrictions - No

To demonstrate that these limitations didn't necessarily signal an end to style and fashion, London's top fashion designers were asked by the Board of Trade to create a year-round collection. The focus was on line and cut, and the collection was elegant and simple. This tailored and slim line silhouette, with pronounced shoulders and nipped in waists became the standard wartime look. Jackets were short and boxy, or long and lean.

Skirts were straight with a kick pleat or gently flared, and hemlines were 18 inches from the ground, just below the knee. Surface interest was created by imaginative placement of pockets or buttons which sometimes featured the CC41 utility motif. Some designs copied the military style with breast pockets or belts and small collars. Utility clothing also extended into children's wear, which also bore the same CC41 label. pair of shoes

Shoe designs were chunky and solid, with wedges or low 2" heels. Open toe shoes were banned as impractical and unsafe. Men's shoes adhered to the usual formula of hard wearing Oxfords or Brogued lace-ups.

Civilian clothing for men became less formal, with many opting for open necked shirts, pullovers and cord trousers. Styles in men's clothes were also restricted under the utility rules. The waistcoat was abolished making it a 2 not 3 piece suit, pocket flaps eliminated, turn ups on trousers and braces.


Austerity Rules 1942 Part 1

The austerity rules introduced in Britain during World War 2 were a series of taboos on the use of designs and materials in clothes. Unlike Utility they applied to ALL clothes made either by mass-manufacturers or country dressmakers. (Utility was a standard for cloth manufacturers, from which any design could be made until the austerity rules were introduced in summer 1942). There was no austerity mark unlike the CC41 for Utility.


In August 1942 Picture Post ran an article 'Austerity Clothes for the Fourth Year of the War', which compared the new-style clothes with those worn for the same occasions pre-war. However, the article not only shows us the simpler styles but also illustrates the new attitudes to wearing more casual clothes. Although it was considered patriotic to look ones' best and be smartly turned out, to be overdressed was likely to cause verbal abuse.


The introduction of the blackout and the start of the blitz also imposed practical restrictions, if you still owned an evening dress it was likely to be pre-war and remodelled or a simple dinner dress. While brides in suits were a common sight due to short-notice 48 hour leaves and lack of coupons, many brides chose to hire a white dress. Gainsborough Film Studios had hundreds to choose from.


The CC41 design was created by Reginald Shipp; commonly referred to as 'the cheeses'. In 1942 the Making of Civilian Clothing (restriction order) was passed by the British Government. This prohibited wasteful cutting of cloth, and set a list of restrictions that tailors and dressmakers had to work to. Dresses could have no more than two pockets and five buttons, six seams in the skirt of a woollen dress, two inverted or box pleats, or four knife pleats. No unnecessary decoration was allowed. Rounded square In an effort to boost morale, and make the clothing more appealing, the Incorporated Society of London Fashion Designers led by Captain Molyneux, Norman Hartnell, Digby Morton, Victor Stiebel, Angèle Delange, Peter Russell, Madame Bianca Mosca and Hardy Amies also created 34 smart Utility Clothing designs in 1942. They were officially approved by the Board of Trade and a selection was mass-produced. The focus was on line and cut, and the collection was elegant and simple. This tailored and slim line silhouette, with pronounced shoulders and nipped in waists became the standard wartime look. Jackets were short and boxy, or long and lean. Skirts were straight with a kick pleat or gently flared, and hemlines were 18 inches from the ground, just below the knee. Rounded square Surface interest was created by imaginative placement of pockets or buttons which sometimes featured the CC41 utility motif.

Some designs copied the military style with breast pockets or belts and small collars. Utility clothing also extended into children's wear, which also bore the same CC41 label.


In nederland:

Textielkaart[bewerken] Op 5 augustus 1940 kwam de eerste textielkaart in omloop, met een geldigheidsduur tot 1 februari 1941, voor verschillende categorieën personen. Deze telden ieder 100 punten. Van 5 augustus 1940 tot 1 november 1940 konden hiervan 40 punten worden ingeleverd; voor de resterende 60 punten kon men kleding aanschaffen van 1 november 1940 tot 1 februari 1941. Punten die overschoten in het eerste tijdvak kon men alsnog inwisselen in het tweede. Gezinnen met lage inkomens (< 350 gulden) kwam men tegemoet met toeslagkaarten.

