User:0890945
Hi 😏
Bibi Kok 0890945
bibi-m-k@hotmail.com
De practice Digital Craft heb ik gekozen omdat het me een goed idee leek mezelf toe te spitsen op het uitproberen van nieuwe technieken. Ik merkte dat ik vaak een lichte drempel voelde de stations in te gaan en was vastberaden hier verandering in te brengen. Elk begin is moeilijk, right?
Team Printing was een gemakkelijke keuze voor mij omdat deze richting nauw aansluit bij illustratie. Dat achtte ik belangrijk. Alhoewel ik nu (achteraf) denk dat het een goed idee was geweest totaal buiten mijn straatje te treden en mezelf compleet te vernieuwen. Want juist die specialisatie zou veel kunnen toevoegen bij illustratie.
Contents
Reflectie processen / Wat ik tijdens de practice heb gedaan
Ik begon met een techniek die ik geleerd heb in Gorssel. Namelijk het papier op de stoeptegels op straat leggen en vervolgens met krijt (waskrijt en houtskool) de textuur van de straat te gebruiken. Een soort stencilen? Een simpele afdruk? Dit was het resultaat:
Onder de scanner kreeg ik trouwens dit resultaat, per ongeluk:
Vervolgens wilde ik dit gaan vervormen. Ik heb mijn afbeelding gescand en onder de kopieermachine gelegd. Toen probeerde ik de takken op de afbeelding als het ware uit elkaar te trekken door het papiertje te bewegen. Vervolgens heb ik in dit proces nog meer geëxperimenteerd met scheuren, diepte, kopiëren van kopieën en mijn eigen handen erbij te gebruiken.
Ik ontdekte dat door mijn papier te vouwen er kopietjes met diepte ontstonden omdat de scanner alleen de voorste/platte stukken papier belicht. Dit vond ik een hele coole uitkomst. Ik heb een stuk of 50 afbeeldingen gemaakt en hiervan toen 24 geselecteerd om het proces te kunnen laten zien:
Daarnaast heb ik gebruik gemaakt van de Riso-printer op school in de publication station. De techniek die deze Japanse printer gebruikt heet stencilen. Vroeger werd deze printer gebruikt om in grote oplages te kunnen printen of kopieën van foto’s te maken omdat de productie een goedkope was. Een Riso-apparaat bevat twee drums met daarop masters waarin kleine gaatjes worden gebrand die corresponderen met de gescande afbeeldingen. Het papier gaat plat door de machine, waarbij inkt door de gaatjes wordt gedrukt. Als je de masters steeds vernieuwt, kan je een onbeperkt aantal lagen over elkaar heen printen.
Zo zagen mijn bestanden eruit RISO-proof:
Toen ik printte op school heb ik geleerd om het contrast minder hoog in te stellen. Dit, omdat ik in één laag tegelijkertijd twee kleuren aanbracht. Maar de machine liep hierdoor vast. Ook moest ik een kader om mijn afbeelding vrijmaken om zo te voorkomen dat mijn papier bleef plakken in de printer zelf.
Testjes:
Resultaat van m'n riso met twee kleuren in 1 laag:
Vervolgens besloot ik deze twee technieken met elkaar te vergelijken. Ik was immers begonnen met krijt met stoeptegel-textuur > had dit verRISOOT > dus als ik nu weer het papier naar buiten zou nemen, zien de structuren er dan hetzelfde uit?
(Ik heb om de kleuren van m'n RISO te matchen naast houtskool ook geel en blauw krijt gebruikt.)
Resultaten:
Details:
Een historische / traditionele printtechniek
De historische techniek die ik heb gekozen was Delftsblauw. Over het algemeen worden Delftsblauwe tegeltjes als typisch Hollands gezien, terwijl ik iets wist over dat dit uit China komt en niet uit Nederland. Dat wekte in eerste instantie mijn interesse voor deze techniek. Want hoe Nederlands is Delftsblauw nou eigenlijk?
