User:Ninavdbroek/GRADUATING
RESOURCES
Om de mensheid te redden moeten we technologie als natuurproduct zien
DOOR WESTER VAN GAAL
February 6, 2015 // 01:00 PM CET
Onlangs las ik een rapport van het Rathenau instituut: ‘Intieme technologie: De Slag om ons Lichaam en Gedrag.’ Het betreft hier geen feministisch pamflet, maar een uitstekende verhandeling over de vervagende grens tussen mens en machine, en tussen natuur en technologie. In de conclusie pleit de auteur voor een ‘bewustere omgang met technologie.’
Dat is een mooi voornemen, maar hoe zorg je ervoor dat een samenleving ineens en masse ‘bewust’ met technologie omgaat? Samenlevingen staan erom bekend dat ze maar moeilijk in beweging komen.
Bovendien is er na twee eeuwen industrieel geweld een polarisatie ontstaan in ons denken over natuur (goed) en technologie (slecht). Zolang die tegenstelling bestaat, zullen we technologie verstoppen achter labeltjes groen en duurzaam en stilletjes hopen dat moedertje natuur ons zal redden van onszelf, als we maar volgens haar regels spelen.
Dit is precies wat we niet moeten doen. Een bewuste visie op een technologische toekomst is pas mogelijk als we de natuur niet idealiseren en daarnaast inzien dat er geen andere toekomst mogelijk is dan een technologische.
Daar is een simpele reden voor.
TECHNOLOGIE IS NATUURLIJK
In Summa Technologiae, een meesterlijk essayboek uit 1964 over de toekomst van technologie (waar ik eerder al eens over schreef) stelde Stanislav Lem (stiekem een van de grote denkers van de 20ste eeuw, maar niemand kent hem) dat ‘techno-evolutie’ en bio-evolutie twee fases zijn van hetzelfde proces. De een is niet ‘natuurlijker’ dan de ander want ze opereren binnen de wetten van de natuur, waarmee zij volgens Lem aan beiden “haar stille goedkeuring geeft.”
Het is de natuur die neigt naar leven, en leven veroorzaakt technologie, beiden met als doel een nieuw equilibrium te bereiken.
Voorbeeld: toen een groep kraaien in een verstedelijkt gebied in Japan een onkraakbaar nootje vonden, ontwikkelden ze een slim systeem met stoplichten en zebrapaden. Precies wanneer er een auto aankomt gooien ze het nootje onder de band. Ze wachten dan op de stoep tot het licht op rood springt, en terwijl de auto’s stationair draaien, wulpen ze de delicatesse vlug hun snaveltje in.
Deze gedragsverandering zou je ook een ‘uitvinding’ kunnen noemen. De ontwikkeling van de zwervende mens naar sedentair wezen ging langs dezelfde lijnen, van generatie op generatie. Er was geen Einstein uit het stenen tijdperk die zijn vrienden ging ‘overhalen’ een akker aan te leggen.
SEKSUELE SELECTIE & DUITS DESIGN
Er zijn nog een paar opmerkelijke analogieën tussen techno-evolutie en bio-evolutie, wat Lem aan de hand van een serie observaties laat zien.
Ze beginnen vaak klein, en onhandig, en lijken vaak nog erg op hun voorganger: zoals de eerste vogel leek op een hagedis zo leek de eerste auto op een koets. Maar een goed idee blijft zelden alleen. Na een tijdje in de marge te hebben gerommeld, volgt, als de concurrentie eenmaal verslagen is, snel een nucleaire uitbreiding van hypergespecialiseerde soorten met hetzelfde idee. Uit de auto ontpopte zich de brandweerwagen, de bus, de ziekenauto de benzineslurpende grasmaaier etc. Hetzelfde gebeurde bij de zoogdieren. Toen na het exit-dino-event 65 miljoen jaar geleden de woelmuis het voor het zeggen kreeg, werd onze wereld binnen een paar miljoen jaar bevolkt door vleesetende koala’s, sabeltandtijgers en cavia’s van 1000 kilo.
En zoals Paradijsvogelmannetjes de test des tijds doorstaan doordat hun kuif net iets guitiger omhoog steekt dan die van de buurman, maakt de VW-kever een onverwachte doorstart in een geheel nieuw biotoop van strandtenten en ballen, terwijl de Toyota Starlets, op elk niveau een praktischer wagen, al lang op de sloop liggen te verroesten. Ook in de natuur gaan de hippe vogels er met de guitjes vandoor. Ook de natuur heeft gevoel voor stijl.
Het belangrijke verschil is dat bio-evolutie “niet weet waar het mee bezig is.” Ze is immoreel, “als een gokker die het niet kan schelen welk van z’n paarden de eindstreep haalt.” De menselijke ontwikkeling heeft zich tot voor kort volgens dezelfde methode van ‘trial and error’ ontwikkeld, maar na duizenden jaren zijn wij sinds kort in staat vooruit te denken. We weten bijvoorbeeld dat we ooit in staat zijn energie te halen uit kernfusie, de energie van de zon en de sterren.
Ook al komen we qua vernuftigheid nog lang niet bij de natuur in de buurt - we kunnen het hart hooguit repareren, niet namaken – we kunnen wel een ‘doel’ formuleren. De mogelijkheid om vooruit te denken geeft ons een voorsprong op het ontwerpproces van de natuur. De enige reden dat de oplossingen van de natuur beter lijken dan de technologische, is omdat ze er miljarden jaren de tijd voor heeft gehad, maar haar designproces zit vol fouten.
“TOCH PRIMA ZO?!”
We shouldn’t overstate her wisdom” zei evolutionair bioloog Jack Haldane in 1928: “evolution will run its course... which is mostly down.” Negen-en-een-half van de tien soorten die ooit hebben rondgelopen zijn uitgestorven; vanuit evolutionair oogpunt totaal mislukt. Iedereen die nog steeds denkt dat de natuur in evenwicht is, moet zich nu op z’n hoofd krabbelen. Natuurlijk evenwicht is incidenteel en tijdelijk, haar mislukkingen eerder regel dan uitzondering.
Neem de barbirusa, een zwijn dat op latere leeftijd zijn eigen hersenpan doorboort met een almaar groeiende tand, of de amfibische eiseltwormsalamander, een project dat evolutie als een verveeld kleutertje terzijde schoof net toen het op een halve stijve zonder ogen leek.
Toen onlangs in Indiana een vis uit een grot kwam zwemmen zonder ogen met zijn anus boven zijn mond, bleek dat het beest miljoenen jaren geleden een ‘gewone’ vis moet zijn geweest die ‘per ongeluk’ een verkeerde afslag nam, verdwaalde, en toen evolueerde in een ongelukkig monster.
“Toch prima zo?!”
Mwoa... evolutie, kan beter. (Psst, er is trouwens een Tumblr vol vol met voorbeelden van hoe de evolutie de plank mis kan slaan. Haha, evolutie, wat ben je toch een fuckup soms.)
De gedachte dat de natuur onverbeterbaar is, zit techno-evolutie in de weg. Menselijk ingrijpen krijgt een negatieve connotatie omdat het onnatuurlijk zou zijn. Maar de natuur is een toevallig evenwicht. Een gelukje bij een ongelukje. Ouderdomsziekten, botverkalking, een eeuwig groeiende tand: ze hebben geen functie, en het is de bedoeling eraan te sleutelen. Everybody’s doing it, zelfs de natuur.
Alleen hoe zorg je ervoor dat onze moderne samenleving haar techno-evolutie ‘bewust’ ter hand neemt en niet gebruikt om de wereld leeg te zuigen? En zo zijn we het cirkeltje rond.
WAT NU?
Om bewust te worden, schrijft Lem, zou de samenleving los moeten komen van de technologie van elementaire problemen. De productie van voedsel, energie, onderdak en middelen moet onzichtbaar zijn, net als zuurstof. Niet om te kunnen zwelgen in weelde, maar zodat we op de vraag komen: Oké, wat nu?
Lem schrijft dat: “The state of having been liberated from the compulsion to undertake actions that have to satisfy elementary needs will allow us to select a further option.”
Nu het zo’n beetje zeker is dat veel van de baantjes waar we nu voor naar school gaan, over tien tot twintig jaar door machines uitgevoerd kunnen worden, worden er links en rechts oude ideeën van zolder gehaald. Een van de ideeën is het basisinkomen: 'gratis geld' voor iedereen. De herwaardering van deze oude gedachte loopt samen met de berichten over de verregaande automatisering en veel hedendaagse denkers zijn overtuigd van de haalbaarheid van het idee.
Ook Kim Putters, directeur van het SCP, zei onlangs al dat we af moeten van het de fixatie op volledige werkgelegenheid. Maar wat blijkt nu, uit een onderzoek van Tns-Nipo ziet de helft van de Nederlanders het basisinkomen niet zitten. Zij vinden namelijk dat “je moet werken voor je geld.”
Werk staat in onze beschaving zo centraal dat ons individuele bestaansrecht verdwijnt zodra we geen werk hebben. We raken depressief, verliezen een gevoel voor eigenwaarde, etc. Wij kennen arbeid haar waarde toe, omdat de wereld waarin wij leven ons dwingt te werken. Er moet brood op de plank. Daarin verschillen we verrassend weinig van alle beschavingen voor ons. Tegelijkertijd maakt automatisering menselijke arbeid gestaag overbodig.
Een beschaving is net als de natuur een tijdelijk equilibrium
De grootste barrière voor een ‘bewuste’ omgang met technologie en een betere toekomst is onze gedachte over wat een rijk leven inhoudt. We kunnen blijven werken, veertig uur, tachtig uur, en denken dat dat is wat ons mens maakt, of we kunnen de mogelijkheden omarmen die technologie ons geeft zodat er tijd over is voor andere kwesties – bedenken hoe we de aarde kunnen redden bijvoorbeeld.
Het is aannemelijk dat het binnen een generatie of twee technologisch mogelijk is te voorzien in onze basisbehoefte zonder daarvoor veel te hoeven werken. In zijn essay ‘Economic Possibilities for our Grandchildren,’ voorspelde Keynes, de meest invloedrijke econoom van de twintigste eeuw, in 1930 al de 15-urige werkweek. We lopen wat achter, maar het lijkt haalbaarder dan ooit.
Als de mens eindelijk ontsnapt uit “de tunnel van economische noodzaak,” schrijft Keynes, ontstaat er een nieuw evenwicht. Hoe ziet dat er precies uit? Het lijkt een beetje alsof de mens zichzelf door techno-evolutie opnieuw uitvindt.
Toen de mens nog bessen plukte, waren de beschavingen en steden van slechts een paar duizend jaar later ondenkbaar. En voor duizenden jaren daarna dacht de mens voor altijd met ‘het zweet op z’n lippen zijn brood te moeten verdienen’ (Genesis 3: 19), tot de industriële revolutie er via een paar omwegen voor zorgde dat 8 uur per dag 5 dagen per week op een gemakkelijke stoel, genoeg is. Nu is het voor de industriële mens, ons dus, nabij onmogelijk een samenleving voor te stellen waar arbeid niet de functie meer heeft een gigantische infrastructuur van vraag en aanbod in stand te houden, maar een bewuste dagbesteding is die direct of indirect bijdraagt aan een betere wereld.
Een beschaving is net als de natuur een tijdelijk equilibrium. Er is geen natuurwet die maakt dat wij niet kunnen ontsnappen aan een technologische ondergang. We hebben de vrije keus technologie in te zetten om de wereld te verbeteren en fouten uit het verleden te verhelpen. Maar daar is wel eerst een maatschappelijke omslag voor nodig. Een belangrijke voorwaarde daarvoor is een zekere mate van mentale vrijheid van de zorgen van vandaag. Het basisinkomen kan daarin een eerste stap zijn.
Bij het wegvallen van alledaagse zorgen ontstaat er extra ruimte om over de toekomst na te denken. Arme mensen maken onverstandige beslissingen omdat ze het eind van de dag moeten halen. Dit geldt zowel voor het individu als voor de samenleving. Beleidsvormers maken beslissingen op basis van een tekort aan tijd en middelen en zijn in dat opzicht net zo onverstandig als armoedzaaiers.
Het vergt wat inbeeldingsvermogen om je voor te stellen hoe een wereld eruit ziet zonder prangende financiële zorgen. Een samenleving waarin geld langzaam gratis wordt, zal minder geneigd zijn haar betekenis te halen uit een maximalisatie van de winsten, en haar technologie eerder inzetten voor maatschappelijk belang. Niet onze wereld, maar de wereld van onze kinderen of kleinkinderen, wiens ‘financiële toekomst’ veilig is, zal meer tijd hebben om over de toekomst na te denken.
Stanislav Lem/ Summa Technologiae,
Keynes/ ‘Economic Possibilities for our Grandchildren,’/ Meest invloedrijke econoom 20ste eeuw.
Nick Bostrom/ Future humanity institute
http://www.sg.uu.nl/nieuwsblog/2015/02/04/met-uitsterven-bedreigd
STUDIUM GENERALE
Back to the future Programme:
Met uitsterven bedreigd DoorNienke de Haan (student-assistent) op04 februari 2015
We zien cultuur en natuur vaak als een tegenstelling, maar volgens bioloog Jonathan Loh (Zoological Society of London) zijn ze onlosmakelijk met elkaar verbonden. Niet alleen is hun bestaansgeschiedenis vergelijkbaar, maar ook hun onzekere positie: zowel culturele- als biodiversiteit wordt bedreigd, stelt hij in de eerste lezing in de serie Back to the Future. Veel mensen vinden biodiversiteit belangrijk, maar moeten ook uitstervende talen en culturen worden beschermd? Monique Grooten (Natuurbeschermer, WNF) laat zien hoe wij de grootste bedreiging vormen voor de natuur. Wat is de grootste bedreiging voor de mens?
Biologische en culturele evolutie Zoals er eens een biologische explosie van diversiteit plaatsvond, zo vond die ook plaats miljoenen jaren later op het culturele, linguïstische gebied, zoals op de afbeelding hiernaast te zien is. Loh laat zien dat cultuur en natuur een vergelijkbare ontstaansgeschiedenis hebben aan de hand van Darwins beroemde ‘tree of life’. Uit een van die takken van leven, de mens, ontstond een nieuwe boom: de ‘cultural tree of life’. Ook Darwin merkte dat op: “The formation of different languages and of distinct species, and the proof that both have been developed through a gradual process, are curiously parallel”, schreef hij in zijn boek The Descent of Man (1874). Hoe komt het dat uit één natuurlijke soort, de mens, zoveel verschillende culturen kunnen voortkomen? Zeker weten doen we het niet, maar het heeft misschien te maken met het grote aanpassingsvermogen van de mens. Toen zij zich duizenden jaren geleden ging verspreiden over de aardbol, wist zij zich aan te passen aan ijzige kou, ondoordringbare jungle en gortdroge woestijnen. Verschillende omgevingen leiden tot verschillende gewoonten, gebruiken en talen.
Maar er is nog een opvallende overeenkomst tussen natuur en cultuur. Uit het rapport WNF rapport Biocultural Diversity, threatened species, endangered languages dat Jonathan Loh schreef, blijkt dat plaats waar de biodiversiteit het grootst is, ook de culturele diversiteit het grootst is. Op Papoea-Nieuw-Guinea, in Centraal-Afrika en Midden-Amerika zijn er in kleine gebieden veel verschillende dier- en plantsoorten, maar ook veel talen te vinden. Ook geografisch komen natuur en cultuur dus overeen.
Soorten en talen sterven uit Daar houden de overeenkomsten niet op. Na een aanvankelijke explosie van diversiteit, wordt op dit moment zowel culturele als biologische diversiteit bedreigd. Monique Grooten van het WNF stelt dat de mens de grootste veroorzaker is van het verlies aan biodiversiteit door overexploitatie van bossen en zeeën; door habitatvernietiging, als we bijvoorbeeld een gebied ontginnen voor landbouw; en door CO2-uitstoot.
De culturele diversiteit staat onder druk doordat steeds meer talen uitsterven. Talen zijn dragers van cultuur, omdat cultuur via taal wordt overgebracht op generaties. Als een taal uitsterft gaat daardoor vaak ook de cultuur verloren. Er worden wereldwijd 7000 talen gesproken. Maar de helft daarvan wordt gesproken door slechts 0,1 procent van de wereldbevolking. Dat betekent dat er een heel klein groepje mensen is dat veel talen in stand houdt. In een globaliserende samenleving waar iedereen met iedereen kan communiceren, is het dan lastig vast te houden aan een taal die bijna niemand spreekt.
Je zou taal, en daarmee cultuur, dus ook kunnen zien als een bedreigde soort. De grootste bedreiging voor het verlies van talen zijn we zelf: de jongere generatie kiest ervoor over te stappen naar een taal die meer mensen spreken, vaak als gevolg van migratie, urbanisatie, mondialisering of de overheid die actief het gebruik van de nationale taal promoot.
Minder diversiteit, is dat erg? Is het eigenlijk erg als een soort of taal uitsterft? Wat maakt het eigenlijk uit? Monique Grooten wijst op de diensten die de natuur ons levert. Zo zorgen mangrovebossen voor een natuurlijke kustwering. Daarnaast is genetische variëteit van belang voor de voedselzekerheid. Hoe afhankelijk willen we zijn van een paar commerciële soorten? Ook zijn er veel mensen die leven van het land. Voor hen heeft de afname van biodiversiteit directe gevolgen. Als een cultuur uitsterft, gaat daarmee vaak lokale kennis verloren.
Het uitsterven van biodiversiteit ligt in onze handen, en we hebben de morele verantwoordelijkheid (en het belang) soorten te beschermen. Geldt hetzelfde voor taal en cultuur, wanneer mensen er zelf voor kiezen daar afstand van te doen? Een afstammeling van de Navajo-indianen die Engels leert, naar een Amerikaanse universiteit gaat en daarmee 'veramerikaniseert' kan daar goede redenen voor hebben. In die zin is het beschermen van natuurlijke soorten minder complex dan het beschermen van culturen.
Jonathan Loh werpt ook alvast een blik op de toekomst. De mens is de grootste bedreiging voor de natuurlijke diversiteit. Loh vraagt zich af of de informatietechnologie de grootste bedreiging zal vormen voor culturele diversiteit. Digitalisering zorgt ervoor dat we steeds meer verbonden raken, en oude culturen en talen in rap tempo verdwijnen. Evolutie is niet te stoppen.
Om de natuur te beschermen moet je je verplaatsen in de belevingswereld van de lokale bevolking. Daarbij kan sprake zijn van botsende belangen en wereldbeelden.Volgende week onderzoeken dr. Natascha Zwaal (Adviseur onderzoek, WNF) en ir. Frank Westerman (auteur van o.a. Stikvallei) hoe je omgaat met culturen die er een heel ander wereldbeeld op nahouden. Hoe ver mogen we gaan in het opdringen van ‘westerse’ idealen? Is wetenschap ‘waarder’ dan een lokaal verhaal?
DEBATE NAI Me Against Us Friday 6 February, 2015 17.30 - 20hrs (doors open at 17hrs) Kunsthal Rotterdam Auditorium General: €5, Student: €3.50 reserveren@kunsthal.nl
Within the framework of The Theory of Freedom, the debate Me Against Us is held as part of Art Rotterdam’s VIP program.