De volgende kaarten werden uitgereikt:

Rood, voor mannen en jongens van 15 jaar en ouder Blauw, voor vrouwen en meisjes van 15 jaar en ouder Bruin, voor jongens van 3 tot 15 jaar Groen, voor meisjes van 3 tot 15 jaar Grijs, als toeslagkaart Ieder gezin dat recht had op toeslag, ontving voor het gezinshoofd 50 extra punten en per gezinslid van 15 jaar en ouder nog eens 30 extra punten.

Naarmate de oorlog zich aansleepte bleek dat aanstaande moeders door de zwarte handel zwaar gedupeerd werden, aangezien deze voorraden luiers en andere babykleding achterhield. Deze nam men rigoureus de wind uit de zeilen door vanaf 1 januari 1943 babypakketten uit te reiken. De aanstaande moeder leverde haar vergunning bij de winkelier in en ontving vervolgens van een Centraal Magazijn rechtstreeks bericht dat haar zending klaarlag. Met dit bericht kon zij haar pakket voor de vastgestelde prijs bij de winkelier afhalen en aldus bleef men de zwarthandelaren een stap voor.

Ter indicatie een staatje van zowel de prijzen als de benodigde punten van enige veelgebruikte kledingstukken. Een winterjas kostte 90 punten, dus was in de praktijk zeer moeilijk aan te schaffen.[1]

file:///Users/marinkagrondel/Downloads/NL-HaNA_2.06.076.13.ead.pdf


mevrouw Jo Hedwig Teeuwissen

Historische adviseur

De mensen van nu vindt ze verwend: ‘We zijn gewend geraakt aan dingen die luxe horen te zijn, zoals een auto, televisie, buitenlandse vakanties. Daardoor is er minder waardering voor kleine dingen als speelgoed, foto’s, warmte. Ik ben echt allergisch voor de huidige consumptiemaatschappij waarin alles nieuw wordt gekocht en makkelijk weer weggegooid.’ Maar was de zuinigheid van toen niet vooral ingegeven door pure armoede? De jaren dertig waren immers de crisisjaren, de jaren van gaarkeukens en oorlogsdreiging. Wie zou daar naar terug willen? ‘Natuurlijk was er armoede en oorlogsdreiging’, zegt Jo. Maar de eenzijdige nadruk daarop doet het decennium volgens haar geen recht: ‘Met de blik van nu lijkt het toen heel arm. Maar het was toen niet veel slechter dan al die jaren daarvoor. Sterker: aan het eind van de jaren dertig was het een stuk beter. Juist door de crisis en de armoede, kwamen er sociale wetten en sociale woningbouw. Huizen met badkamers: dat was ongekend! De basis voor onze verzorgingsstaat is in die jaren al gelegd. Bovendien’, vervolgt ze, ‘was er dan wel fi nanciële armoede, maar sociale rijkdom. Iedereen had een touwtje uit de brievenbus hangen, je kon op de pof kopen, kende de hele buurt.’ Nu is het volgens haar andersom: materieel rijk, maar sociaal arm. ‘We wonen in straten en kopen in supermarkt waar niemand elkaar kent en niemand elkaar groet."


Kleding van parachutezijde

Renee van der Hoek, MA Fashion Curation

Hergebruik in de mode is een gegeven van alle tijden en kan verschillende redenen hebben. Zo kan het voortkomen uit schaarste, een voorbeeld hiervan is de kleding die gemaakt werd van parachutestof in de Tweede Wereldoorlog.