Via de VOC kwam aan het eind van de 16e eeuw het eerste Chinese porselein naar Nederland. Dit importproduct was meteen zeer gewild onder Hollanders, maar ook erg duur. Daarom begonnen enkele Delftenaren een goedkoper alternatief te produceren. Het verschil tussen het Chinese porselein en het Delftsblauwe keramiek kan je herkennen aan de scherven: bij porselein is dit altijd wit, terwijl dit bij keramiek bruinig is. Dat komt omdat het faience is: majolica met de toevoeging van mergel.
In de keramiek station heb ik (samen met Hansje) tegeltjes beschilderd. Delftsblauw wordt als volgt gemaakt: eerst heb je aardewerk dat wordt gebakken in de oven. In ons geval waren dit biscuittegeltjes. Dan hebben we de tegels beschilderd met blauw pigment.
Daarna wordt het geglazuurd en nogmaals gebakken. Bij deze tweede bak-laag vormen de oxiden een verbinding met het potaschsilicaat in de klei. Daardoor wordt het tegeltje wit. Daarnaast versmelt mijn beschildering tijdens het bakken met het glazuur, waardoor het er in wordt gebrand. Ook kan je nog een glans-laag aanbrengen met loodoxiden.
Delftsblauw is dus deels wel een Nederlandse uitvinding met hulp van technieken van de Chinezen, Italianen, Portugezen (voor het vervoeren van het Chinese porselein weliswaar) en Vlamingen. Het Delftsblauw wordt in Engeland English Delftware genoemd. Vervolgens werd het rond 1700 zo populair in Nederland dat er in Delft wel 33 fabrieken waren die het produceerden.
Dit is het eindresultaat geworden:
Maar waarom Delftsblauwe vagina's?
We hebben uitgangspunten vastgepind naar aanleiding van ons onderzoek en waar onze interesse naar uitging. Hier kwam uit: lust zien wij niet als iets negatiefs. Het taboe dat erop rust, om je lust te laten zien, daarentegen wel. Ander uitgangspunt was dat er meer piemels worden getekend dan kutten. Niet alleen op straat of in schoolgebouwen, maar ook in de kunst. Bijvoorbeeld kunstenaars als Keith Haring en Paul Noble. Dus die lack in de image bank wilden wij opvullen…
Weer een ander uitgangspunt was, en dit was de belangrijkste, dat wij erachter kwamen dat ‘de designerkut’ echt hot topic is. Iets waar wij nogal van schrokken. Het wordt niet alleen uitgebreid in bladen als De Linda besproken, maar ook online. Websites/fora waar jonge meisjes foto’s van hun vulva’s showen en hun onzekerheid daarover anoniem uitspreken. Dit onderwerp wordt ook uitgelegd in de documentaire Beperkt houdbaar van Sunny Bergman (welke we ook hebben gezien).
Delftsblauw is hier bij uitstek geschikt voor dachten wij, omdat het hoort bij oer-Hollandsche popcultuur. Truttige tegeltjeswijsheid à la moderne feministen.
Vervolgens presenteerden we deze tegeltjes in de meisjes-wc op de derde etage van het schoolgebouw aan Wijnhaven. Terwijl wijzelf als een soort toiletjuffrouwen in die wc’s plaatsnamen met iets te lezen en een tafeltje. Zodat we zichtbaar en aanspreekbaar waren en daarnaast ons publiek konden ondervragen om hun reacties te registreren.
Waarom ik maak
‘Zelf doen’ waren mijn eerste woorden. Ik ben van nature onderzoekend ingesteld en ook nu nog altijd bezig met éérst zélf te ondervinden hoe dingen in elkaar zitten of wat dingen voor mij betekenen. Mijn kunst is eigenlijk een uiting hiervan. Ik ben een soort levende vertaalmachine: mijn werk geeft aan hoe ik de wereld om me heen ervaar.