The debate 'Me Against Us' questions the feasibility of the autonomous artist in today’s society. Does the artist represent the ideal productive individual, or must he or she continue to empathise with society in order to reflect it in their work?
Moderated by Liesbeth Levy with Joost de Bloois, Hedwig Fijen, Pascal Gielen, Stefan Heidenreich, and Bjørn Melhus, respond to these questions to generate a debate around the role of the artist in contemporary society. Themes that are touched upon include artistic labor and precarity, the global perspective on autonomy, empathy and the institution, systems and networks as well as the artistic perspective on autonomy.
‘The Theory of Freedom’ by Bjørn Melhus at Kunsthal Rotterdam is open from 17hrs for a special viewing before the Me Against Us especially for the debate audience. General admission is €5, or €3.50 for students. To join the viewing and debate kindly send an RSVP email to reserveren@kunsthal.nl.
About the Participants: Joost de Bloois is assistant professor at the University of Amsterdam, departments of Cultural Analysis and Comparative Literature. He has published extensively on the nexus between art and politics in a.o. Volume, Metropolis M, OPEN. He is the author of Alain Badiou. Inesthetiek: Kunst, politiek, filosofie (Octavo, 2012) and Badiou (Boom, 2013).
Hedwig Fijen is the Director of Manifesta, the European Biennial of Contemporary art since the nineties. Under Fijen’s direction Manifesta has developed into one of the most important large-scale art events in Europe. Before Manifesta, Fijen worked as a curator in the Netherlands, Eastern Europe, the Soviet Union, Cuba and many other countries. Fijen is currently working on Manifesta 11, which will take place in Zurich, Switzerland in 2016 and Manifesta 12 to be held in 2018.
Pascal Gielen is director of the research center Arts in Society at the Groningen University where he is Professor of sociology of art. Gielen has written, edited, and contributed to many publications on contemporary art, cultural heritage and cultural politics. Some of these include Being an Artist in Post-Fordist Times (2009/2011), Community Arts. The politics of Trespassing (2011/2013), The Art of Democracy (Krisis, 2011, vol. 3), and Repressief liberalisme. Opstellen over creatieve arbeid, politieke en kunst (2013) among many others. Stefan Heidenreich writer, theoretician and art-critic. He works as researcher at the Center for Digital Cultures, University of Lüneburg and teaches Media Studies at Basel University. Fields of research include network and media theory, economy, and art.
Liesbeth Levy is the Director of Lokaal, Rotterdam an organisation that has earned its reputation in the world of culture and politics. She is a philosopher specializing in dialogue and debate. Levy began 22 years ago as a program maker at the cultural center Rode Hoed in Amsterdam. In 1996 she moved to Rotterdam, a decision which it has had no regrets yet. She joined the Rotterdam Art Foundation, where she was responsible for the department debate. In 2001 she was seconded as a staffer for Rotterdam Cultural Capital. Since 2008, she was next to her work for the Rotterdam Council for Art and Culture (the successor to the RKS) also artistic director of the Zaal de Unie.
Bjørn Melhus is a media artist and has been presented and awarded at several international film festivals. He has had screenings in Tate Modern, London, LUX, London, Museum of Modern Art, New York and Centre Pompidou, Paris. In the exhibition context, he has shown at 54th Venice Biennale, Whitney Museum, New York, 8th Istanbul Biennial, as well as solo and groups shows at FACT Liverpool; Serpentine Gallery, London; Sprengel Museum, Hannover; Museum Ludwig, Cologne; ZKM, Karlsruhe and Denver Art Museum amongst others.
For more information on The Theory of Freedom II at West Den Haag or Me Against Us, email: eloise@westdenhaag.nl
MOTHERBOARD
Vijftig jaar geleden werd onze toekomst voorspeld door de Poolse Stanislav Lem
DOOR WESTER VAN GAAL
October 30, 2014 // 01:23 PM CET
En dan sta je ineens dronken aan de bar over robots te praten. En helemaal niet bescheiden of zo, nee: jij weet wel wat de komst robots betekent. En je gesprekspartner ook. Jullie komen lijnrecht tegenover elkaar te staan, want robots zijn:
Immigranten uit de toekomst die onze banen komen pikken / legale slaven die ons de rottige klusjes uit handen nemen. (Streep door wat niet van toepassing is).
En zo eindigt elk toekomstscenario in een patstelling.
We houden vast aan onze 20 ste eeuwse denkwijze, omdat we ons niets anders kunnen voorstellen. De terugkerende vraag: “Waar gaan we heen met z’n allen?” heeft de kenmerken van een mantra gekregen.
Antwoorden vond ik onlangs in het precies 50 jaar oude Summa Technologiae van sciencefiction schrijver Stanislav Lem. Een enkeling van jullie zal hem kennen van Solaris, de sciencefiction roman uit 1961 die in 1972 door Tarkovsky is verfilmd, en is in 2002 door Steven Soderberg en George Cloony voorzien van een glazuurlaagje.
TIJDSGEEST
Het gebeurt maar heel zelden dat er iets op je pad komt dat nog niemand is opgevallen. Waar godbetert ook nog niemand over geschreven heeft. Voor een journalist is het zowat het summum van zaligheden. In dit licht is Summa Technologiae van Stanislav Lem (1921 – 2006) ook te begrijpen.
Hij was de tijdsgeest voor, maar dan met vijftig jaar. Summa is het product van een briljante geest (hij had een IQ van 180); een verzameling essays over de implicaties van technologische vooruitgang, dat hij techno-evolutie noemt. Het leest als sciencefiction, maar de natuurkundige basis van zijn voorspellingen is zo minutieus onderzocht dat het gezien wordt als wetenschappelijke theorie.
Dat niemand het kent komt omdat het pas vorig jaar uit het Pools is vertaald naar het Engels. In Nederland is het boek sowieso niet te krijgen (al kan je via de Bol.com vrij makkelijk aan een exemplaar komen). Maar wie zich door de barokke, en bij vlagen hilarische, essays weet te worstelen vindt (letterlijk) een nieuw vocabulaire om over de toekomst te denken.
Virtual reality (VR) is phantomology, nanotechnologie is moletronics en zoekoptimalisatie à la Google noemt hij ariadnology. Hij bespreekt de implicaties van de technologie en waarschuwt waar nodig. Zo benoemd hij de risico’s van VR-kinderporno, waarmee hij de discussie over het virtuele meisje ‘Sweety’, waar vorig jaar duizenden pedo’s mee zijn gepakt, zo’n vijftig jaar voor is.
Maar het belangrijkste aan Summa zijn niet de concrete voorspellingen. Voor wie daarin geïnteresseerd is kan ik A Stanislaw Lem Reader van Peter Swirsky aanraden. Het bijzondere is dat hij de tijdsgeest van 2014 vijftig jaar geleden al naadloos aanvoelde. Kijkend naar de twee krachten die onze maatschappij voortstuwen: wetenschap en technologie, waarschuwde hij voor een ontredderde samenleving die niet weet waar ze naartoe gaat, zonder daarbij te vervallen in het nostalgische kumbaya van ‘terug naar de natuur.’
MAN VERSUS MACHINE
Lem ziet technologie en natuur niet als tegengestelde, maar juist als complementaire ontwikkelingen. Zodra het eerste mensaapje leerde lopen, had hij al een vuistbijl in zijn knuist waarmee hij vuur kon maken. Met technologie beïnvloeden we onze omgeving opdat we veiliger zijn: van bos en steppe naar rivierbedding, met de stroom mee de zee in om uiteindelijk de hoogte in te schieten.
Mijn oma heeft een plastic heup en een nepvoet, waardoor ze nu weer loopt. Maar wie zegt dat wij de laatste halte zijn in het evolutionaire proces? Wie zegt dat het eindstation van onze rationele wetenschap niet de machine is? Het zijn voor ons bekende vragen (de Wachowski’s vonden in zijn werk de inspiratie voor The Matrix), maar Lem stelde ze als eerst.
Zijn voornaamste kritiek is dat “wij ervan uitgaan dat we de hoogste levensvorm zijn.” Dat “bewustzijn” ons boven de rest van het dierenrijk verheft. Maar, vraagt hij zich dan af: “Misschien is bewustzijn evolutionair gezien wel helemaal niet zo gewenst?” Intelligentie brengt wezens tot een punt dat hun theorieën niet meer bruikbaar zijn. Dat kennis zo complex is dat we machines en algoritmen nodig hebben die nog te begrijpen, met als gevolg dat we aan de zijlijn komen te staan; de mens, samen met de dodo, als een van de miljoenen dorre twijgjes aan de grote evolutieboom.
In 1962, toen hij dit boek schreef, stond de wereld op het punt zichzelf op te blazen: “The destruction of life on earth, which is entirely possible today, was not actually the goal of any of the discoverers of atomic energy.” Waarna hij alle grote technologische veranderingen waar wij binnenkort mee te maken krijgen, van robots tot nanotechnologie tot artificiële intelligentie, tot hun compleet logische maar bizarre conclusies trekt.
Het is bizar te bedenken dat Lem in het Polen van de jaren zestig vragen stelde die een genie als Hawking pas recentelijk leert stellen
De kans dat wij overheerst worden door een of andere supercomputer wijst hij van de hand. Projecten als het Brain Project, zou hij interessant, maar megalomaan vinden. Bewustzijn is waarschijnlijk nooit volledig na te bootsen. Maar zelfs simpele apparaten kunnen ‘slimmer’ zijn dan wij.
Aan de hand van de exponentiële toename van informatie legt hij uit dat de mens ‘machines’ zal gaan gebruiken om al die data te verwerken. Bedenk: hij heeft geen flauw idee wat voor machines, pc’s bestonden nog niet, laat staan iPhones. Dat hij op de tast toch tot zulke accurate observaties komt werkt zeer benauwend.
Hij voorspelt vervolgens dat het datavolume uit die machines ook te groot is zodat er weer meer nieuwe machines nodig zijn om het systeem te besturen. Volgens een ijzeren logica toont hij aan dat ons belangrijkste sociale contract (de economie) een zelfrunnend systeem wordt.
Hoewel wij nog wel bij machte zijn om in te grijpen, zullen we dat na een aantal pijnlijke fouten snel afleren, “turning us into well-behaved children.” Een soort 'controleurs' van machineprocessen. Bewustzijn geeft ons het gevoel dat we de baas zijn, maar in werkelijkheid geven we stukje bij beetje de macht over ons eigen lot uit handen aan een telraam.
Het is niet voor niets dat Stephen Hawking en Nick Bostrom, sinds tien jaar de meest vooraanstaande leden van het Future of Humanity Intitute van Oxford, kunstmatige intelligentie zien als het grootste gevaar voor het voortbestaan van de mens. Het is bizar te bedenken dat Lem in het Polen van de jaren zestig vragen stelde die een genie als Hawking pas recentelijk leert stellen. En zijn kijk op de wetenschap is absoluut origineel – een cadeautje bovendien, voor al jullie werkeloze kunstenaars en schrijvers.
KUNST VERSUS WETENSCHAP
Lem’s conclusie luidt dat om te overleven, we de zoektocht naar kennis ondergeschikt moeten maken aan creatieve activiteit – die hij imitological practice noemt. We moeten onze kennis niet gebruiken om nog meer kennis te verwerven, maar om een voor de mens zo veilig mogelijke leefomgeving te creëren.
We hebben de kennis al om dat te bereiken; nu moeten wetenschappers alleen nog een route uitstippelen. In zijn ogen is de wetenschapper een ontdekker en cartograaf in één. Een kunstenaar die ons de vergezichten voorhoudt van zijn verre reizen, opdat wij klootjesvolk weten waar we naartoe moeten, en elkaar niet met vuistbijlen te lijf hoeven gaan als we weer eens een patstelling in de discussie hebben bereikt.
Asscher zei in zijn toespraak dat we “beter onderwijs” nodig hadden, waarbij “niet de feiten, maar de creatieve analyse” voorop moet staan. In andere woorden: we moeten ons voorbereiden op de functie van ‘controleur’. Ik betwijfel of hij Stanislav Lem heeft gelezen, maar hij lijkt hiermee al tastend de eerste voorzichtige stapjes te zetten in het universum van Stanislav Lems’ gedachtegoed. Lees dit boek, het is waanzinnig.
LECTURE JONATHAN LOH
http://www.sg.uu.nl/opnames/back-to-the-future/declining-diversity
Around 7000 / 8000 years ago the expansion of human species across the world and the cultural diversification that happened around that time. Toolmaking became a fundamental part of that diversification. Tool making has evolved in all kinds of technology were maybe that we see today. So if we imagine that diversifying tree of life is it possible that there can be another form of diversification in some kind that cultural tree? I think its possible that this will happen in information technology. An hand axe is evolved in a hand wear computer and it could be that were now on the verge of an extraordinary diversification of computer technology.
Jonathan Loh
HUNDRED BIRDS PROJECT
http://100birds.mischel.com/bird-index/
TED TALK KOERT VAN MENSVOORT
Our desire to design our environment according to a idealist image of untouched nature
Technology becomes a invisible part of our environment.
The metal tree is not nature, it’s a simulation – a picture of nature like a landscape painting above your furniture.
The number of products that use nature to sell themselves.
Strategy 1 nature as aesthetics.
Strategy 2 promote a natural feeling
Strategy 3 brand it ECO friendly
Strategy 4 brand it ‘naturally made’
Natuur word door marketiers geromantiseerd. De dark side zoals ziekten, rotting en unpredictable worden niet genoemd.
What is nature and who decides that?
We can continue watching it on our TV screens but if we really want to understand our relationship with nature we have to start looking at the beginning.
With our science and technology we slowly and steadily transform our original natural environment into a world of design, at the same time our technological environment slowly grows beyond our control. One of the most important story’s of our time is that the born and made are fusing. Also our notions of nature and culture have been very complicated and are fusing as well. But maybe there not fusing for shifting.
Born nature that is completely controlled by people.
Diagram:
Right above is interesting: A group that seems to develop a sort of autonomy on their own. And here is the new view on nature: everything beyond control. And there we see an next nature appearing: nature caused by people. Traditionally we think of nature and technology as opposites. But now we see that our technology can also be naturalised. Electric light is completely normal to us, we don’t see it as a media or technology, although it started out as alien new technology. 1000 years ago agri-culture was a technological revolution, now we say this is organic farming. At the this was a profound intervention in the natural environment. Without cooking a average person has to eat 5 kilo’s of raw food. Cooking teaches us and allows us to consume more calories in less time. Which brought room to socialize more and to grow bigger brains. If we look at the development of greatest inventions, we realise that people by nature are; technological beings. No were not god, rather I think were catalysts of revolution?
Nature changes along with us. We have to et rid of the idea that nature is a aesthetic entity of the past, that is now threatened and has to be saved. There is another nature here, a dynamic nature and ones we have this different perspective the world looks a little bit different. Like bees and flowers, we are now co-evolving with our technology’s. Bio diversity is decreasing, but if you walk into the supermarket we also see a sort of diversity, There are now more patents filed on the planet then known species. How do we balance bio diversity and techno diversity? You could approach the financial system as a ecosystem, if we do that, how can we garden it’s complexity? Perhaps accountancy can still learn a lot from gardeners, which have all knowledge of semi autonomous complex ecosystems. How will we build? Will we continue building static structures of the blue print? Or will our architecture become more dynamic and integrated in the environment? Could guided wood be a new design principle? A map of the Internet, is that a natural phenomenon? We are not aware of the fact that from day 1 as humans we co evolving with technology. A change in mindset is necessary, we have to accept that we’ve created this techno biosphere, need to embrace its complexity and that its growing bigger then us. We need to find ways to guide its grow, rather then lingering the illusion of total control. And maybe we can learn from this biosphere to cooperate better with the techno sphere. We need to create a ecological intelligence to balance these two spheres. In the end it’s just one sphere that’s our planet.
https://www.youtube.com/watch?v=N3pUfj639hM#t=43
- 1 Catalysis is the increase in the rate of a chemical reaction due to the participation of an additional substance called a catalyst.[1] With a catalyst, reactions occur faster and with less energy. Because catalysts are not consumed, they are recycled. Often only tiny amounts are required.[2]
- 2 Een entiteit is iets wat een bestaan heeft. De term beklemtoont van ditgene de hoedanigheid dat het er is. In het Latijn is een ens een "zijnde" en is de entitas het "het er zijn van een zijnde".
BOOK: RECONNECTING CULTURE, TECHNOLOGY AND NATURE by MIKE MICHAEL
BOOK: NEXT NATURE by KOERT VAN MENSVOORT
BOOK: WHAT TECHNOLOGY WANTS by KEVIN KELLY
BOOK: DESIGN FOR SUSTAINABLE CHANGE by ANNE CHICK, PAUL MICKLETHWAITE
ECOLOGIE?
Ecologie (ook wel met de spelling: oecologie) als wetenschap is een onderdeel van biologie. De ecologie bestudeert de dynamiek van de wisselwerking tussen organismen, populaties of levensgemeenschappen (de biotische milieufactoren) en de relaties tussen organismen, populaties, levensgemeenschappen of landschappen en het niet-biologische milieu (de abiotische milieufactoren). De studie op het niveau van de soort heet ook wel autoecologie en op het niveau van de levensgemeenschap en ecosysteem heet gemeenschapsecologie of synecologie.
In de Angelsaksische wereld werd dit ecology, dat daar een iets andere, meer milieukundige en mens-gerichte, betekenis kreeg. In Nederland bestaan het meer biologische oecologie en meer milieukundige ecologie naast elkaar, maar het verschil vervaagt.
Het woord ecologie wordt ook gebruikt in andere betekenissen:
gerelateerd aan een beter milieu, in het bijzonder dat van de mens, meer praktisch, betreffende gedrag dat goed is voor mens en zijn milieu en voor de natuur (zie ecologische landbouw en EKO-keurmerk), gericht op een bepaalde levensbeschouwing (zie ecologisme). betreffende omgeving of netwerk van bijvoorbeeld een bedrijf.
Binnen de ecologie vinden we verschillende benaderingen. Sommige gaan uit van de soort en bestuderen de wisselwerking tussen een bepaalde soort en het milieu. Andere leggen de nadruk op de verspreiding van soorten in afhankelijkheid van het milieu, de zogeheten biogeografie. Weer andere stellen niet een soort maar een samenhangende set soorten centraal, een levensgemeenschap of een ecosysteem, en gaan na hoe de wisselwerkingen hiertussen plaatsvinden. Ecologen bestuderen bijvoorbeeld de opeenvolging van soorten bij verandering van het milieu, de zogeheten successie. Tenslotte zijn er ecologen die naar populaties kijken van soorten, en proberen te begrijpen hoe individuele organismen zich binnen populaties handhaven of hoe soorten zich in de loop van de evolutie ontwikkelen. Hieronder gaan we iets dieper in op enkele van deze benaderingen.