(Afb. 1. Bruidsjapon van wit nylon, parachutezijde, 1945-1946, Museum Rotterdam)


In de Tweede Wereldoorlog werd de productie van stoffen stopgezet door het tekort aan grondstoffen en kwam kleding en stof op rantsoen. Hierdoor werd er vanuit de overheid bepaald hoeveel stof er gekocht mocht worden per gezin. Maar wat als je dan wilde trouwen, je kinderen uit hun kleren waren gegroeid of als je nieuwe kleren nodig had? Men zocht naar alternatieven en kwam bij verschillende oplossingen. Zo werden gebreide truien uitgehaald om van de overgebleven wol een nieuwe trui te kunnen breien. En van de stof van moeders rok kon goed kinderkleding worden gemaakt. Ook werd er gekeken naar ander materiaal dat gebruikt kon worden voor het maken van kleding, zoals parachutestof die in die tijd gemaakt was van kunstzijde. Een licht materiaal dat geschikt was voor kleding in de zomermaanden.

(Afb. 2. Bruidsjapon van wit nylon, parachutezijde, 1945-1946 & kinderjurk, Museum Rotterdam)

De jaren voor de oorlog, met de komst van de confectie-industrie, hadden ervoor gezorgd dat er kunstmaterialen op de markt kwamen als rayon en nylon. Materialen die praktisch waren in gebruik omdat het nauwelijks kreukte, snel droogde en bovendien heel licht was. Hierdoor dus ook een logisch materiaal voor parachutes.

(Afb. 3. Schoudertas van ivoorwit nylon in macramé, 1946, Museum Rotterdam)

Tijdens de oorlog konden deze parachutes eigenlijk niet gebruikt worden als materiaal voor kleding vanwege de kleur of print, daarmee werd duidelijk van welk land de parachutist was. Echter toen het einde van de oorlog naderde werden de parachutes uit elkaar gehaald en vermaakt naar bijvoorbeeld bruidsjurken, zoals een jurk uit de collectie van het Museum Rotterdam (afb. 1). Deze witte jurk, waarschijnlijk uit 1945-1946, is niet te herkennen als parachute maar toch is deze van één nylon parachute gemaakt. Om optimaal gebruik te maken van alle stof heeft de eigenaar er ook een kinderjurkje van gemaakt (afb. 2). Van de koorden van de parachute is een bijpassend tasje door middel van macramé gemaakt (afb. 3). Het was gebruikelijk om na een bruiloft de trouwjurk te vermaken voor een andere gelegenheid. Zo is bij deze jurk het lijfje aanpast en zijn de mouwen eraf gehaald zodat de eigenaar de jurk nog een keer kon dragen.

(Afb. 4. Doopjurk van parachutezijde, 1947, Museum Rotterdam)

Naast het eerdergenoemde kinderjurkje is er ook een voorbeeld van een doopjurkje in de collectie van het Museum Rotterdam (afb. 4). De doopjurk is afkomstig uit Rotterdam en is gemaakt in 1946 van een parachute die door de vader van het kindje was meegenomen uit Duitsland. Hij had daar tijdens de oorlog als dwangarbeider gewerkt en kon deze parachute waarschijnlijk door middel van ruilhandel bemachtigen. Toen zijn dochter in 1946 geboren werd maakte de tante, coupeuse van beroep, een doopjurk van de parachute. De doop vond plaats in maart 1947 in de Bergsingelkerk in Rotterdam.

(Afb. 5. Jurk in New Look-stijl, ca. 1947, Gemeentemuseum Den Haag)

Aan de andere kant van de wereld, in Nederlands-Indië, vinden we ook dit soort voorbeelden. In de collectie van het Gemeentemuseum in Den Haag bevind zich een jurk uit 1947, gemaakt van parachutestof bedrukt met camouflagepatroon in diverse kleuren geel (afb. 5). Van deze jurk weten we dat de het materiaal afkomstig is van een parachute waaraan containers met medicijnen werden neergelaten tijdens de Pacifische oorlog die plaatsvond van 15 tot 30 augustus 1945 op kamp Kaorin. Kamp Kaorin was de werkplaats van de spoorwegmaatschappij van de Burma dodenlijn. De parachute werd op 31 januari 1946 na terugkeer van kamp Kaorin meegenomen naar Medan, en is waarschijnlijk in 1947 tot jurk in New Look-stijl vermaakt. De taille van de jurk werd gevormd door het gat, midden bovenin de parachute aangebracht, en de banen in de rok zaten oorspronkelijk in de parachute en zorgde voor de vorm van de jurk.