Daarom schroom ik maatschappelijke thema’s niet! Deze gebruik ik graag in mijn werk. Bij deze practice heb ik dan ook een opdracht voor illustratie (in samenwerking met Hansje over lust) in lijn met een opdracht voor Digital Craft gezet. (Zie proces.)
Maar ik maak nooit zomaar; ik leg hierbij mezelf namelijk regels op. Ik vind dat mijn kunst aan bepaalde dingen moet voldoen. Dit zijn bijvoorbeeld humor en theoretische onderbouwing. Vaak wil ik dat wat ik maak ergens op slaat. In wetenschappelijke relevantie vind ik persoonlijke relevantie. Omdat ik mezelf meet aan de wereld om me heen. Ik ben altijd bezig met: hoe maak ik iets wat ik interessant vind, wat ik grappig vind? Hoe zorg ik ervoor dat die grap ook overkomt bij anderen? En hoe presenteer ik mijn werk? Kan ik dit in een andere context presenteren waardoor het nog interessanter wordt? Voor welke doelgroep is mijn werk – etc.
Maar die regels houden me vaak juist tegen als maker. Want mijn open blik wordt op die manier beperkt en het maakproces ook. Daarom wil ik deze zelfopgelegde regels met Digital Craft afschaffen en me focussen op experiment. In plaats van mezelf te begrenzen kijken naar wat er allemaal wel kan.
Experimenteren is eigenlijk nieuw voor mij. Zelfs als ik schets weet ik al waar ik naar toe wil. Bijna alleen door feedback van anderen pas ik mijn ontwerpen aan. Maar met deze practice zou ik me graag willen focussen op mijn techniek en materialen om zo interessante beelden te creëren, los van de gedachte achter het werk. De waarom is minder belangrijk, de hoe staat voor mij centraal. Ik denk dat ik pas door Digital Craft ben gaan inzien dat het ook mogelijk is om interessante dingen te maken zonder expliciet een verhaal dat je wil vertellen. Maar gewoon met materialen en technieken en een proces dat daarbij gepaard gaat. Met die factoren je beeld creëren en zo proberen je werk te laten leven.
Ik werk eigenlijk als een vliegende olifant: ik heb een hele lange aanloop nodig voor ik opstijg. Mijn motto moet dus het tegenovergestelde daarvan zijn. Iets als ‘gewoon doen’. Iets wat dus totaal tegen mijn werkmethodes ingaat, gezien ik altijd heel lang nadenk. Zoekende moet je houding zijn als je wil experimenteren. En juist die open blik wil ik mezelf zien hebben bij deze practice. “Ik wil een open blik zien!”
Uitkomsten en conclusie
Door wat ik geleerd heb bij tijdens deze practice kan ik met een ander perspectief naar beeld kijken. In plaats van te kijken naar wat er is afgebeeld, let ik nu ook op hoe het is afgebeeld. Dit geeft mij nieuwe inzichten. Zo let ik nu bijvoorbeeld veel meer op texturen of gebruikte materialen. Tevens opent dit een bruggetje naar meer abstracte kunst, wat ik heel fijn vind.
Ook heb ik hierdoor meer inzicht gekregen in mijn eigen maakproces. Ik ben me veel bewuster geworden van ‘het doen’. Vaak leveren deze experimenten nieuwe dingen op, beweeglijker of abstracter. Hier zou ik niet op zijn gekomen als ik van te voren al wist wat ik zou gaan maken. Daarbij heb ik het idee dat deze vrijere manier van werken ook sneller is. Zelf kan ik dit vergelijken met meerdere kleine stapjes nemen versus één grote, moeizame stap. Alsof ik alleen maar vooruit kan gaan. Een beetje zo:
Wat ik niet had verwacht was dat Digital Craft zo theoretisch zou zijn. Achteraf gezien vind ik het logisch omdat de lesstof heel erg te maken heeft met de historie van craft.