Design is increasingly recognizes as a key element of the contemporary focus on the need for greater ecological and sociental sustainability. Part I examanies the various potential roles for design in this context, by first considering 'what is design'? Design is traditionally discussed in terms of design disciplines and professions, and the industries they serve. DESIGN THINKING looks beyond there confines to suggest a wider role for design in addressing our biggest societal challenges. DESIGN ACTIVISM GOED EVEN FURTHER IN SUGGESTING MORE RADICAL WAYS IN WHICH DESIGN CAN TRANSFORM OUR SOCIETY AND THE WAY WE LIVE, BOTH NOW AND FOR THE FUTURE.
DESIGN IS TO DESIGN A DESIGN TO PRODUCE A DESIGN.
At first glance, the title of this chapter might not seem to make very much sense. Yet it uses the word design in four different but useful, wys. fierst design is a field or discipline. second, design is an action or process. third, a design is a concept, proposal or plan. finally, the outcome of a design process is also called design. It then asks if design is in fact an attitude, rather than a profession, available to all of us?
Creative idealists want to harness both design craft and design thinking as levers for political and societal change. New perspectives, ideas and technologies are being harnessed to push designing beyond being just a tool for business. When were surrounded by probems and challenges, design presents a positive approach to generating ideas, connections and solutions. this is evident in websites such as www.treehugger.com.
'New roles are constantly emerging as the designer becomes less a generator of ideas and more a facilitator of the generation of ideas.'
exhibitions of cooper-hewitt - designing for the other 90%
CELERY DESIGN COMPANY/ We integrate innovative materials and manufacturing processes, and design for the whole life cycle. But most importantly, we shift the focus from designing stuff to designing outcomes. We call this process designing backwards. The result is lasting, substantive change in the marketplace and in the world. Vb: the ecological guide to paper.
PROVOKATEUR COMPAY/ 'I wanted so set up an agency that did work that REDEFINES THE RULES.'
Design is not just about solving problems; it can also be about problem finding. design and designers can redefine problems to arrive at better solutions and outcomes. a design outcome may not always be a psychical, tangible product. it may be a service or a new way of doing things. in some cases, we may not need a new product, just a better way of integrating the products we already have in order to serve our needs. design is also too important, an too useful, to be used only by professional designers. the active participation of users in the design process can ensure more succesfull design outcomes. the emergence of open-source design is creating a collaborative remix culture in which the originator of an idea passes it on to others to take in new directions. 'Transformation design' asks designers to shape behaviour- of people, systems and organisations - as well as form. As such, its outcomes are often intangible, and certainly not confined to the traditional notion of a designed artefact. It asks us to accept an organisation as being a designed object. Transformation design projects have the following six characteristics:
1 Defining and redifining the brief
2 collaborating between disciplines
3 employing participatory design techniques
4 building capacity, not dependency
5 designing beyond traditional solutions
6 creating fundamental change
Design activism: The emerging idea of design activism unites the active nature of design and designing with strong political awareness. this chapter explores the often radical ways in which design is now being used as a form of direct action, to transform society and the ways in which we live. the emergence of design activism raises some interesting questions. can you be a design activist while working as a hired professional? How radical does design have to be in order to be considered activist?
Design is critical in addressing the various agendas of sustainability, because it can have significant (both positive and negative) economic, environmental and social ripple effects. Design can drive the dematerialization of products, processes, and services. More importantly, design can change our attitudes and behaviors. When starting to think about designing for sustainable change, designers need to be aware of the different ways they can begin to consider sustainability, its key issues and its evolving narratives.
The cradle to cradle design protocol/ Its a model for moving drom eco- efficiency to eco effectiveness in design and manufacturing. the books sets out a theoretical basis for managing material cycles so that natural materials and synthetic materials are kept apart to allow for effective material reprocessing and reuse. It's an example of biomimicry. NATURAL ECOSYSTEMS AND SUPREMELY EFFECTIVE IN MAINTAINING BALANCE BETWEEN THEIR SYSTEMS, IN CONTRAST TO HUMAN TECHNOLOGIES, EVOLVE OVER VERY LONG PERIODS OF TIME. HUMAN TECHNOLOGICAL DEVELOPMENT TENDS TO BE REVOLUTIONARY. CAN WE EVER CREAT AN INDUSTRIAL ECOLOGY (IN WHICH THE WASTE FROM ONE PROCESS BECOMES THE FOOD FOR ANOTHER) THAT TRULY MIMICS A NATURAL ECOSYSTEM SUCH AS A FORREST?
It's crucial to be valuing local knowledge and being human- centered but still responding to global themes.
BOOK: SCHELPEN EN BESCHAVING by GEERAT VERMEIJ
Hoe kan het zo zijn dat schelpen uit Florida zoveel mooier en diverser zijn dan de schelpen uit Florida? Deels natuurlijk doordat de weekdieren daar meer vijanden hebben en zich daarom beter moeten kunnen beschermen.Plus makkelijkere kalkafscheiding in warm water in Florida, onderzaak voor vormenrijkdom. Overeenkomsten tussen schelpen en menselijke samenleving: schelp-dragende dieren leven dus in een economie, een ecosysteem zoals wij dat noemen. De natuurlijk economie bestaat ook uit concurrentie en samenleving en andere processen als de economie van mensen. Dezelfde processen gelden voor beiden. Als we naar huizen kijken dan zien we gelijk wat voor hen belangrijk is, net als het 'huis' voor dieren en planten. Wat zijn de natuurlijke en economische omstandigheden waar deze dieren in zijn geevoluteert en wat zijn de economische omstandigheden die voor mensen belangrijk zijn? Er zijn natuurlijk gebieden waarin het veel moeilijker is voor mensen om te leven en waar er veel minder banen zijn ontstaan. Ik zie dus nauwe verbanden tussen het ecologisch functioneren van een soort, plant of dier en het economisch functioneren van een baan of occupatie van mensen. We zijn allemaal levende wezens die concurreren en samenwerken. in zijn boek: een organisme vormt een soort van hypothese van zijn omgeving. Als je dus naar de eigenschappen kijkt van een dier dan zie je in de vorm, in het gedrag wat voor dat organisme belangrijk is op een evolutionair niveau. Natuurlijke selectie heeft die soort opgebouwd omdat de oorzaken van vijanden bijv of productiviteit, die samen defenieren eigenlijk wat de vorm of gedrag van een organismen zal zijn. datzelfde geval zien we onder mensen, in ons geval geen natuurlijke selectie maar culturele selectie. Net als in de wetenschap stellen wij ook hypothesen, om opzoek te gaan naar de waarheid. dat geld ook voor organisme: Wat is voor hen de belangrijkste omstandigheid waaraan zij zich moeten aanpassen. er zijn eigenschappen va organismen zoals intelligentie en hoog metabolisme die zo nuttig zijn in zoveel omstandigheden dat op den duur die zullen ontstaan. Misschien zou een mens achtig dier of met menselijke eigenschappen zijn ontstaan in andere groepen omdat deze sociale en intelligente eigenschappen ook voorkomen bij bijv kraaien en gaaien, en je misschien wel een pijl in de toekomst kunt trekken dat deze eigenschappen hoe dan ook zullen evolueren omdat ze in zoveel situaties ten goede komen. Ik denk dus meer aan organisme als deelnemers van een economie ipv als afzonderlijke afhankelijke soorten. De grootste stroming ziet evolutie als iets abstract ipv economisch. Toeval speelt natuurlijk ook een hele belangrijke rol, daardoor word het bijna een soort religieus element. Voor mij is aanpassing een veel belangrijker principe dan toeval in de evolutie. Voor de meeste mensen in het belangrijker om andere mensen goed waar te nemen ipv de natuur.
STEPHAN JAY GOULD
Stephen Jay Gould (New York City, 10 september 1941 - 20 mei 2002) was een Amerikaans paleontoloog, geoloog en evolutiebioloog. Bij het grote publiek is hij vooral bekend geworden om zijn essays en populair-wetenschappelijke boeken, met name over evolutie. Goulds belangrijkste bijdrage aan het evolutionaire denken was de theorie van punctuated equilibrium, die hij opstelde samen met Niles Eldredge. In Nederland werd hij ook bekend door zijn deelname aan de televisieseries Een Schitterend Ongeluk (1993) en Van de Schoonheid en de Troost (2000).
Levensloop[bewerken] Gould groeide op in een niet-religieus, marxistisch Joods gezin. Op vijfjarige bezocht hij het American Museum for Natural History, waar het skelet van een Tyrannosaurus Rex een blijvende indruk op hem maakte. Op school kreeg Gould de bijnaam 'fossilface': naast honkbal waren fossielen zijn grote passie.[1]
Als student zette Gould zich in tegen racisme en tegen de Vietnamoorlog. Vanaf 1967 werkte hij aan Harvard University, waar hij vanaf 1973 actief was als hoogleraar in de geologie. In deze tijd ontstond één van de leidende thema's uit zijn omvangrijke oeuvre: de volwassenwording van de paleontologie. Gould wilde aantonen dat de paleontologie over een eigen methode beschikte, die onmisbaar was om het proces van macroevolutie te begrijpen.[1] Centraal voor die methode was de theorie van het punctuated equilibrium [2], die hij in 1972 stelde hij samen met zijn voormalige medestudent Niles Eldredge presenteerde.
In de jaren '80 raakte Gould verwikkeld in het debat over sociobiologie, waarin hij zich een fel tegenstander toonde van adaptationisme. 1982 werd een zeldzame, bijna altijd fatale, vorm van kanker (mesothelioom aan het buikvlies) bij hem geconstateerd, een ziekte die hij echter overwon. Zijn gevecht met deze ziekte staat beschreven in zijn boek 'Full House' (1996).
In 1992 onderscheidde de Linnean Society of London hem met de Linnean Medal. In 2002 kreeg hij de AIBS Distinguished Scientist Award van de American Institute of Biological Sciences en in 2008 kreeg hij postuum de Darwin-Wallace Medal toegekend.
Zijn oudste zoon Jesse lijdt aan autisme, wat hem inspireerde tot het boek The Mismeasure of Man.
In 2002 overleed hij aan een andere vorm van kanker dan waar hij in 1982 aan leed.
Essayist[bewerken] Stephen Jay Gould is onder het grote publiek bekend geworden door de 300 maandelijkse essays die hij vanaf 1974 onafgebroken publiceerde in het tijdschrift Natural History, en regelmatig als bundel werden uitgegeven. In zijn werken verdedigde hij de evolutietheorie. Hij bestreed het creationisme en benoemde wetenschap en religie als niet-overlappende terreinen (NOMA: Non Overlapping Magisteria).
Zijn publicaties riepen soms weerstand op bij andere evolutiebiologen, vooral bij degenen met wie hij eerder ruzie had gehad. Stephen Jay Gould was niet geporteerd van de sociobiologie en de daarvan afgeleide evolutionaire psychologie. Zijn kritiek op de sociobiologie (en de nadruk daarin op de - evolutionaire - selectie van genen), betrof dat hierin naar zijn mening te weinig aandacht was voor selectie op hogere niveaus, onder meer op het niveau van soorten. Verdedigers van de sociobiologie en evolutionaire psychologie als Richard Dawkins, Daniel Dennett en Steven Pinker vielen Gould weer aan, o.a. in The Blind Watchmaker (Dawkins) en Darwin's Dangerous Idea (Dennett). Samen met Richard Lewontin bracht Gould het begrip spandrel (zwik) in zwang voor een eigenschap van een organisme waar niet op geselecteerd wordt, maar dat een noodzakelijk gevolg is van andere eigenschappen[3].
In zijn boek Wonderful Life bespreekt Gould de fossielen die gevonden zijn in de Burgess Shale. Hij vindt daartussen vele volstrekt andere bouwplannen van organismen dan die tegenwoordig voorkomen. Zijn conclusie is dat als de evolutie nogmaals zou plaatsvinden, dat de kans zeer klein is dat de huidig voorkomende phyla weer zouden overleven: evolutie is onvoorspelbaar. In dat boek prijst hij Simon Conway Morris, die in de jaren '70 als promotie-onderzoek de fossielen van de Burgess Shale classificeerde. Opmerkelijk genoeg publiceerde Conway Morris in 2003 het boek Life's Solution waarin hij stelt dat het leven vanwege convergente evolutie noodzakelijk evolueert tot levensvormen zoals wij die kennen [4] .
GOOF KLOOSTERMAN/ GLAMCULT INTERVIEW
Goof Kloosterman is an artistic researcher who's not particularly fond of language but loves to explore the ways messages are transmitted. 'Im fascinated by the way things come acros and by the transformations they undergo' he says, 'but i dont like language so much. the difficult thing is that ir was invented to express clear goals, but it can be interpretated in so many different ways. you can never say you know something for a fact, just after reading something.' he states. he prefers it when people try to experience things themselves. this is also something he likes to stimulate with his work. ' i dont really have something to say to the public. im not really engaged in the politics of my art. the good thing about working within the arts is the fact that i can do research in a current field of interest without having to justify myself. I just try and excite that same curiosity in people.'
Waarom klimaatverandering geen plaats heeft in onze verhalen
Door WESTER VAN GAAL February 27, 2015 // 12:30 PM CET Onlangs stuitte ik op het uitstekende woord “hyperobject,” een filosofisch concept geïntroduceerd door de ecotheoreticus Timothy Morton. Hyperobjecten zijn gebeurtenissen, systemen of processen die te complex zijn, te groot en te verspreid over tijd en ruimte voor mensen om te begrijpen:
“Black holes are hyperobjects; nuclear materials such as uranium and plutonium, with their deep-time half-lives, are hyperobjects; global warming and mass species extinction are hyperobjects. We know, we live with, the local effects of these phenomena, but mostly they are quite literally beyond our ken. In one sense they are abstractions; in another they are ferociously, catastrophically real.”
Klimaatverandering als hyperobject. De gevolgen ervan staan dagelijks in de krant, maar een intelligente maatschappijbrede discussie lijkt verder dan ooit. Er heerst een collectieve blinde vlek. Ondanks dat de rampen die in verband worden gebracht met klimaatverandering vorig jaar een recordbedrag van 500 miljard hebben gekost, kwam bij maar 6% van aanwezigen van het World Economic Forum in Davos het klimaat voor in de top 20 van prioriteiten. Klimaatverandering is een dooddoener op feestjes, kranten verkopen er niet beter door, politici winnen er geen stemmen mee, wetenschappers maken er geen vrienden mee bij hun machtige geldschieters en kunstenaars, schrijvers en filmmakers weten niet hoe het in een vorm te gieten.
Klimaatverandering leeft niet, omdat het te complex is om te ‘vertellen.’
EEN VERHAAL UIT 2393
Toen wetenschapshistorica en klimaatactiviste Naomi Oreskes bij haar kapster zat en vroeg of zij zich zorgen maakte over het klimaat, antwoordde de kapster: “nee, want wetenschappers weten toch niet precies hoe het zit.” Naomi's pony moest een eindje omhoog zijn gesprongen toen ze dat hoorde, want ze had net de resultaten van 1000 willekeurige klimaatonderzoeken (zo’n 10% van het totaal) met elkaar vergeleken, en allemaal waren ze het er over eens dat de aarde opwarmt en dat de mens de oorzaak is. Zelden is er meer overeenstemming bereikt in een onderzoeksveld, en toch speelt klimaatverandering nauwelijks een rol van betekenis in de populaire cultuur.
Het zette haar ertoe aan The Collapse of Western Civilization: a view from the future, te schrijven. Het is een ijzingwekkend essay uit de toekomst, geschreven door een Chinese wetenschapper in het jaar 2393. We komen weinig van hem te weten, behalve dat hij in een wereld woont waar nog maar 500 miljoen mensen wonen, in nieuwe staatkundige entiteiten als De VS van Noord-Amerika of de Nordo-Scandinavische Unie. We leren dat de periode 1988-2093 de geschiedenis in is gegaan als De Periode van Penumbra, de tijd dat er een schaduw over ons heen viel, ‘a second dark age.’
In ongeveer zestig pagina’s beschrijft de fictieve wetenschapper het wanstaltige beleid van onze tijd en de gevolgen van dien: in de verleden tijd. De politieke besluiten zijn echt, en de gevolgen daarvan zijn volgens de laatste modellen accuraat. We weten bijvoorbeeld heel goed dat als de West-antarctische en Groenlandse ijskappen inklappen, het water abrupt acht meter stijgt en dat dan de kans groot is dat 1,5 miljard mensen ontheemd raken.
Het belangrijkste argument van onze Chinese historicus is dat de wetenschap zich te makkelijk aan de kant heeft laten schuiven door het “carbon combustion complex,” een mooie benaming voor iedereen die belangen had bij het op grote schaal verbranden van fossiele brandstoffen; zowat iedereen dus. De wetenschap was volgens de historicus te versnipperd en te specialistisch om het overzicht te behouden. Een tweede hindernis was de al te strenge naleving van het consensusprincipe. Over elk wissewasje moest 95% van de wetenschappers het eens zijn, waardoor men verstrikt raakte in nuances en niet eensgezind kon optreden vóór verandering. Op pagina één , schrijft de fictieve wetenschapper ademloos:
“Even today, two millennia after the collapse of the Roman and Mayan empires and one millennium after the end of the Byzantine and Inca empires, historians, archaeologists, and synthetic-failure paleoanalysts have been unable to agree on the primary causes of those societies’ loss of population, power, stability, and identity. The case of Western civilization is different because the consequences of its actions were not only predictable, but predicted.”
Tijdens het lezen denk je continu: “waarom deden die eikels niets?” Maar natuurlijk zijn wij het, die niets doen. Terugkijkend heb je overzicht, en is er volgens Oreskes geen ruimte meer voor ons grootste talent, dat nu blijkt ook een gevaar te kunnen zijn: optimisme; de gedachte dat alles wel goed komt, ook al wijst alles op het tegendeel.
Maar Collapse is meer dan een nuttig denkspel. Het is een poging om klimaatverandering inzichtelijk te maken door het in een menselijk verhaal te plaatsen.
O my god, Cli-fi!
“De klimaatbeweging heeft alles, ze hebben wetenschappers, lobbyisten en beleidsmakers – ze hebben alleen niet de steun van de massa,” zei Bill McGibben, een vooraanstaand klimaatactivist, vorig jaar tegen de New Yorker.
Het probleem waar klimaatactivisten mee worstelen is: hoe bereik je de massa? Niemand heeft er een goed antwoord op. Marcel van Dam zei vorig jaar dat er een grote ramp nodig was voordat we iets aan het klimaatprobleem zouden doen. Ook Naomi Klein (andere Naomi!) strooit in haar laatste boek This Changes Everything rijkelijk met rampen, duidelijk in de hoop een ‘actie van onderop’ te ontketenen. “It takes everyone!!”
Rampen worden ingezet als ‘bewijs’ voor klimaatverandering, maar de vraag is of dat mensen ook echt aanspoort met z’n allen de barricades op te gaan. Non-fictie zoals wij die nu bedrijven is maar beperkt geschikt om een complex proces als klimaatverandering op ‘de massa’ over te brengen. De realiteit die de wetenschap en journalistiek ons geeft, is versnipperd, omdat de regels die ervoor moeten zorgen dat we geen onzin uitkramen (denk aan hoor en wederhoor en een al te streng consensusprincipe) een eenduidig verhaal in de weg zitten.