Op 3 november 1949 werd er een einde gemaakt aan de rantsoenering van textiel en kwam er langzamerhand een eind aan de textielschaarste.


Monique van Heist

In Den Haag heb ik een presentatie gemaakt die er uit ziet als een werkkamer, iedereen kan er ter plekke het patroon van de jas – in vijf maten – overnemen. De werkbeschrijving kan gedownload worden.”

aan 1 grote collectie werken die blijft groeien en altijd blijft bestaan. klassiekers maken. de vorm van een jurk blijft hetzelfde maar het materiaal en kleur word alleen anders per seizoen. kledingstukken hebben een nummer en een naam. Hello fashion is voor iedereen ook in de fotografie op verschillende soorten mensen in hun eigen omgeving. Het persoonlijke benaderen.

fair fashion lab

A UNIVERSAL SYMBOL

To frame the show—as well as create six “pockets” for each of the individual artists—Space & Matter constructed a massive curtain made of 665 white T-shirts, sent in by clothing-collection charity KICI and donors from all across the Netherlands.

FEATURE | 7 Amazing T-Shirt Transformations From Project White T-Shirt

By hiding and revealing the different works, Space & Matter makes a sly evocation of the infamous lack of transparency in the garment supply chain.

“The white T-shirt, a very generic, mass-produced fashion item…symbolizes the current humanitarian problems that are affecting the fashion industry,” explains the Amsterdam-based firm. “Everyone has a white T-shirt and therefore feels connected to this story.”

ONE SIMPLE QUESTION

Arne Hendriks, whose award-winning project, The Incredible Shrinking Man, questioned the assumption that bigger is always better, invites visitors to his corner of the Lab to make one simple promise: to always ask where and under what circumstances their clothing was produced.

This line of inquiry may not result in immediate changes, Hendriks says, but if a hundred people were to ask this question every day, “over time the seller will want to offer a fair answer.”

Hendriks says he hopes that the tragedy at Rana Plaza gave people a new awareness of our responsibility for the conditions under which our clothes are made. “For that responsibility does not lie solely with factory owners, local officials, and buyers, but especially with us as consumers,” he adds.

DO IT YOURSELF

Despite running her eponymous fashion label, Monique van Heist confesses to having a love-hate relationship with fashion. Her ever-expanding “Hellofashion” collection, which is available for an unlimited period of time, is her response to the transience of the prevailing fashion system.

Van Heist, for her part, challenges the exhibit’s attendees to experience for themselves the process of making an item of clothing.

Visitors can try on her ’80s-inspired “protest coat,” jot down the pattern in the right size, then try to recreate it at home. The project, according to von Heist, is an “ode to self-sufficiency” that offers a “refreshing look at the craft of the dressmaker.”

For Trendslator’s Hilde Roothart, who bemoans the role globalization and technology have played in alienating us from the source of our clothes, wants to restore the relationship between designer, maker, and consumer. Visitors to her domain will work together to weave an installation and create a “big work of clothing art.”

PHOTOS | Guerra de la Paz Turns Discarded Clothes into Mind-Blowing Sculptures

Also showing at Humanity House is a What We Wear, a series of photographs, taken by Pieter van den Boogert, that follows the life cycle of clothes in three “chapters”: production in Bangladesh, consumption in the Netherlands, and the resale in Ghana. “This trilogy can be seen as a visual example of the way Western wealth and trendy consumption cannot be viewed in isolation from poor working conditions and global market mechanisms,” the exhibition notes. “The harsh conditions in Bangladesh contrast starkly with the Western world’s need for cheap and trendy clothes.”

http://www.ecouterre.com/the-hagues-humanity-house-hosts-fair-fashion-lab/fair-fashion-lab-4/