Klimaatverandering is net als de kosmos een hyperobject. Het is niet voor niets dat Carl Sagan en Neil Degrasse Tyson in een Ship of the Imagination door het universum zoeven, anders zouden zij nooit op een begrijpelijke manier hun verhaal kunnen vertellen. Ze zouden er uren en uren over doen om uit te leggen hoe ver de zon is, of hoe klein een proton is. De werkelijkheid is te groot (of te klein) om te begrijpen, en je moet afstand nemen van de dagelijkse realiteit wil een mens er iets van begrijpen.
In Collapse neemt Oreskes ons als het ware mee in haar Ship of the Imagination, naar het jaar 2393, en onderweg vermengt ze wetenschap met de kracht van het verhaal. In de kosmologie is het een beproefde methode, in de klimaatwetenschappen is het nog helemaal nieuw. Althans, bijna nieuw. In Amerika hebben ze er al een woord voor: Cli-fi, oftewel Climate Fiction.
EEN NIEUWE WERELD MOET JE BOUWEN.
De vraag of je met fictie wel de massa bereikt, daarover verschillen de meningen. Ik heb in elk geval niet het doorslaggevende bewijs. In zijn paper The Future of the mass Audience berekende sociaal wetenschapper Russel Neumann dat maar 10% van de samenleving fictie krijgt te verteren.
Maar als je even nadenkt, is het logisch dat in de verspreiding van kennis verschillende media aan bod komen. Kennis is een osmotisch proces. Het kruipt door de wanden van wetenschap naar filosofie en literatuur en stroomt over van de beeldende kunsten in film en televisie, en vloeit weer terug, en dat alles veel minder overzichtelijk dan dit. Elke ‘actie van onderop’ begint bij de verhalenvertellers.
Hoewel fictie ook het rijk van escapisme is (The Lord of the Rings was ooit een reactie op de verschrikkingen van de eerste wereldoorlog, maar geldt nu als ideaal vakantieland voor de ontheemden van de prestatiemaatschappij) is er een groep schrijvers opgestaan die onze omgang met de wereld centraal stelt. En cli-fi is niet allemaal ‘genre’-pulp die achteloos tussen de boeketreeksen en de kast met fantasy staan gepropt. Margeret Atwood’s The Year of the Flood en Peter Heller’s The Dog Starszijn rijkelijk geprezen. In Nederland is de autobiografische roman nog altijd alleenheerser, dus er is helaas nog geen cli-fi van achter de dijken, maar we kunnen ons ermee troosten dat een van de grootste cli-fi sensaties van dit moment, Jeff VanderMeer uit Tallahassee Florida, aankomende zaterdag op het Sonic Acts Festival een lezing geeft in Paradiso.
VanderMeer schreef vorig jaar de trilogie The Southern Reach. De drie romans Annihilation Authority en Acceptance spelen zich af in de nabije toekomst, en hoewel die toekomst niet echt gezellig is, is het ook geen apocalyptisch schrikbeeld. Het gaat even kort gezegd over een groep wetenschappers die een mysterieuze wildernis verkennen, ‘Area-X’, die nog geen dertig jaar eerder voor de kust van Florida spontaan is ontstaan. Zijn voornaamste doel is “laten zien hoe mensen met hun omgeving omgaan.”
Alles in Area-X is anders. Het leven is er te uitbundig, de lucht is te vol vogels en het gras groeit er te dicht op elkaar. Steeds als iemand iets denkt te begrijpen, glibbert de logica ze weer door de vingers. Area-X is een Hyperobject, totaal buiten elk menselijk referentiepunt. De ‘wetenschappers’ zijn totaal niet in staat om het gebeid te begrijpen, en gaan zich steeds minder als zichzelf gedragen, en, tsja: steeds meer als mensen. Ze bakenen gebied af, willen PERSE weten ‘hoe het zit,’ falen, sterven of worden gek. Het leven in Area-X is een quixotisch gevecht. Het beste dat je kunt doen is je maar ‘aanpassen.’
En hiermee zijn we aanbeland op het slotakkoord van vandaag.
Inmiddels heeft Paramount Pictures de filmrechten gekocht van VanderMeers trilogie. Te zien aan de hoeveelheid cli-fi bestsellers die de laatste tijd op de markt komen, zullen we dit soort verhalen, met enige vertraging, vaker zien op het grote scherm. En dat biedt hoop dat biedt hoop dat de ideeën waar Oreskes, Klein, VanderMeer en van Dam mee rondlopen, een breder publiek kunnen vinden.
Want ook al lezen maar weinig mensen, fictie is de brug die we nodig hebben om een hyperobject als de klimaatverandering te begrijpen. Zonder verhalen is klimaatverandering niet meer dan een vervelend riedeltje, dat je zachter kunt zetten als het geluid je niet bevalt. Dat er in Nederland voor zover ik weet geen enkele auteur of filmmaker het belangrijkste verhaal van onze tijd probeert te vertellen, uit overtuiging dat ze toch geen impact hebben, of gewoon uit desinteresse, is een van de grotere flaters van de artistieke wereld op dit moment. Of zoals Henry Miller het ooit zei (en ik parafraseer): “get your head out of your ass because the world is rich in treasures.”
Als onderdeel van het Sonic Acts festival geeft 'Cli-fi' schrijver Jeff VanderMeer een lezing in Paradiso aanstaande zaterdag.
THEMA'S: klimaatverandering, sciencefiction, science, fiction, sci-fi, cli-fi, hyperobject, fictie
CO EVOLUTION IN THREE NATURES
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/16011823
Within a dynamical-systems framework, human behavior is seen as emergent from broad evolutionary processes associated with three basic forms of nature. First nature, matter, emerged from the big bang some 12-15 billion years ago; second nature, life, from the first bacteria up to 4 billion years ago; third nature, ideology and cultural artifacts (e.g., institutions and technology), with a shift to self-reflective, symbolic thought and agrarianism in humans some 8-40 thousand years ago. The co-evolution of these three natures has dramatically altered human behavior and its relationship to the whole planet. Third nature has infused human minds with several powerful ideas, or memes, including the idea of progress. These ideas have fueled the evolution of a complex institutional order (e.g., political systems and technology) and myriad attendant global problems (e.g., wars and environmental degradation). The human brain/mind is seen as the primary medium by which third nature governs human behavior and, therefore, self perpetuates.
WILL THE CO EVOLUTION OF HUMANS AND MACHINES CHANGE OUR LIVES?
PSFK chats with Parag and Ayesha Khanna to get their take on how the coming 'Hybrid Age' will develop and how we can avoid an all out battle between the two sides.
SCOTT LACHUT, PSFK LABS 21 JULY 2012ARTS & CULTURE
According to Technology Futurists Parag and Ayesha Khanna, civilization is on the verge of a new trajectory, where instead of simply co-existing with technology, humans are starting to co-evolve with it. This dramatic shift is what defines, the Hybrid Age, the subject of the Khannas’ new book, Hybrid Reality: Thriving in the Emerging Human-Technology Civilization. In it, they explore the impacts of a world where technology is increasingly ubiquitous, intelligent and social.
We had a chance to catch up with Parag and Ayesha and get their thoughts on how this co-evolution will improve our quality of life and how we can avoid an all out battle between humans and machines. Following the interview, they’ve also given us the opportunity to share an excerpt from the book.
Tell us a little more about Hybrid Reality – we’re in the Information Age right now, what is the Hybrid Age?
The Hybrid Age is the frontier of the Information Age. Our historical eras are additive: look at how so much of the world is just now industrializing! So as information technologies merge with biology, physics, neuroscience and a host of other disciplines, we have to look beyond just IT into what new pattern of socio-technical relations is emerging. For us, the Hybrid Age reveals itself as technologies merge with each other and we increasingly integrate with technology – both at the same time.
What are the key factors driving this shift?
The drivers are technologies that are more ubiquitous, intelligent, social and integrated than ever before. Integration refers to the physical human-technology nexus referred to earlier. Ubiquity is about smart sensors and other innovations essentially coating our habitats, particularly dense and modern cities, relaying information seamlessly through the Internet of Things. Intelligent and social go hand-in-hand, but are different. The fact that our relationship with technology is now a two-way street is manifest both in trends such as artificial intelligence as well as the increasingly emotional relationships we are developing with robots.
As we look ahead at the relationship between human and machine, how soon do you see implantable technology becoming widely adopted? Are we 5 or 20 years away?
There are numerous examples of such implants already growing from trials to wider deployment, whether bio-sensors that send signals based on the body’s receptivity to medicine dosages to synthetically printed organs that could address the shortfall in liver transplants, and also brain-computer interfaces which are currently assisting the disabled but can certainly augment anyone as their testing becomes more widespread. Each may take its own course, but no doubt within a decade we’ll be much further along in scale than we are now.
How will this closer relationship with technology help improve people’s lives?
We believe in a healthy co-evolution with technology. New bio-technologies could improve our ability to concentrate and achieve our goals and even live longer and healthier lives. Driverless cars could allow us to spend more time with family and reduce automobile accidents. Mobile phones are becoming platforms for tele-medicine. The list goes on and on. There are downsides, drawbacks, trade-offs and unintended consequences to every technology, but fearing the consequences doesn’t prevent them from emerging. We have to anticipate these consequences and work to minimize the downside.
Is it possible to ‘check’ the power of technology? In the Hybrid Reality, will technology ‘control’ us?
We are still very much in the driver’s seat when it comes to technology. It may seem like a race between rapidly emerging innovations and our awareness of their impact, but the latter is ever more attainable given the rapidly broadening access to information and deepening discourse about the social implications of technology. That’s what the Hybrid Reality Institute is all about.
An excerpt from the book follows below:
The Hybrid Age will unfold in the first truly global era. East and West, North and South, are now talking, trading and competing with each other on increasingly equal terms. For many it feels as close to a fresh—if sobering—start as one could imagine. For the United States, centuries of exceptionalism and hegemony are usurped by a world of ever-shifting alliances; China grasps for global influence far greater than any previous dynasty; Arab conspiratorial legacies give way to the sober reality of self-reliance; Africa and Latin America are for the first time players rather than pawns on the world’s chessboard. Transportation and communication networks have achieved nearly universal scale and are the conveyor belts for technological diffusion.
In the 1970’s, the Tofflers estimated that several million people around the world were “living in the future”: They flew intercontinentally, traded on capital markets, used fax machines, and were becoming postnational “Davos men.” By those standards, today several million people in Tokyo alone ”live in the future,” and many millions belong to the global commuter class. To envision life in the Hybrid Age, it helps to travel and be imaginative, but it is even more useful to observe children, who are uninhibited in their creative interactions with technology. Half the world’s population is under the age of 25. Today’s millennials (or Generation Y) are referred to as “digital natives,” but it is Generation Z (today’s toddlers) for whom the flux of hybrid reality will be normal. Today they play with coins and keyboards; tomorrow those will be artifacts. “Something has changed in the relationship between young and old,” wrote the Tofflers. In the Hybrid Age, we need translation across generations more than across cultures. Each of us has a biological age and a technological age—often in inverse proportion. Much like product generations, today one biological generation can contain four or five psychological ones with respect to technology. It is the young who are the earliest adopters of new technologies and develop fluency in the their techniques and idioms.
http://www.psfk.com/2012/07/hybrid-reality-human-machine-coevolution.html
HOW DOES TECHNOLOGY WORKS?
http://amara.org/nl/videos/oioIUqpkIquG/nl/817751/
http://www.mixedgrill.nl/2013/09/25/video-de-evolutietheorie-uitgelegd/
Mechanismes van Evolutie ¶
0:07 - 0:10
Wat is evolutie?
0:10 - 0:14
Evolutie is de ontwikkeling van
leven op aarde
0:14 - 0:17
Dit is een proces dat
miljarden jaren geleden is begonnen...
0:17 - 0:20
... en vandaag nog steeds doorgaat.
0:20 - 0:22
Evolutie vertelt ons hoe het mogelijk is...
0:22 - 0:25
...dat de enorme diversiteit
van leven kan ontstaan.
0:25 - 0:28
Het laat zien hoe primitieve protozoën...
0:28 - 0:31
... de miljoenen verschillende soorten
kunnen worden die we zien.
0:34 - 0:39
Evolutie is dus het antwoord op de vraag
die we ons allemaal stellen...
0:39 - 0:43
... als we een teckel en een deense dog zien:
0:43 - 0:50
hoe kan het dat voorouders
nakomelingen hebben, die zo anders zijn?
0:50 - 0:58
Bij het antwoord focusen we op dieren,
en negeren we schimmels en planten.
0:58 - 1:05
De eerste vraag is dus: hoe ontwikkelt
een diersoort zich in een andere soort?
1:05 - 1:09
Ah, maar eerst een korte vraag:
1:09 - 1:12
Wat is precies een soort?
1:12 - 1:18
Een soort is een groep dieren die
in staat is nageslacht te produceren...
1:18 - 1:22
... waarbij dat nageslacht ook in staat is
om voort te planten.
1:22 - 1:27
Om dat antwoord beter te begrijpen, moeten
we de volgende punten beter bekijken:
1:27 - 1:34
Het uniek zijn van dieren, gegarandeerd
door het vele nageslacht en erfelijkheid,
1:34 - 1:37
en, als tweede punt, selectie.
1:38 - 1:41
We beginnen met het uniek zijn.
1:41 - 1:47
Elk wezen dat bestaat is uniek, en dit is
essentieel voor evolutie.
1:47 - 1:51
De wezens van een soort lijken misschien
sterk op elkaar en hun ouders,
1:51 - 1:56
echter, ze hebben ieder verschillende
kenmerken en eigenschappen.
1:56 - 2:02
Ze zijn misschien groter, dikker, sterker
of dapperder dan hun soortgenoten.
2:03 - 2:05
Wat is de reden van deze verschillen?
2:05 - 2:09
We bekijken dit wezen van dichterbij.
2:09 - 2:12
Elk wezen bestaat uit cellen.
2:12 - 2:14
Deze cellen hebben een celkern.
2:14 - 2:21
De celkern bevat chromosomen, en
de chromosomen bevatten het DNA.
2:21 - 2:24
DNA bestaat uit verschillende genen,
2:24 - 2:29
en het zijn deze genen die
de informatie over het leven dragen.
2:29 - 2:37
Ze bevatten de instructies voor de cel, en
bepalen de kenmerken die elk wezen heeft.
2:37 - 2:41
En het is dit DNA wat uniek is
voor elk wezen.
2:41 - 2:50
Het verschilt iets tussen individuen, waar-
door ieder verschillende eigenschappen heeft.
2:50 - 2:54
Maar hoe ontstaat deze enorme variatie in DNA?
2:56 - 3:00
Een belangrijke factor is de overvloedige
producie van nageslacht.
3:00 - 3:04
In de natuur zien we dat wezens vaak
veel meer nageslacht produceren dan nodig...
3:04 - 3:09
...voor het voortbestaan van de soort,
en veel nakomelingen sterven een vroege dood.
3:09 - 3:14
Vaak zijn er zelfs meer nakomelingen dan
het milieu in stand kan houden.
3:14 - 3:18
Dit is één factor in de vergroting
van diversiteit in een soort:
3:18 - 3:23
hoe meer nakomelingen, hoe meer
verschillen er voorkomen.
3:23 - 3:29
Dit is wat de natuur wil: zo veel mogelijk
kleine verschillen.
3:30 - 3:35
De tweede belangrijke factor van uniek zijn
vindt plaats in de erfelijkheid.
3:36 - 3:42
Trouwens:
Erfelijkheid is het doorgeven van DNA naar nageslacht.
3:42 - 3:47
In dit proces zijn twee zeer interessante
factoren aanwezig:
3:47 - 3:50
Recombinatie en Mutatie.
3:51 - 3:56
Recombinatie is het willekeurig mengen
van het DNA van twee wezens.
3:56 - 4:01
Als twee diertjes verliefd worden en paren,
recombineren ze hun genen tweemaal.
4:02 - 4:06
De eerste keer doen ze dat zelf, bij het
produceren van de gameten,
4:06 - 4:09
oftewel: sperma- en eicellen.
4:10 - 4:13
De gameten nemen de helft van de genen,
en mengen ze.
4:14 - 4:19
De tweede recombinatie vindt plaats
wanneer een mannetje een vrouwtje bevrucht
4:20 - 4:23
De ouders leveren ieder 50% van hun DNA,
4:23 - 4:27
met andere woorden: 50% van hun
unieke kenmerken en eigenschappen.
4:28 - 4:33
Deze worden gerecombineerd of gemengd,
en het resultaat is nieuw nageslacht.
4:34 - 4:38
Deze nakomelingen hebben een willekeurige
mix van hun DNA, en dus...
4:38 - 4:41
van de kenmerken en eigenschappen van
hun ouders.
4:41 - 4:46
Dit bevordert de diversiteit en verschillen
binnen een soort nog verder.
4:48 - 4:52
Maar mutaties zijn ook belangrijk
voor evolutie.
4:52 - 4:56
Mutaties zijn willekeurige wijzigingen
in DNA.
4:56 - 5:00
Ze worden ook beschreven als
kopiëerfoutjes in DNA,
5:00 - 5:05
aangespoord door giffen of andere chemische
stoffen, of door straling.
5:06 - 5:10
Het is een mutatie als
een deel van het DNA is gewijzigd.
5:11 - 5:16
Deze veranderingen zijn vaak negatief en
kunnen tot ziekten leiden, zoals kanker.
5:16 - 5:22
Ze kunnen echter ook neutraal of positief
effect hebben, zoals blauwe oogkleur, ...
5:22 - 5:25
... wat ook zo'n willekeurige mutatie is.
5:26 - 5:33
In ieder geval moet een mutatie een gameet,
een sperma- of eicel, beïnvloeden ...
5:33 - 5:38
... omdat enkel het DNA in de gameten
wordt doorgegeven naar nageslacht.
5:38 - 5:42
Dit is ook de reden dat we geslachtsorganen
beschermen bij röntgenfoto's...
5:42 - 5:45
... terwijl andere lichaamsdelen
geen risico lopen.
5:45 - 5:53
Samengevat: in erfelijkheid geven wezens
hun eigenschappen door via DNA.
5:53 - 5:59
Recombinatie en mutatie veranderen het DNA,
zodat elk kind verschilt en...
5:59 - 6:05
... een willekeurige mix van de
eigenschappen van zijn ouders krijgt.
6:06 - 6:10
Het sleutelwoord hierbij is: willekeurig.
6:10 - 6:13
Al deze processen zijn gebaseerd op toeval.
6:13 - 6:17
Willekeurige recombinaties en mutaties
resulteren in individuen met...
6:17 - 6:20
... willekeurige samenstellingen van
kenmerken en eigenschappen.
6:20 - 6:23
Deze mixen deze ook weer willekeurig,
en geven ze weer door.
6:26 - 6:28
Maar hoe kan zoveel aan toeval liggen, ...
6:28 - 6:32
... als alle wezens zo goed zijn
aangepast aan hun omgeving?
6:32 - 6:39
Bijvoorbeeld de wandelende tak,
de kolibrie, en de hengelvis.
6:40 - 6:44
Het antwoord wordt geleverd door
het tweede kernpunt: selectie.
6:44 - 6:50
Elk individu wordt onderworpen aan een
proces van natuurlijke selectie.
6:50 - 6:55
Zoals we hebben geleerd, is elk individu
iets verschillend van zijn naasten...
6:55 - 7:00
... en is er behoorlijke variatie
binnen een soort.
7:00 - 7:04
Omgevingsinvloeden hebben een
effect op levende wezens.
7:04 - 7:09
Deze zogeheten selectiefactoren omvatten:
roofdieren, parasieten, ...
7:09 - 7:15
... dieren van dezelfde soort, gifstoffen,
veranderingen in het milieu of het klimaat.
7:15 - 7:20
Selectie is een proces waar elk wezen
aan wordt onderworpen.
7:20 - 7:25
Elk wezen heeft een unieke samenstelling
van kenmerken en eigenschappen.
7:25 - 7:31
Deze samenstelling helpt ze te overleven
in hun omgeving — of niet.
7:32 - 7:36
Iedereen met een ongeschikte samenstelling
wordt geselecteerd door de omgeving.
7:39 - 7:41
Degenen met de goede samenstelling overleven,
7:41 - 7:45
en kunnen hun betere kenmerken
en eigenschappen doorgeven.
7:47 - 7:50
Daarom is diversiteit zo belangrijk
7:50 - 7:56
Daarom doen dieren zo veel moeite om zo
verschillend mogelijk nageslacht te krijgen.
7:56 - 8:02
Ze vergroten de kans dat tenminste één van
hun kinderen het selectieproces overleeft.
8:02 - 8:04
Ze maximaliseren hun kans van overleven.
8:06 - 8:11
Een goed voorbeeld hiervan is te vinden in
een groep vinken op een afgelegen eiland.
8:11 - 8:17
Ze zijn beroemde dieren in de wetenschap
en staan bekend als Darwinvinken,
8:17 - 8:20
naar hun ontdekker: Charles Darwin.
8:20 - 8:23
En dit is het verhaal van die vinken.
8:23 - 8:27
Een paar honderd jaar geleden waaide een
groep vinken naar de Galápagos-eilanden...
8:27 - 8:31
... midden in de Grote Oceaan,
waarschijnlijk door een grote storm.
8:32 - 8:37
De vinken belandden in een omgeving die
compleet nieuw voor hen was:
8:37 - 8:42
Een waar vinken-paradijs, met een overvloed
aan eten en zonder roofdieren.
8:43 - 8:45
Ze plantten zich snel en veelvuldig voort.
8:45 - 8:51
De eilanden zaten snel tjokvol vinken,
waardoor voedsel schaars werd.
8:51 - 8:56
Het vinkenparadijs werd bedreigd door
hongersnood, en vrienden werden concurrenten.
8:56 - 8:59
Hier greep selectie in:
8:59 - 9:04
Hun individualiteit en kleine verschillen,
in dit geval hun verschillende snavels,
9:04 - 9:09
betekende dat sommige vogels niet hoefden
te concurreren met de andere vinken.
9:11 - 9:16
De snavels van sommige vinken waren
geschikt om te graven naar wormen.
9:16 - 9:21
Andere vinken konden hun snavels beter
gebruiken om zaden te eten.
9:21 - 9:25
Als gevolg zochten de vinken hun
ecologische niche op.
9:25 - 9:28
In deze niches waren ze veilig tegen
uitzonderlijke concurrentie.
9:28 - 9:33
Ze begonnen al snel alleen te paren
met andere vinken in dezelfde niche.
9:33 - 9:37
Over vele generaties werden deze eigen-
schappen versterkt...
9:37 - 9:42
... waardoor de vinken hun niche
succesvol konden uitbuiten.
9:42 - 9:46
Het verschil tussen de wormgravers en de
zaad-eters werden zo groot...
9:46 - 9:49
... dat ze niet langer in staat waren
met elkaar te paren.
9:49 - 9:52
Als gevolg ontstonden verschillende soorten.
9:54 - 9:58
Vandaag zijn er veertien vinkensoorten
op de Galápagos-eilanden,
9:58 - 10:02
die allemaal afstammen van
dezelfde groep gestrande vinken.
10:02 - 10:06
Zo worden nieuwe soorten gecreëerd
door evolutie:
10:06 - 10:11
Door de interactie van unieke individuen,
het overvloedige nageslacht,...
10:11 - 10:17
... recombinatie en mutatie in erfelijkheid,
en uiteindelijk door selectie.
10:18 - 10:20
Waarom is dit zo belangrijk?
10:20 - 10:23
Het legt uit waar de variëteit in leven
vandaan komt...
10:23 - 10:27
... en waarom levende wezens zo goed zijn
aangepast aan hun leefomgeving.
10:28 - 10:30
Maar het beïnvloedt ons ook persoonlijk:
10:30 - 10:37
Elk persoon is het resultaat van
3.5 miljard jaar evolutie — dus ook jij.
10:37 - 10:42
Jouw voorouders vochten en pasten zich aan
om te overleven.
10:42 - 10:46
Of ze overleefden was extreem onzeker.
10:46 - 10:51
Als we bedenken dat 99% van alle soorten die
ooit hebben geleefd, uitgestorven zijn...
10:51 - 10:55
... kan je jezelf beschouwen als
deel van een succesverhaal.
10:55 - 11:01
De dinosauriërs zijn verdwenen, maar jij
leeft en bekijkt deze video...
11:01 - 11:03
... omdat je ongelofelijk bijzonder bent.
11:03 - 11:06
Net als alle andere wezens die bestaan.
VINCENT FOUNIER
Vincent Founier’s work is freely inspired by the dream and mystery side that the scientific and technological utopias echoes in the collective imagination. Vincent Fournier's works are not only revealing his passion for science, technology and their mysteries but also witnessing utopia worlds as fantasized by humankind. Whether he uses research made to reinvent living kind or studies made to project potential futures, Vincent Fournier always leaves a wide place to imagination. His pictures are poetic and very meticulous, which is the result of a long preparation in advance and a curious taste for opposites patiently fed with films and literature Vincent Fournier has kept from his childhood the taste to explore uncommon and mysterious worlds, places where everything might be possible, imagined or recreated. His work is inspired by the combination of different forms of utopia and scientific researches. The photographs are questioning the world and playing with the perception and reality. ‘I am always intrigued in the element of dream and mystery in scientific and technological research: observing the stars, traveling in space, producing living beings or re-programming them, reading thoughts and seeing the invisible..." Vincent Fournier’s images are a blend of Jules Verne and Jacques Tati, Charles Darwin and David Cronenberg, and experiment with the fictional and magnificent potential of certain forms of utopia.
"My photos question the world which surrounds us by creating shady, improbable, sometimes inconsistent situations, always on the border of serious history and childhood dreams".
ARCHAEOLOGY OF THE FUTURE: POST NATURAL HISTORY
Post Natural History reinterprets the concept of a curiosity cabinet. Vincent Fournier presents new, futuristic species by bringing about a journey in time rather than in space. He creates beings that are reprogrammed by man to respond to the changing environment based on current research in the domain of synthetic biology and cybernetics. This collection ‘of emerging species’ is presented in the form of encyclopedic illustrations: an ibis with metal legs resistant to extreme temperatures; a dragonfly with a fragile glass abdomen incorporating a luminescent sensor measuring pollution levels; a beetle with GPS integrated into its metallic antenna...These mutant creatures are familiar yet strange. Blending history and anticipation, memory and science fiction, Vincent Fournier’s poetic and sensitive bestiary questions our relationship with time and technology, man’s place in nature, natural evolution as well as in the sciences, dreams and the imagination… This work in progress is part of the wider perspective of a future encyclopedia.
SPACE PROJECT
Space Project is a subjective inventory of the most representative places, objects or situations regarding space exploration. I have photographed the Yuri Gagarin Cosmonaut Training Center of Star City in Russia; the Baikonour Cosmodrome in Kazakhstan; the Space Centers of the NASA in Cape Canaveral in the United States; Ariane Espace in Guiana; the observatories in the Atacama desert in Chile, in New Mexico, and in Nevada; the Mars Desert Research Station of Martian simulation in the Red Desert of Utah... As usual, it is the dream part which interests me. My images make our childhood "memories" of the future come back to life. When in 1969 we were able to see for the first time photographs of the Earth from the Moon, it was a definitive breaking point that forever modified our consciousness of ourselves and our planet. The Man Machine
For this serie I staged several robots humanoids in daily situations: in work, in the house, in the street, during leisure activities… Imitations of every day where the robot acts out our everyday lives in the same way as a human being. It is about speculative fictions imagined from our present. I collaborated with various Japanese robotic research laboratories. I tried to create a balance between the spectator and the robot, between a process of identification and distance. This principle is particularly visible in the movie “The Man Machine” where the situations suggest an empathy with the robot and at the same time a certain remoteness. We find this idea in the “the Uncanny Valley ” – A scientific theory of the Japanese roboticist Masahiro Mori, according to which the more a robot resembles a human being, the more its imperfections seem monstrous to us.
PROJECTPLAN
0
Student naam: Nina van den Broek Student nummer: 0846733 Afstudeer profiel: Autonomous practice Vakstudie: Lifestyle & Design Minor: Digital Craft Project (werk)titel: Let’s co evolve
1
In mijn onderzoek probeer ik continu te reflecteren op het verleden, het nu en de toekomst. We leven in bepaalde fases die vooral achteraf goed te definiëren zijn; het is lastig om zicht te krijgen op het tijdperk waar we ons nu in bewegen. Ik onderzoek hoe natuur en cultuur zijn getransformeerd en geëvolueerd en of deze lijn door te trekken is voorbij het nu. Staan we op de rand van radicale veranderingen waardoor evolutionaire patronen zoals we die kennen ineens niet meer gelden?
Omdat er zo veel verschillende standpunten zijn om dit gegeven vanuit te bekijken denk ik dat het betekenisvol is om op een objectieve manier informatie en inzicht te verschaffen over onze mogelijke rol tegenover natuur en technologie. Deze relatie vormt een oneindig debat waar met name word gediscussieerd over de definitie van wat wel en geen natuur is. Na twee eeuwen industrieel geweld is er een polarisatie ontstaan in ons denken over natuur (goed) en technologie (slecht). Zolang die tegenstelling bestaat, zullen we technologie verstoppen achter labeltjes groen en duurzaam. Ik zie technologie en natuur niet als tegengestelde, maar juist als complementaire ontwikkelingen, beiden met als doel een nieuw equilibrium te bereiken. Graag zou ik vanuit dit standpunt een artistieke vertaling willen maken die men bewust maakt van het volgende gegeven; We hebben de vrije keus technologie in te zetten om de wereld te verbeteren en fouten uit het verleden te verhelpen. Maar daar is wel eerst een maatschappelijke omslag voor nodig. Een bewuste visie op een technologische toekomst is pas mogelijk als we leren dat we niet perse te hoeven overleven door de natuur geweld aan te doen maar door er mee samen te werken.
De motivatie komt volledig uit mijzelf en is gevormd na het zien en lezen van verschillende documentaires, artikelen en lezingen. Ik hoop een uitgebreid onderzoek samen te vatten en tot een essentie te kunnen komen, waarna ik vervolgens op een zo eenvoudig mogelijke wijze een object/ installatie kan maken wat het hele verhaal representeert en inzichtelijk maakt.
Als leerdoel heb ik informatie vertalen naar design en design inzetten om kritisch te reflecteren op bepaalde systemen. Hiervoor zal ik hulp moeten inschakelen van aangezien het heel moeilijk is om uit het niets je eigen mening binnen dit onderwerp te vormen.
2
In mijn vorig project onderzocht ik of patronen in biologische evolutie overeenkomen met de evolutie van technologie. De uitkomst van dit onderzoek bevestigde dat tools die we vandaag de dag gebruiken om onze behoeften te voorzien en onze omgeving aan te passen inderdaad een zelfde soort evolutionair pad afgelegd hebben als dat van ieder ander levend organisme op aarde. Vervolgens was het interessant om te zien hoe wij deze zelfde tools gebruiken om evolutie te manipuleren en te versnellen. De uiteindelijk vraag die daar uit voort kwam was; As we assume that ‘making’ is in our nature, does technology make us perhaps even more human? Als we er van uit gaan dat ‘maken’ in onze aard zit, maakt technologie ons dan misschien meer mens?
Door technologie op een ‘natuurlijke’ manier te benaderen in plaats van te bezien als een product voortkomend uit de industriële revolutie kunnen we de voordelen benutten van deze interactie i.p.v. ons richten op de tegenstellingen. Uitgaande van dit standpunt formuleerde ik de onderzoeksvraag: HOW DO WE CO EVOLVE WITH TECHNOLOGY. En misschien nog specifieker: HOW CAN BOTH NATURE AND HUMAN BENEFIT FROM CO EVOLUTION WITH TECHNOLOGY?
Veel andere vragen zijn eveneens nog niet beantwoord;
- Which parts of nature are depending on technology? Welke onderdelen in de natuur zijn afhankelijk van technologie? - What can we learn from previous partnerships in nature that emerge from evolution? Wat kunnen we leren van voorgaande samenwerkingsverbanden in de natuur voortkomend uit evolutie? - Could we survive without technology nowadays? Kunnen we zonder technologie overleven tegenwoordig? - What is our relationship towards technology? Wat is onze relatie met technologie? - What nature can still be seen as real and untouched nature? Wat voor natuur kan nog steeds echte natuur beschouwd worden? - How can our future potentially look like when we merge technology and nature instead of treading them as both independent systems/ groups? Hoe kan onze toekomst er potentieel uitzien wanneer we technologie en natuur versmelten ipv hen benaderen als twee onafhankelijke groepen?
De reden waarom het project past binnen de autonomous practice is omdat het voortkomt uit een persoonlijke interesse in het onderwerp. Daarnaast hangt er een bepaalde atmosfeer in de lucht die duid op verandering en vernieuwing. Het is een deels fictieve interpretatie maar gebaseerd op een uitgebreide theorie. Echter, naast de autonome werkwijze heeft het onderzoek ook raakvlakken met het sociale en commerciële profiel aangezien het onze relatie en onze omgangsvormen ter discussie stelt mb.t. economische systemen.
3
Ik wil het begrip evolutie vanuit mijn oogpunt opnieuw ontdekken, deels gebaseerd op waarheid, deels gebaseerd op speculatie. Mijn praktijkproject zal dus een deels fictieve visualisatie worden die zal appelleren aan onze collectieve verbeelding. ‘We accept reality so readily – perhaps because we sense that nothing is real'.
Dit wil ik bereiken door de basis principes van evolutie zoals we die kennen- Interactie van unieke individuen, overvloedige voortplanting, recombinatie en mutatie in erfelijkheid, en uiteindelijk selectie- Toepassen op een artificieel systeem/ object/ installatie. Daarmee wil ik onderzoeken of het mogelijk is een soortgelijke co evolutie/ samenwerking te verwekken tussen mens en machine waardoor de installatie blijft transformeren. Op het moment zie ik het voor me als een video installatie waarin twee individuele films een interactie met elkaar en publiek aangaan. De keuzes van de toeschouwer kunnen in vloed hebben op het beeld zodat er eeuwige transformatie plaatsvind, zoals we die ook zien in evolutie. Het zou mogelijkerwijs ook met een drie dimensionaal object kunnen; door een deel van een object te verwijderen ontstaat er juist weer iets nieuws.
Het klinkt nog heel erg abstract maar dit zijn natuurlijk slechts hersenspinsels. Duidelijk is in ieder geval dat het begrip co evolutie als voorbeeld model functioneert in mijn praktijkproject. Het praktijk project zal net als de uitwerking van m’n minor een combinatie zijn tussen 2 en 3d werk en onderwerp aan de kaak stellen wat van maatschappelijk belang is.
4
Het is erg lastig mijn evolutionaire visie te koppelen aan een economisch verdienmodel. Toch kan ik me voorstellen dat er, met name vanuit de technologie industrie, veel belangstelling bestaat naar dit soort visies en onderzoek. In vervolg op het doorgelopen traject zou ik een vervolgstudierichting kunnen ontwikkelen die zich specifiek gaat richten op de toepassing van interactieprocessen tussen natuur & technologie binnen een bepaalde branche. Te denken valt onder meer aan culturele instellingen, zoals fablabs, musea, denktanks e.d. kunnen ondersteunend en verder evoluerend werken aan dit project wat zich ongetwijfeld nog verder zal evolueren in de komende jaren. Als zodanig is hiermede veel arbeid gemoeid waarmee dus budgettering een onvermijdelijk economisch gegeven wordt.
4A
Ik denk dat ik op zoek ga naar meerdere externe partners. Het zou sowieso fijn zijn om iemand te kunnen spreken die gespecialiseerd is in evolutie op basis van Darwins theorie. Ik ben benieuwd naar zijn of haar mening of deze theorie tegenwoordig nog steeds stand houd. Ook zou ik graag contact op nemen met Koert van Mensvoort, de oprichter van Next Nature, omdat mijn ideeën deels gebaseerd zijn op zijn stellingen. Als persoonlijke begeleider heb ik Lucas Evers gevraagd; mijn voormalig stage begeleider bij de Waag Society (Fablab Amsterdam). Mijn besprekingen met hem waren altijd erg waardevol en wat betreft mijn onderwerp kan hij me hoogstwaarschijnlijk ook veel kennis delen, aangezien zijn achtergrond in life sciences en sociale wetenschappen ligt. Hij wilde me graag helpen maar zijn agenda is echter helemaal vol tot April. Tegen die tijd kan ik mijn vorderingen met hem bespreken. Aangezien m'n focus o.a. ligt op het gebruik van gereedschappen en de impact die zij kunnen hebben op onze omgeving, kunnen uitkomsten misschien ook relevant zijn voor het Fablab. Als tegenprestatie zou ik bijvoorbeeld artikelen kunnen schrijven over de uitkomsten van mijn onderzoek en deze delen met het Fablab blog op de Waag website.
In de praktijk fase wil ik misschien hulp zoeken bij een designer/ craftman/ video kunstenaar om mijn ideeën nog professioneler aan te pakken. Ik heb verder nog geen idee wie dit gaat zijn.
5
In totaal zal het project verdeeld moeten worden over 16 weken. Vandaag zitten we in week 10 en probeer ik de wazige wolk te concretiseren. Doordat ik nu weet welke richting ik op wil, kan ik selectiever zijn in het verzamelen van informatie. De statements die ik tot nu toe maak zijn nog wankel en hebben meer onderbouwing nodig. Daar wil ik de komende weken aan gaan wijden. Om mijn uitspraken meer fundering te geven is het dus van belang dat ik binnen korte termijn uitwijk naar externe partners die al lang in het vak zitten.
Maart wil ik besteden aan verdieping in het onderzoek. Parallel aan dit theoretische onderzoek wil ik persoonlijke, kleinschalige experimenten doen om de theorieën te beproeven. Alle mogelijke uitwerkingen voor het eindwerk wil ik verzamelen op een groot brainstorm vel.
April word een maand van knopen doorhakken, theorie omzetten naar beeld; hoe gaat het onderzoek vormgegeven worden en welk medium past daar het beste bij? Eigenlijk wil ik eind April al een soort prototype project hebben welke ik de volgende maand ga verbeteren.
Mei wil ik volledig besteden aan de uitwerking van het project. Ik kan hier samenwerking aan gaan met kunstenaars of bepaalde platforms die me daarbij kunnen ondersteunen. Het is belangrijk om tegen deze tijd te gaan denken over een mogelijke presentatie vorm voor in Juni. Hoe het werk het best tot z’n recht komt en wat ik daar voor nodig heb. Tegen deze tijd heb ik waarschijnlijk ook genoeg kennis vergaard, en al wil ik het verzamelen van informatie door laten lopen, de intentie ervan is nu om mijn werk te onderbouwen en ondersteunen. Andere beschouwing zijn nu minder relevant omdat ik mijn pad heb gekozen.
Juni is een maand om terug te reflecteren op het groter geheel. Ik hoop dat ik de puntjes op de i kan zetten en mijn werk binnen maatschappelijke context kan bezien. Ook hoop ik in juni ergens een presentatie of performance te kunnen geven waardoor ik mijn inhoudelijke onderzoek ook met mensen kan delen.
6
Waarschijnlijk zal ik me vooral bevinden binnen het interaction station. Het zelfde station waar we de minor digital craft hebben gevolgd. Hier weet ik al aardig goed de weg te vinden en heb ik al contact met de begeleiders. Ik zal hulp nodig hebben met het programmeren en realiseren van een interactieve video en in het aansturen van digitale machines aangezien ik hier nog weinig ervaring mee heb. Een interactie tussen twee componenten ontstaat natuurlijk niet zomaar dus dat vereist nog heel wat technische kennis. Daarnaast hoop ik aan de gang te gaan in de hout en keramiek werkplaats en mogelijkerwijs in het Fablab van Amsterdam.
RESEARCH/ OVERLEG 02/03/15
Tools zullen meer en meer natuurlijke eigenschappen krijgen en er biologisch uit gaan zien.
Scheikundige formules kunnen een soort van brug dienen, voor een leek zal dit hetzelfde zijn.
Als kunstenaar ziet dat visueel hetzelfde uit. In de basis is natuurlijk alles afkomstig van de aarde, alleen maakt het verschil wat wij met deze materialen doen. Dus wat is natuur nou eigenlijk?
Wij zijn daar op een andere manier naar gaan kijken, we kijken er gekleurd naar, met name naar de definitie van wat wel en geen natuur is. We realiseren niet dat eigenlijk alles natuur is. Gebaseerd op een gemeenschappelijke oorsprong.. En dat is een grote misvatting die heerst in onze maatschappij. Er komt niks van buiten naar de aarde toe. Elke verandering vind plaats op onze aarde door mutaties en evolutie met materialen die onderdeel uitmaken van de aarde. En daar kun je invloed op hebben en dat heeft de mens wel bewezen. De opwarming van de aarde maakt dat chemische reacties (biologisch is eigenlijk ook chemisch, dat hebben wij er van gemaakt) plaatsvinden. Doordat temperatuur stijgt gaan bepaalde biologische processen aan de gang. Die uitwisseling tussen processen heeft altijd effect gehad op de samenstelling van materialen en hoe materialen zich gedragen. Als bijv. het water iets kouder of warmer word, dan zal bijvoorbeeld de golfstroom hoe die over de aarde beweegt zal beïnvloed worden. Kortom alles is met elkaar verbonden en alles is natuur.
Wat bereiken we ermee als we technologie op een natuurlijke manier benaderen? Hierdoor zouden we enorme vooruitgang maken in de wetenschap die daar hopeloos verdeeld in is. De tegenstellingen tussen natuur en technologie; hoe we met dergelijke problemen om moeten gaan, de kijk daarop zou fundamenteel anders worden en misschien daardoor de aanpak van problemen die voortkomen uit bijv. opwarming van de aarde. De functie van ons als mensen daarin, daar moeten we naar kijken. Wat voor rol de mens heeft tegenover opwarming. We zouden de tools ontwikkelen om daar op te anticiperen. Het komt er altijd weer op neer dat de mensheid afhankelijk is van de tools die hij tot zijn beschikking heeft om te kunnen co-existeren (eigen bestaan te garanderen) met zijn omgeving. Toenemende waarheid. Bijv. als er een ziekte ontstaat als ebola wat potentieel de mensheid kan uitroeien, extensionele bedreiging, dan zijn wij afhankelijk van onze tools die we ontwikkeld hebben die ons in staat stellen om allerlei chemische verbindingen te testen in een ongekend tempo in laboratoria, computers testen welke resistent zijn en hoe het een geneesmiddel kan ontwikkelen. Met andere woorden. Ebola reageert ook weer op onze ontwikkelen door zich te muteren, dus het is een continue race als het ware waarbij wij dus als mensen (in toenemende mate) moeten wij terugvallen, en dat doen we ook, op de gereedschappen die we ontwikkelen. Maar stel nu dat uit heel de ontwikkeling er toe zou lijden dat wij over 25 jaar minder zuurstof op aarde zouden hebben, stel dat dat een ontdekking zou zijn. Dan zouden we toch op een zo natuurlijk mogelijke manier zouden we het zuurstof niveau voor ons zelf willen hebben zodat die 75 procent die er dan is zou aanvoelen als 100 procent nu. Daarvoor moeten we een tool ontwikkelen waardoor ons lichaam veel zuiniger met zuurstof om moeten gaan. Normaal gesproken zou daar honderden jaren evolutionair gezien overheen gaan en nu gebruiken we technologie om evolutie voor uit te spoelen. Wetenschappers kunnen niet overzien binnen hoe veel tijd iets evolueert (een virus of wanneer we kanker de wereld uit geholpen hebben) niemand kan daar een uitspraak over doen- door te co-existeren met technologie kunnen we steeds meer en beter daar op anticiperen. Het grote dilemma daarbij is dat grote delen van de bevolking dat altijd zullen blokkeren dat soort onderzoek omdat in strijd is met hun overtuigingen. (als voetnoot erbij) want als dat beletsel er niet zou zijn, dan zouden wij veel sneller evolueren dan dat we nu doen. Mensen zijn vies van veranderingen en niet alleen geestelijk maar ook economisch, als er geen shells waren dan waren we natuurlijk allang verlost naar onze behoefte van fossiele brandstof. Net als in evolutie: organismen gaat pas veranderen wanneer de omgeving hen er toe dwingt, wanneer het noodzakelijk is en wanneer er geen andere keus is. Verandering kan pas plaatsvinden als onze mindset zodoende aanpast. (Dan word het filosofisch en ethisch)
Van oudsher een diep ingewortelde tegenstelling aanwezig, die ondersteunt word door allerlei maatschappelijke uitingen, wat wij als natuurlijk ervaren en wat niet. En technologie is niet iets wat wij als natuurlijk ervaren- het grote resultaat wat uit jou onderzoek moet voortvloeien is dat die ogenschijnlijke tegenstelling niet bestaat, het is altijd al zo geweest dat technologie en natuur in consistentie naast elkaar bestaan. Dat is niet iets nieuws dat is altijd al geweest, sterker nog, alles wat met technologie te maken heeft komt voort uit de natuur , incl. kern energie en plastic. Het zijn allemaal grondstoffen geweest, wij mensen maken uit hoe we deze componenten samen stellen, wij maken het schadelijk voor ons eigen systeem, wij zorgen er voor dat radio actief niet afbreekbaar is en het giftig is voor ons als mensen. We moeten een keer af, het geeft gewoon een andere kijk hoe wij functioneren. We moeten van die tegenstelling af, dat is de revolutie, dat is het resultaat van het project. Ik ben er echt van overtuigt wanneer die grenzen vervagen, beide partijen meer profijt kunnen hebben.; Voorbeeld: Ipv ruimte te maken voor onze belangen, ruimte te schenken aan dier en natuur en te integreren met elkaar kan natuur met technologie samenwerken maar kunnen wij ook gebruik maken van natuur krachten. Door te intrigeren met elkaar creëer je een efficiënt ecosysteem zoals de verticale flat gebouwen die ruimte bieden voor natuur en dier om op te groeien. Both parts benefit from one another. Metafoor die je gaat maken moet op scheiding vlak zitten van natuur en technologie. Dit kan deels speculatief zijn want je moet verbeelding van mensen toch helpen.
Bouwmaterialen-
We zullen ons toe moeten rusten met allerlei tools om te kunnen overleven binnen die omgeving.
Dan gaat technologie ook meer leven en hebben planten en dieren ook profijt aan technologie. Dan gaat het veel meer vermengen.
Gaan dieren ook gebruik maken van tools? Roofdieren geven de voorkeur aan een stadse omgeving om dat ze daar sneller voedsel kunnen vergaren dan in het wild. We moeten daar op leren anticiperen We moeten leren dat we niet perse te hoeven overleven door de natuur geweld aan te doen maar door er mee samen te werken. Zoals aardwarmte huizen kan verwarmen. Op een gegeven moment ontdekken we olie in de grond, olie kan energie leven, wat doen we, gaten boren- zo veel mogelijk olie naar boven halen. Niemand denkt verder, het duurt 50 jaar voordat we er achter komen dat er ook een alternatief is. Omdat we economische voor de gemakkelijkste oplossing willen gaan, ontwikkelen we die technologie niet.
How can both nature and human benefit from co evolution with technology? Als we respect hebben met natuur dan krijgen we respect ook terug.
Een flat is een brok stenen en verder niks, op een moment dat je een flat gaat integreren in een breder, socialer meer opgenomen in de omgeving, dat je er ook iets aan hebt, hebben beide partijen profijt van. Als mensen in hun eigen omgeving hun eigen voedsel, kleinschaliger en minder afhankelijk zijn, als technologie dat teweeg kan brengen … als het bekeken word als iets waar we deel van uitmaken i.p.v. apart zijn. Net zoals de mens al heel lang onderdeel is van het universum, zo is technologie dat als uitvinding van de mens, een natuurlijke uitvinding van de mens, een bewerking.
SUSAN BLACKMORE
Memetics is a theory of mental content based on an analogy with Darwinian evolution, originating from the popularization of Richard Dawkins' 1976 book The Selfish Gene.[1] Proponents describe memetics as an approach to evolutionary models of cultural information transfer.
The meme, analogous to a gene, was conceived as a "unit of culture" (an idea, belief, pattern of behaviour, etc.) which is "hosted" in the minds of one or more individuals, and which can reproduce itself, thereby jumping from mind to mind. Thus what would otherwise be regarded as one individual influencing another to adopt a belief is seen as an idea-replicator reproducing itself in a new host. As with genetics, particularly under a Dawkinsian interpretation, a meme's success may be due to its contribution to the effectiveness of its host.
Memetics is also notable for sidestepping the traditional concern with the truth of ideas and beliefs. Instead, it is interested in their success.[2]
ABOUT TOOLS: EXTENDING OUR REACH
On view from 12.12.2014 to 5.25.2015.
Why do tools come into being? And why do they look the way they do?
We all use tools—to work and measure and communicate, to observe and make and survive. Tools are extensions of ourselves, designed to help us overcome the limitations of our bodies.
Often, we think of tools as complex creations involving technology or engineering, but some are actually simple things we use every day. Some save us time and help make our lives easier, while others have helped us achieve amazing feats; some inventions forever change the way we do certain things, and many more have remained nearly the same for centuries.
The classic teardrop-shaped handaxe, for example, has persisted for more than 1.5 million years. While some tools are created for a single use, others, like the axe, are multipurpose from the beginning. Today’s digital counterpart, the iPhone, with its numerous functions, continues to expand its capabilities without physically changing size.
Selected from Cooper Hewitt and nine other Smithsonian collections, the 175 objects in Tools span diverse cultures, places, and time periods. The 1.85 million years of tool use and design represented in the exhibition provide an opportunity to consider tools as classic examples of design, and reveal the fundamental role they play in shaping our lives.
Some of the objects on view include:
• An artificial heart, a Braille typewriter, and a WWII escape map • Eskimo snow goggles carved from fossil ivory • A hand chopper made from volcanic rock • A live feed of the Sun transmitted by an orbiting satellite • A 3D printer that can operate in zero gravity
Also featured is the large-scale installation, Controller of the Universe (2007), by artist Damián Ortega is a frozen “explosion” of hundreds of hand tools suspended in the gallery.
Nearly Two Million Years of Innovation, As Told Through Tools
Cooper Hewitt, the Smithsonian Design Museum, will exhibit 175 objects that range from Paleolithic tools to space-age satellites
By Natasha Geiling SMITHSONIAN.COM DECEMBER 12, 2014 Tools can be simple or complex, but at their core, they're meant to be a solution to a particular problem. A knotted ball of Indian hemp, for instance, might seem completely different from a mechanical clock, but each represents one culture's attempt to keep track of time. From knotted time balls to modern iPhones, 175 tools tell the story of human ingenuity and innovation spanning nearly two million years in the Cooper Hewitt exhibit Tools: Extending Our Reach, on display through May 25, 2015. The exhibit is part of ten inaugural exhibits and installations that mark the museum's reopening December 12 after three years of renovation.
RELATED CONTENT The Smithsonian Design Museum Tells the Story of User-Centered Design Through 120 Beautiful Products America’s Fascination with India Goes Beyond Just Yoga If the shoe fits, thank Charles Brannock "The tools celebrate the ingenuity of the human spirit across time and culture," says Matilda McQuaid, the museum's deputy curatorial director. "Materials may vary, but they're using the skills and materials of their time, whether it's using the gut skin from beluga whales to create an absolutely windproof and waterproof parka, or technology of our contemporary time to look at the Sun, millions of miles away, to understand how what happens on the surface of the Sun reflects what is happening to us here on Earth. It's about how we push ourselves, as humans, regardless of where we are and what period we're from."
Selecting 175 tools to represent the evolution of human design was no easy task, but McQuaid and Cara McCarty, Cooper Hewitt's curatorial director, enlisted help from the nine of the Smithsonian Institution's museums and research centers in selecting which tools to highlight. They set up meetings with Smithsonian colleagues, asking each what their favorite tool was from their collection. The answers they received were, at times, unexpected, but helped shape the vision of the exhibition itself. At the National Postal Museum, for instance, McQuaid had her eye on a conveyor belt, because it revolutionized the ability for post offices to accurately sort huge quantites of mail. But instead, Postal Museum curator Nancy Pope recommended a postage stamp and intelligent barcodes—tools of transactions. Stamps revolutionized mail, Pope explained, by allowing people to prepay for postage, making mail quicker and easier to deliver. And the more recent use of intelligent barcodes allows each letter or package to have a unique code, which helps post offices better track and sort the mail.
After several such meetings, McQuaid and McCarty began to see common threads forming between the tools—threads that they used to create the exhibit's seven subcategories: Work, Communicate, Survive, Measure, Make, Observe and Toolboxes. "We weren't interested in showing an evolution," McCarty says. "It was important that we not just talk about the chronology of tools, but we mix culture and time periods, always focusing on the purpose."
Though the items in the exhibit might seem like unique entities, McQuaid and McCarty were most interested in showing connections between one tool and the next. The iPhone and Paleolithic hand ax might seem completely different and used by different cultures and separated by thousands of years, yet both are designed to be multipurpose, small, portable tools. "We sometimes think that someone has a brand new idea that no one has ever had before, but so much of what we do is about connections, about our experiences and about references to other cultures and time periods," McCarty says.
Animal Tool Behavior: The Use and Manufacture of Tools by Animals 17 oktober 2012 - bron: Publisher: The Johns Hopkins University Press, 2011 Dit boek is de herziene uitgave van een boek uit 1980. Toen was dit het eerste boek waarin alle aanwezige literatuur op het gebied van maken en toepassen van gereedschap door niet-menselijke dieren verzameld was.
Animal Tool Behavior: The Use and Manufacture of Tools by AnimalsDe auteur Benjamin B. Beck toonde aan dat zeer verschillende diersoorten – van insecten tot primaten - gebruik maken van verschillende materialen en gereedschappen om zeer diverse problemen op te lossen. Door dit overzichtswerk zijn veel mensen geïnspireerd om onderzoek te doen naar het gebruik van gereedschappen door verschillende diersoorten. Voor de herziene uitgave uit 2011 heeft Beck hulp gekregen van nog twee auteurs. Gedrieën hebben ze de huidige stand van zaken (tot 2010) op het gebied van gereedschap gebruik door dieren weergegeven. Er is een exacte definitie van het gebruik van gereedschap en nieuwe manieren van gebruik van gereedschap die in de literatuur zijn verschenen zijn gegeven. Alle bekende vormen van maken van gereedschappen en mythes op het gebied van het gebruikt van gereedschap worden ook besproken. Er zijn specifieke voorbeelden van gereedschap gebruik door invertebraten, vogels, vissen en zoogdieren die de verschillen aangeven van hoe geavanceerd dieren gereedschappen gebruiken.
http://www.jagran.nl/primosite/show.do?ctx=25145,169654,622065
The key to identifying tool use is defining what constitutes a tool. Researchers of animal behavior have arrived at different formulations.
In 1980, Beck published a widely used definition of tool use.[4] More recently, this has been modified to -
"The external employment of an unattached or manipulable attached environmental object to alter more efficiently the form, position, or condition of another object, another organism, or the user itself, when the user holds and directly manipulates the tool during or prior to use and is responsible for the proper and effective orientation of the tool.[5]
http://en.wikipedia.org/wiki/Tool_use_by_animals
Other humanlike creatures where around long before us, the oldest humanoid fossil was dated back to 4.4 million years ago. But because we as a race have developed this modern world of technology ultimately to make our lives easier,has this stopped us from evolving further? Evolution is when genetic changes or adaptions occur when genes mutate and combine in different ways during reproduction. This is normally to help the species survive or reproduce more effectively and happens more frequently in a population. When these changes occur they become more common across the population giving an advantage to survive. So if the purpose of evolution is to survive and reproduce, do we need to evolve any more? Are we above natural selection?
Well Human beings still have many reasons to evolve, some of these might be the abilities to be immune to certain modern viruses or the abilities to be immune to high cholesterol or heart disease. Our lives are constantly changing and our bodies will adapt to some of these changes. One great example of modern evolution is the ability to digest dairy. Originally humans could only digest their mothers milk due to a gene that would eventually shut down when the child was weaned off the milk. But when we started to domesticate animals such as cows, humans evolved to have tolerance for lactose. This is thought to of happened due to the nutrients that milk would carry giving those humans a natural advantage to survive. It is thought that this ability was still developing as early as 3000 years ago.
So we are still evolving and scientists think we are doing it faster than ever before. In the last 10,000 years the pace of evolution has sped up 100 times. So what does this mean for the human race? Well other than drinking milk and resisting diseases better, scientists think we are also losing our wisdom teeth and surprising that our brains are getting smaller. The average volume of the human brain has decreased from 1500 cubic centimetres to 1,350 cubic centimetres in the last 30,000 years. Scientists are not sure why are brains are getting smaller although there are some theory’s of it being more efficient as we evolve. But what will we look like in the future? Well let’s start at the bottom.we have evolved over the years to have become less reliant on the need to climb and have favoured the ability to walk.
So nature has been slowly shrinking our toes to the point where we can hardly hold a pen between them let alone a branch. Some Scientists believe that in the future we will not have our little toes as we only need to rely on out big toes for balance. Another theory is that we will be much taller. Over the last two centuries the average height of humans has increased by 10 centre meters. This is due to better nutrition available to us and being able to eat regularly. But just because we could be taller doesn’t mean that we will be stronger. Due to the increasing reliance on technology our muscles don’t need to be as strong as they did. So the more our machines work for use the less we need to do resulting in a weaker race of humans. Over thousands of years humans have been slowly losing their hair. There are a number of different causes for this but one main reason is that human men are attracted to less hairy women. Meaning that women’s body’s could be a lot bolder in the future. Also the fact that we tend to wear clothes to keep us warm now has meant that there is no need for a big fluffy fur coat.
But I think the strangest of all the changes that might happen to our bodies is our face. Scientists predict that in a few million years humans may have flat faces, big round eye and small noses. But by the time all of these changes have occurred, the future Homo sapiens will look back at their ancestors and think we were the weird-looking humans just like we do to our ancestors. So I think one thing that we all must remember from time to time is that we might be able fly thousands miles in a plane or perform extremely complicated operations. But at the end of the day Mother Nature is still looking out for us. Mother Nature still has a part to play.
DESIGN WITH NATURE
http://www.domusweb.it/en/design/2014/03/04/designing_with_nature.html#fb2
No bigger than a finger nail, the Namibian Fog Basking Beetle makes an unlikely hero. At the first solo exhibition by Exploration, the studio specialising in biomimicry founded in 2007 by British architect, Michael Pawlyn, the tiniest specimen on display could easily have been made the star of the show.
Together with the human lung, the spook fish and the coral-like cocolithiphore, each of these biological organisms partly-inspired the four projects on display at The Architecture Foundation in London. The branching structures which circulate fluids around the body, for instance, gave Exploration an efficient way of laying out data servers for optimum cooling in its design for a data centre housed in a Norwegian mountain.
“Designing with Nature”, Architecture Foundation, London
Elsewhere, an atrium modelled on the mirror structures in the eyes of the spook fish enabled the studio to stream natural light into the lower floors of its proposal for a biomimetic office. The cocolithiphore, meanwhile, makes use of excess carbon dioxide in the air to grow skeletons of calcium carbonate in the ocean. This process has informed Exploration's plans to grow a pavilion in seawater by using electro-deposition to make a building from accretive minerals.
“Designing with Nature”, Architecture Foundation, London
Finally, by radiating heat from its black armour to the night sky, the Fog Basking Beetle has proved useful in its ability to take advantage of the difference in temperature between sand and outer space in order to harvest fresh water from the desert. Exploration has accordingly built greenhouses there with double-layered roofs which similarly act as condensation surfaces. Whether animal, vegetable or mineral, however, Exploration Architecture makes it clear that according to its scheme of things, there is no room for heroes. Part science museum, part architectural display, the story told by “Designing with Nature” is purposefully more complex than one-to-one correspondences or emblematic translations. Deriving its name from the Greek term for life, 'bios' and 'mimesis', meaning to imitate, the term Biomimicry was coined in 1962. In 2014 Pawlyn and his team have done their utmost to communicate that the field has come a long way since the hook-shaped projections of the Burdock Burr inspired the invention of velcro, and the microscopic bumps on the surface of the lotus leaf enabled the creation of self-cleaning materials.
“Designing with Nature”, Architecture Foundation, London
Each of the projects on show integrates multiple strands of biomimetic inquiry. If the overriding message is one of billions of years of nature's evolution and adaptation presenting a model for sustainability and survival, these strands are dictated by social, economic as well as environmental considerations. The greenhouses, for instance, are just one element of the Sahara Forest Project an ambitious undertaking which uses the greenhouses, concentrated solar power and other desert revegetation techniques to tackle problems of desertification, climate change and political instability caused by food and water shortages.
“Designing with Nature”, Architecture Foundation, London
The decision to prioritise the flow of natural light in the design of the office came from a desire to improve worker productivity. According to the exhibition at present the average office worker operates at 65% capacity and while buildings account for one third of global energy consumption, employers spend ten times more on salaries than on rent and energy. The exhibition unfurls on a series of interlocking tables configured in the shape of a tendril so that the narrative of one project feeds organically into the next. The Namibian Fog Basking Beetle is one of numerous biological wonders, including rocks, skulls, shells, seed pods and feathers, housed in perspex boxes hanging above. This is not to say the display is chaotic; it is rather a finely tuned and carefully orchestrated communication exercise told in a combination of precise language, seductive nature photography, infographics and 3D printed models, as well as videos which intersperse wildlife footage with animated hand-drawn sketches and commentaries by engineers and biologists alike.
“Designing with Nature”, Architecture Foundation, London
A trio of 3D printers are at work on the window sill of the gallery. Together with the tables which begin as solid volumes but become more skeletal, they are reminders of the symbiotic relationship between nature and technology. The tables have been designed and manufactured based on the growth patterns of bones and trees. Just as nature through other examples such as the crow's skull or the cuttlefish, has evolved biologically-optimised forms over billions of years, computer software now enables the testing of architectural structures for concentration of force. 3D printing then allows for the manufacture of complex forms. The result is a drastic reduction in the use of materials. The same principle is at work in some of the buildings in the show.
“Designing with Nature”, Architecture Foundation, London
Overall Pawlyn and his team offer an optimistic vision of the natural world and humans' relationship with it, one which is based on interdependence: “Mature ecosystems are complex, densely interconnected and cyclical systems that run on solar energy, produce no waste and have become optimised as whole systems.” By adhering closely to this definition, always tempering beauty with function and combining nature with technology, Exploration Architecture presents a practice which unites research and application and brings blue sky solutions to reality. “Designing with Nature” convincingly communicates evolution in a nutshell.
Interview: Liam Young on Speculative Architecture and Engineering the Future
Liam Young is a speculative architect who, in his own words, “operates in the spaces between design, fiction and futures”. With his London-based design think tank, Tomorrow’s Thoughts Today, he explores the future implications of emerging urban developments. Named by Blueprint magazine as one of 25 people who will change architecture and design, Young uses fiction and film to discuss probable futures. He has also co-founded Unknown Fields Division with Kate Davies, an award winning nomadic workshop that travels on annual expeditions to the ends of the Earth, investigating unreal and forgotten landscapes, alien terrains and industrial ecologies. Unknown Fields have developed projects through expeditions from the Ecuadorian Amazon and the Galapagos Islands to North Alaska, the mining landscapes of the Australian Outback, the Chernobyl Exclusion Zone and Baikonur Cosmodrome in Kazakhstan.
Recently, Young gave an interesting lecture at the Sonic Acts Festival 2015 in Amsterdam. His visually engaging storytelling took the audience on a virtual trip with the infamous celebrity Kim Kardashian, whose derriere broke the internet recently. During his talk, he meditated on the emergence of virtual landscapes and hinted at new futures originated by developing technologies. On that occasion, we talked to Liam Young about his work in speculative architecture, the future, and our role as humans in relation to the nature.
Why are you a speculative architect? What drives you in visualizing fictional near-future scenarios?
There is a shift in the spatial experience in cities, from metropolis shaped by physical buildings to digital networks
I was originally trained as a very traditional architect. I come from Australia, where there is a real fascination with the conventional ideas of making space. For a while, I worked in that classic form of practice, before I began to see that dominant forces shaping cities were starting to exist outside the traditional domain of architecture. Cities used to be formed by permanent networks of infrastructure, roads, public spaces, buildings. But now, emerging technologies are shifting the active agents of the city beyond the physical spectrum. So, architects that define that practice around the traditional ideas of making static and physical buildings are becoming increasingly marginalized.
Speculative architectural practice is really just an attempt to stay relevant in the context of a city that is always changing. I use this type of work to think about how, as designers, we could engage with emerging technologies in a much more critical and urgent way. Traditional architecture exists at the wrong end of the technology transfer line. Technology always happens to us rather than being shaped by us. With this type of work we are speculating and acting on the potentials of technology, and being active agents in shaping the development of where it could go and what we could use it for. So, I thought that operating with networks, software, stories and fiction within other cultural forms was a timely and legitimate form of architectural practice.
So, it is a way of being up to date with the developments in architecture.
I think somehow we all want to be able to effect change at some scale. I don’t think the traditional role of architects is going to disappear, but classic architects are going to become a form of luxury item. Louis Vuitton handbags still exist in the world, they serve no real purpose, but we all kind of like to have them. And the role of architects designing crafted physical buildings is going to operate in a similar way. The architectural profession will have to diversify. A speculative architect will tell stories about possible futures, and there will be architects as politicians, urban planners, tech company executives, researchers, writers and performers. The change is just an expanding role of the discipline.
You use the illustration of fictional scenarios as imaginative tools to explore the implications and consequences of emerging trends, technologies and ecological conditions. Which recent developments do you consider the most significant for the future?
I think there is a shift in the spatial experience in cities, from metropolis shaped by physical buildings and objects to digital networks, which are fundamentally in shaping the futures we are all racing toward. What the network has done to the planet is utterly radical. It defines new forms of communities, and even new forms of cities. We can imagine new cities organized around satellite sight lines, or inversion of property values as getting a good mobile phone signal becomes more important than having access to natural light. We navigate cities in a very different way from the ways we were used to. I look at my phone, in the maps interface I follow the pulsing blue dot of Google around the city. City form could become infinitely complex, intricate and labyrinthine because I always know where I am. Cities used to be organized based on human modes of perception and scaled according to the measurements of the body. Now cities are designed to be inhabited by the algorithms and technologies that have been tasked with reading and managing them.
The traditional role of architects is not going to disappear, but they are going to become luxury items
This shift of the dominant species inhabiting our cities, from human to machine, is changing every aspect of our lives. The city as imagined within the post-anthropocene suggests that designers build structures with a digital footprint, that cast shadows across both the physical and the digital spectrum. I am no longer just my physical self, I am defined by my social media footprint, by the media I create and the media created about me. I do not know who my physical neighbor is, but I speak to a network of 300 people from all over the world almost every minute, that is the city I inhabit. We are all straddling this spectrum from the physical to the digital.
You use drones for many of your projects. Do you think drones occupy an important position in the technology of the future?
I think drones are important for a speculative architect right now, because they are at an interesting point in their technological development. They just moved from being expensive and elite militarized technologies to being utterly accessible to everybody. Last year was supposedly the Christmas of the Drone, when everyone would wake up to a toy drone under the tree. In the development of all technologies, the moment we start to see interesting things happening is generally the point where it becomes democratized and people take the technology and misuse it. Sometimes this misuse has horrific consequences but sometimes it creates the conditions for the emergence of Web 2.0, or extraordinary ways of sharing information. My role has been to take the technology and speculate on what alternative applications it could be used for, beyond its original purpose of destruction and surveillance.
What the network has done to the planet is utterly radical
This point when technology is democratized and accessible is when we need to be speculating on its possibilities. If we are going to see drones increasingly entering into everyday life then what could be other applications for them? Could they become cultural objects, how could we re-imagine them outside of their original military applications? That is what we have been trying to do with the Drone Orchestra or the Electronic Counter Measures projects.
liam young at virgin spaceport_by jono gales LIAM YOUNG AT VIRGIN SPACEPORT BY JONO GALES
How can design play a role in developing new cultural relationships with the anthropocenic world?
What I am doing with Kate Davies in our nomadic research studio Unknown Fields is travel around the world to explore the landscapes our contemporary technologies set in motion. I use the phrase “our luminous screens cast shadows that stretch across the planet”. We have spent around five or six years, traveling through those shadows, looking at the world that our technology has made for us. That includes rare earth landscapes, the mega-ports of the shipping industry, logistics infrastructure, gold mines or the lithium fields in Bolivia where our batteries are coming from. All of these vast landscapes are fundamental to the technologies we consider ephemeral or light. The cloud, MacBook Air, wireless and so on are all terms that suggest invisibility, but they are in fact massive geological instruments.
We are all straddling the spectrum from the physical to the digital
By travelling and mapping these shadows, then perhaps we can actually begin to design the shadows themselves, how we might design the supply chains not the objects. We could think about the design of an iPhone not in terms of how it feels in the hand, or slides into the pocket, but how its material language would speak of the landscape from where it came from or set in motion a series of positive supply chain landscapes. We could choose certain materials, we could design certain functions that would actually enable dispersed, outsourced populations across the world to do things differently. The idea of designing a singular object that sits in your pocket or a singular building that sits on a discrete site is dead. We need to think about designing systems, networks, for a global context as opposed to discrete objects and buildings. Armed with a knowledge of these distant landscapes and systems then perhaps we can begin to engender new relationships to the infrastructural territories that we so often forget about, or ignore.
Then it is more about designing the human condition instead of designing an object and placing it outside the human context.
Yes, I would say an object is not only an object but also a geological entity or a supply chain network. If we design the system then perhaps our objects can just coalesce like a cloud, formed out of the systems of engineered flows and networks. I am intrigued by the question of whether or not the material used in my laptop would connect to the ground it came from. It would not look as slick, glossy and seamless, it would have other qualities. I think it is an intriguing aesthetic investigation we need to carry out.
It seems technological change is speeding up. Do you feel that this is the case? And where will this go?
What is critical is that our technologies are developing faster than our cultural capacity to understand them. You could see this happening with the controversy about file sharing and piracy. If I buy and read a book and then give it to you when I am finished then that is an act of sharing. But if I listen to an album and give you a copy of it, it is an act of piracy. This same struggle to develop cultural or legal protocols is happening with drones, the freedoms of the internet or the fact that I can pick up my phone and swipe left or right to get a date in a matter of minutes. All of the futures that technology promise are in equal measure desirable and shocking. We still don’t know whether we should be running in the opposite direction, banning certain technologies or throwing millions of dollars into others. We have not yet developed a cultural understanding of what all these stuff means but tech companies are already producing them. They are not waiting for the lawyers to figure out how to regulate them they are just making the tools and launching them into the world. I am not sure whether, across the broad timeline, technology is developing faster. That is why the speculative project is important. You can prototype an idea really quickly and launch a fiction with such force that it finds traction. We can start to experiment with the technologies we might want and those that perhaps we should be scared of.
the city in the sea_Liam Young_low res THE CITY IN THE SEA
An example would be the new craze about smart watches. We didn’t know that we needed them before they were invented and the need seems to develop after the invention in most cases.
Nature is a moving target that is purely defined based on arbitrary myths and beliefs
We are great at creating needs where there were none. I think that is one of our generation’s defining characteristics. All these things are in some way enabling though. I am not an advocate of running to the hills, going off the grid, living in the trees, eating nuts and berries. I am interested in how the technology can facilitate new kinds of intimate relationships with the nature. How technology can be an active agent in, not only creating new natures, but also reconditioning our relationship to old concepts.
Technology has always been a driver in evolutionary change, it has always been shaping our planet at scales we could never imagine. The ideal of a pristine, untouched nature is just a cultural construction. Nature doesn’t exist anymore and perhaps it never really did. Nature is a moving target that is purely defined based on myth and belief. I think we need a new word for nature that actually talks about technology as an implicit force within it. We have to get away from the binary oppositions of nature and technology in order to start thinking about how technology can facilitate new opportunities for ecology. I think that even new nature or next nature is a phrase that privileges nature as a concept. We should use a totally new word that is not loaded with the cultural baggage that comes with nature, where new implies something better and improved. Talking about nature as something that never existed at all is potentially more productive.
The problem is this romantic idea of putting the nature up on a pedestal and admiring it. That kind of thinking gets in the way of technological developments.
We can trace back the evolution of terms such as wilderness. We can talk about the Amazon rainforest as an iconic wilderness, but it is not a wilderness at all it is actually a large cultivated garden that has been managed across thousands of years. The Amazon has become an icon of untouched nature not because it has always uninhabited but because the Europeans that first discovered it didn’t recognize any form of land ownership as they understood it. So, terms like nature and wilderness have their roots in this very singular worldview. We have just been building upon these inaccuracies and biases from the very start. We need to explore new relationships to the anthropocenic condition that we have all existed in for as long as we can remember.
We need a new word for nature that talks about technology as an implicit concept
With your nomadic research studio the Unknown Fields Division you travel to extreme landscapes exploring the idea of what is natural. Which answers did you find during this research?
There is a great tagline on the original Easy Rider movie poster: “Two men went in search for America and never found it”. With Unknown Fields we have gone to some of the most extreme places on the planet in search of wilderness but still haven’t found it. We travelled to the middle of outback Australia, one of the driest and deadliest places on the planet to meet a guy leading a fairly normal life. He said to us: “These ‘unknown fields’ you speak of is just my backyard mate”. We have not yet found a place on the planet that is truly untouched or that is truly natural. This is very scary, but it is also exciting because we are a generation privileged enough to understand the role we have played in the world. That is a powerful place to be: being on the cutting edge of the potential of a change. It is both a true tragedy, but it also should be totally enabling.
Samsung City_Night_still image_low res SAMSUNG CITY NIGHT
What might help us get over the fear of not finding something natural is to accept that the human trace can be found anywhere, even on the moon. We cannot escape that.
Yes, and on the way to the moon, we are going to bump into the outer space junk that we have left there. I think the first step is to give up this illusion of opposites, of nature versus technology, and see them as being just two ends of a continuous spectrum. Then we can start imaging how we could form new relationships to industry and technology. It is naive to think that someday we are going to give up this world of technologies that we made for ourselves. It is naive to think that we are going to go back to living off the land, raising crops and hunting animals. How can we continue the life that we want to lead in a way that is sustainable and positive? So much of the world that we explore with Unknown Fields exists purely in the service of our cities and the technologies they contain. We must start to bring these resource and production landscapes, which we so want to ignore, to the front of our minds. We must take ownership over these landscapes and become accountable for them as well. We need to think about how we can actually embrace them in a way that brings them to the front of the discussion.
Talking about nature as something that never existed at all is potentially more productive
Nowadays, technology is not indivisible from culture. How do you bring people in this conversation?
What we are trying to do with our projects is explore the actual and messy implications of technologies. When I give lectures, I tell stories about technology. I don’t give a how-to-do lecture about how we built a bespoke tracking system for the Drone Orchestra or how we made the animations for New City, a series of digital skylines. I don’t describe the technicalities of a project, but the cultural implications of them as a means of reiterating the idea that we cannot separate technology from culture. I am much more interested in exploring what a technology means rather than how it operates.
I want to create a platform for discussion and to prototype possible alternatives. I am really interested in this idea of prototyping new forms of culture as a way of engaging with new forms of technologies.
The future is beginning to become a project again
Why do you think are we having this discussion now, and not 100 years ago or in 100 years?
It is interesting to look at the development of science fiction novels across the last 30 years. In the 80s, science fiction novels were generally describing 30-40 years into the future. Then in the last couple of decades, that time frame of when the future is set has been shrinking. We are now at a point when the most interesting science fiction books are actually set in the immediate present; what we could call the ‘visionary present’.
You could say that this is because, in this moment, there are so many unknowns in play, whether it be economic collapse, catastrophic climate change, new forms of ubiquitous technology or biotechnology and we just don’t know how any of them will play out. Any one of these things could fundamentally change what it means to be human, to live on this planet and relate with one another. We are seeing the emergence of future projects, speculative projects, because this is our way of coping with a reality that is extraordinarily uncertain.
The future is beginning to become a project again. The future as a project is not something new, we have always regaled ourselves with tales of a day soon to come but it is just that at certain moments the speculative project makes more sense than others. I think right now is the time when we need to be making the future again.
I am not interested in the future at all. I am interested in futures
How futurism can investigate and affect the social, cultural, political and ethical aspects of the way we live?
I like the phrase “Exaggerating the present” when talking about the projects we create. Futurists use the future as a way of developing, testing and prototyping a series of possibilities, designed to inform, shape and change the way we live now. The future project is always about the present. What we are trying to do is tell stories and exaggerate and extrapolate the present so that certain forces, tendencies or cultural idiosyncrasies become more legible, apparent and visible. The role of the future project is to critically engage with the present in a really meaningful way and put in place scaffolds for the futures we want.
What are your big plans for the future?
Conceptually, my plans for the future are inevitably my plans for the present. I am not interested in a single future, but many possible futures. It is only when a future is plural that it starts to be meaningful, because then you can start to make judgements about which one is better than the other. I am not interested in the future at all. I am interested in futures.
In terms of projects, now I’m focusing on works that involve storytelling, fiction and film because these are the dominant mediums through which our cultures share ideas. We all spend our Friday nights watching a terrible film, eating popcorn or falling asleep in the pages of a novel. This is how we discuss, debate and put ideas out into the world. These are powerful mediums and I am interested in how designers, architects and urban planners can co-opt and hijack these forms of fiction and popular culture to broadcast ideas to the broadest public possible. People from my discipline spend far too long in dark rooms talking to one another. What they should do is think about ways to disseminate their ideas to a wider audience capable of making a difference. This is where my work is starting.
Thanks Liam for sharing your work and viewpoints with us! Interview by Yunus Emre Duyar and Alessia Andreotti.
The Unknown Fields Division is a nomadic design research studio that ventures out on expeditions to the ends of the earth to bear witness to alternative worlds, alien landscapes, industrial ecologies and precarious wilderness. These distant landscapes - the iconic and the ignored, the excavated, irradiated and the pristine, are embedded in global systems that connect them in surprising and complicated ways to our everyday lives. In such a landscape of interwoven narratives, the studio uses film and animation to chronicle this network of hidden stories and re-imagine the complex and contradictory realities of the present as a site of strange and extraordinary futures.
Here we are both visionaries and reporters, part documentarians and part science fiction soothsayers as the otherworldly sites we encounter afford us a distanced viewpoint from which to survey the consequences of emerging environmental and technological scenarios.
Previous expeditions include; The Texaco oil fields of the Ecuadorian Amazon; the Galapagos Islands; Area 51 and other US military outposts; A Container Ship across the South China Sea; Madagascar’s ‘wild west’ sapphire pits, The frozen Arctic sea ice, far north Alaska; The Chernobyl Exclusion Zone, Ukraine; Baikonur Cosmodrome in Kazakhstan, the gold fields of the Western Australian outback and Rare earth mining in Bayan Obo, Inner Mongolia.
The Unknown Fields Division is directed by Liam Young and Kate Davies
Liam Young
Liam Young currently lives and works in London as an independent designer, futurist, critic and curator.
Liam was recently named by Blueprint magazine as one of 25 people who will change architecture and design in 2010. He is a founder of the think tank Tomorrows Thoughts Today, a group whose work explores the consequences of fantastic, perverse and underrated urbanisms and teaches award winning design studios around the world.
His projects deploy fictional near-future scenarios as critical instruments for instigating debate about the social, architectural and political consequences of emerging biological and technological futures.
Kate Davies
Kate Davies is an artist, architect and writer. She is co-founder of the multidisciplinary group LiquidFactory, which explores the rich hinterlands of art and architecture. She is deeply interested in how people inhabit and understand landscape, particularly those places that are extreme, hostile or remote. Her work explores contemporary notions of wilderness - drawing on modes of understanding landscape ranging from contemporary survey technologies to folklore - and operates between writing, drawing, film and photography.
Kate teaches award winning design studios at two of the UK’s most prestigious Architecture schools, The Architectural Association [Diploma Unit 6] and the Bartlett School of Architecture, UCL. [MArch Unit 23] and regularly runs international design workshops.
TUUR VAN BALEN
Revital Cohen and Tuur Van Balen’s work is occupied with broad meanings of material and production. They work across objects, installation, video and photography that explore processes of production as cultural, ethical and political practices. Their practice experiments with the use of design as an medium, reconfiguring processes, systems and organisms in order to question the context in which they operate.
http://www.whatdesigncando.com/2014/04/25/finding-alternative-machine/
FINDING AN ALTERNATIVE TO THE MACHINE 25 APR 2014 PUBLISHED IN SUSTAINABILITY by HA-GIANG TRINH 3D printing is advertised as technology for everyone, but it is not. It does not change the consumptive paradigm, Rachel Armstrong recently claimed during a master class on the ecological human in the 21st century in Eindhoven. We are thoroughly trapped in the ideal of industrialization, Armstrong told participants. We have become completely dependent on the technical manufacturing process. 3D printing and all the manufacturing tools are great, but they are incredibly polluting and proliferate consumption, and are entirely isolated from the environment. The master class on the ecological human in the 21st century was organized by artist-designer Arne Hendriks and designer and scientist Rachel Armstrong at Baltan Laboratories – aka Natlab – in Eindhoven. Armstrong is one of the speakers at WDCD14. If renewable energy were free for everybody, Armstrong said, we would consume even more and faster. The bottleneck of the material realm is the concept of the parasite as the driver of social relations. Everybody wants to take, but not to give something back. What we need is long-term mutual engagement, not short-term solutions for crises. Finding an alternative to the machine could be a starting point. We have new ways of thinking, but they are being constrained and pushed back by prevailing norms. We need to dig more into this.
THE ECOLOGICAL BEING ‘The ecological being’ is a way to rethink what we are, who we are, and what our relationship with ecology should be. This requires a holistic approach, in which bio-mimicry by appearance is not good enough. Works like those of Dunne and Raby, or the Nanomarket by Next Nature, are great examples, but they are all about making products. Things are not always about design, and design is not always about things, Armstrong said. There are also ideas, concepts and science fictions. In order to interrogate this field, we have to immerse ourselves in the matter. Action should be about involvement, not just about sitting and thinking. Design can create a vision of possibility. While biodesign has huge potential, it risks being re-simulated back into the program of industrial production and machines. In Armstrong’s vision we must consider all aspects of the ecological being, ecological technology, ecological city and ecological community in order to reconnect with all the beings in the world.
http://www.baltanlaboratories.org/article/workshop/what-is-the-nature-of-a-21st-century-human
What is the nature of a 21st century human?
Call for participants!
This masterclass by Rachel Armstrong and Arne Hendriks raises questions that challenge our preconceptions about the nature of humanity in the 21st century. It investigates what a culture based on humans-as-ecology might be, in contrast to the idea of humans-as-machines that shapes our modern world.
What is the nature of a 21st century human?What is the nature of a 21st century human? Background
Four fundamental pillars of existence are explored during the masterclass namely: the body, technology, environment and community. Participants will be recruited from across the sciences and the humanities and work in groups to produce an alpha prototype of what it means to be an ‘ecological’ human. Their ideas and output of the masterclass will take the form of a real-estate[1] brochure, where the value systems of ‘ecological’ humanity are expressed through the language of identity, land and desire that embodies the idea of a new production platform that underpins human development. Such an eventuality has radical implications for the way we imagine, work and live in the world in ways that are not bound by the logic of industrialization but are life-promoting, stochastic, may be shaped using existing techniques in agriculture and gardening and as such, are also directly compatible with Nature. Indeed, the outputs of this new production platform are post-natural or, “icological fabrics”[2] – that interweave nature, technology and culture – and may form the building blocks of 21st century communities and cities that can be combined in ways that are as rich and diverse in terms of their environmental performance as life itself.
The masterclass will take participants on a journey that may change their view of what it means to be human in the 21st century at a time of ecological crisis by providing them with a set of conceptual tools. These take the form of ecological frameworks that will enable participants to explore and critique the boundaries of their own practices from first principles using a new existence framework. Specifically, each participant will work together in groups, where they encounter a series of challenges that reframe the way we may think about our lives, and ourselves so that we are no longer ‘machine-humans’ but ‘ecological- humans’. Groups will be allocated guides that are dedicated to each of the four specific themes to provide continuity throughout the masterclass should participants decide to switch between projects. Perspectives from invited inspiring speakers will also be proposed, who will share their research and insights into working in ways that may be considered ‘icological’ – where the convergence of design, nature and technology provide new opportunities for making and being.
Fundamental philosophical assumptions about the nature of reality will be raised as well as the nature of the human body, how this may be extended through assemblage-based technology and what kinds of practices constitute a meaningful ecological existence with our environment. These forms of human expression will then be interwoven into a notion of a community using architectural tactics that deal with spatial programs to shape the idea of a place from which new images of future humans may appear. Underpinning these transformations is the ‘assemblage’, which currently exists as a philosophical proposition outlined by Giles Deleuze and Felix Guattari. Assemblages are groupings of empowered materials, which differ from the matter from which machines are composed, as they exist at far from equilibrium states. Assemblages can therefore be considered as a technology, which possesses a degree of autonomy that can be shaped using ‘lifelike’ strategies that are drawn from the emerging field of natural computing. In this masterclass the assemblage is regarded as a real operating system that underpins an alternative technological platform than machines.
Participants will be invited to respond to the series of talks, presentations and discussions they will encounter during the masterclass by producing a real-estate brochure themed on one of four possible sites: 8 billion city, a starship, Venice beach or a suburban home, which raise new possibilities for living. Each of these projects invites participants to live and colonize them as ecological humans by articulating their own new understanding of the body, environment, technology and community.
The final brochures are aimed to be disseminated further, to reach new audiences and bring more people into the discussion about how we may positively and creatively bring about radical modes of thought and support new technological platforms to shape human development. The positioning of these brochures is also hoped to reveal how a new relationship with Nature can influence our value systems, economy, notions of landownership and power structures. Indeed, we anticipate that the outcomes of these discussions may help inspire new research into alternative platforms for human development that have different impacts on our ecological systems than our modern, industrial technologies.
Biographies
Rachel Armstrong is a Co-Director of AVATAR (Advanced Virtual and Technological Architectural Research) specializing in Architecture & Synthetic Biology at The School of Architecture & Construction, University of Greenwich, London. Rachel is a sustainability innovator who investigates a new approach to building materials called ‘living architecture,’ which suggests it is possible for our buildings to share some of the properties of living systems. She has recently been added to the 2014 Citizens of the Next Century List, by Future-ish, listed as one of the Wired 2013 Smart List, as one of the 2013 ICON 50 and one of the ten people in the UK that may shape the UK’s recovery by Director Magazine in 2012.
Arne Hendriks is an artist, art historian and exhibition maker with a primary interest in defining and redefining the paradigms of human existence on Earth. His work explores the transformative power of the creative impulse and the importance of fundamental free scientific research. In his speculative design research, the strange and the familiar continuously swap places to provoke conflicting perspectives which speak about the radicality of everyday experience and the familiarity of radical intervention. Arne is also the director of the Dept. of WHAT IF, a recent start-up that investigates, formulates and disseminates alternative near-future scenarios as yardsticks to understand where we are and where we could be going. Hendriks is a coach at Next Nature within the department of Industrial Design of the Technical University in Eindhoven.
How to apply? The call is now closed!
This masterclass is taking place on 28, 29, 30 March, 2014 during the Age of Wonder festival. Professional artists, designers, writers, researchers and thinkers are encouraged to apply. Please, send your motivation why you want to join (max. 500 words) with a short CV/biography before March 14, via email to info[at]baltanlaboratories[dot]org. The fee for participants is 50,- Euros, including drinks and Age of Wonder festival passe-partout.
A project that embraces both art and science and balances on the border of imagination and reality. Which is perhaps the most exciting place to be – as a scientist and as an artist!“ - Robbert Dijkgraaf
The Economics of Evolution
The Economics of Evolution : The Perfect Pigeon is an award winning project exploring the commodification of biological information, and how this is actively shaping the evolution of natural organisms. Set within the context of the booming Indian biotech and pharmaceutical industry, the project looks at how economic factors more than environmental ones, may overwrite natural selection.
STUDIO PSK
Studio PSK, established by Patrick Stevenson-Keating, is a collaborative design studio based in Peckham, South East London. Using our methodologies in speculative design, we work to prototype alternative presents, and near futures.
With our fluid structure, we can adapt to both small and large projects. Work focuses on the changing landscapes within technology, design, science and society. We understand each project is unique. With the broad range of skills in the studio, we approach projects across multiple media, scales and disciplines, depending upon what is appropriate.
Much of the studio practice is characterised by collaboration with leading research experts, scientists or practitioners from various industries. The challenge of a multi-disciplinary approach is rewarded by unique outcomes made possible by contributions from varied inputs.
These outcomes can be as diverse as the clients - sometimes manifesting as exhibition pieces, workshops, written publications or a framework/strategy to help a company orientate for the future.
Studio PSK has worked on wide ranging projects from installation pieces, commercial product design, speculative design/design fiction, and scientific research with emerging technologies. The studio approaches the work through functional electronic/non-functional aesthetic models of all sizes, graphic design, videos, hands on workshops, CAD and written work.
L'USAGE DES FORMES THE USE OF FORM CRAFTSMEN AND ARTISTS
The exhibition L’Usage des formes [The Use of Forms] explores human ingenuity and the passionate relationship between creators and their tools by approaching the tool as a fundamental element in man’s relationship to the world. Creating a dialogue between master craftsmen and artists, this exhibition brings together craft, design, visual art, and architecture in a setting conceived by designer Robert Stadler and executed in collaboration with master craftsmen.
From a Paleolithic hyaline quartz scraper found at the Abri des Merveilles [Shelter of Wonders] in Dordogne to the bionic prostheses made with 3D printers by FabLab in Rennes, and by way of L’Infini, made from hammered sheet metal by the brazier Nathanaël Le Berre, the exhibition spans the ages. In so doing, it illustrates the topicality of the notion of the masterpiece – that “work of receiving” which is both a utilitarian object and a work of art, and which embodies the acquisition and transmission of technical virtuosity.
The visit begins with an invitation to plunge into the world of the workshop. At the heart of this factory, the tool shows itself as an incarnation of History, in that it fundamentally corresponds to the transmission or recasting of the practice with which it is associated. The exhibition then goes on to touch on the notion of taking the tool in hand. The technical object is the instrument of this prehensile faculty that puts man in contact with the world. The tool, like a prosthesis, is precisely this extension of the body that enables man to interact with his environment and to thereby pass from a state of nature to a state of culture. Learning how to manipulate a tool reveals hidden properties of matter. The tool is thus an object that enables the extraction of information, the measurement and quantification of the real, and the creation of successful marriages between science, technology, and craftsmanship. The exhibition comes to a close with a focus on the tool’s dual dimension as both symbolic – even magical – and utilitarian, taking for example the compass used by the Compagnons du Tour de France, which became a Freemasonic philosophical symbol, and that mysterious object of divination, the Gallo-Roman dodecahedron. Due to their extreme refinement or to the sense invested in them, these objects that began as simple instruments have become powerful symbols of humanity and channels of contemplation.
LAKE FILLED WITH TOXIC
http://www.bbc.com/future/story/20150402-the-worst-place-on-earth
Hidden in an unknown corner of Inner Mongolia is a toxic, nightmarish lake created by our thirst for smartphones, consumer gadgets and green tech, discovers Tim Maughan.
From where I'm standing, the city-sized Baogang Steel and Rare Earth complex dominates the horizon, its endless cooling towers and chimneys reaching up into grey, washed-out sky. Between it and me, stretching into the distance, lies an artificial lake filled with a black, barely-liquid, toxic sludge.
I’d seen some photos before I left for Inner Mongolia, but nothing prepared me for the sight — The alien environment at Baotou lake Dozens of pipes line the shore, churning out a torrent of thick, black, chemical waste from the refineries that surround the lake. The smell of sulphur and the roar of the pipes invades my senses. It feels like hell on Earth.
Welcome to Baotou, the largest industrial city in Inner Mongolia. I'm here with a group of architects and designers called the Unknown Fields Division, and this is the final stop on a three-week-long journey up the global supply chain, tracing back the route consumer goods take from China to our shops and homes, via container ships and factories.
You may not have heard of Baotou, but the mines and factories here help to keep our modern lives ticking. It is one of the world’s biggest suppliers of “rare earth” minerals. These elements can be found in everything from magnets in wind turbines and electric car motors, to the electronic guts of smartphones and flatscreen TVs. In 2009 China produced 95% of the world's supply of these elements, and it's estimated that the Bayan Obo mines just north of Baotou contain 70% of the world's reserves. But, as we would discover, at what cost?
Element of success
Rare earth minerals have played a key role in the transformation and explosive growth of China's world-beating economy over the last few decades. It's clear from visiting Baotou that it's had a huge, transformative impact on the city too. As the centre of this 21st Century gold-rush, Baotou feels very much like a frontier town.
In 1950, before rare earth mining started in earnest, the city had a population of 97,000. Today, the population is more than two-and-a-half million. There is only one reason for this huge influx of people - minerals. As a result Baotou often feels stuck somewhere between a brave new world of opportunity presented by the global capitalism that depends on it, and the fading memories of Communism that still line its Soviet era boulevards. Billboards for expensive American brands stand next to revolution-era propaganda murals, as the disinterested faces of Western supermodels gaze down on statues of Chairman Mao. At night, multicoloured lights, glass-dyed by rare earth elements, line the larger roads, turning the city into a scene from the movie Tron, while the smaller side streets are filled with drunk, vomiting refinery workers that spill from bars and barbecue joints.
Even before getting to the toxic lake, the environmental impact the rare earth industry has had on the city is painfully clear. At times it’s impossible to tell where the vast structure of the Baogang refineries complex ends and the city begins. Massive pipes erupt from the ground and run along roadways and sidewalks, arching into the air to cross roads like bridges. The streets here are wide, built to accommodate the constant stream of huge diesel-belching coal trucks that dwarf all other traffic.
After it rains they plough, unstoppable, through roads flooded with water turned black by coal dust. They line up by the sides of the road, queuing to turn into one of Baotou’s many coal-burning power stations that sit unsettlingly close to freshly built apartment towers. Everywhere you look, between the half-completed tower blocks and hastily thrown up multi-storey parking lots, is a forest of flame-tipped refinery towers and endless electricity pylons. The air is filled with a constant, ambient, smell of sulphur. It’s the kind of industrial landscape that America and Europe has largely forgotten – at one time parts of Detroit or Sheffield must have looked and smelled like this.
Quiet plant
One of our first visits in the city is to a processing plant that specialises mainly in producing cerium, one of the most abundant rare earth minerals. Cerium has a huge number of commercial applications, from colouring glass to making catalytic converters. The guide who shows us around the plant explains that they mainly produce cerium oxide, used to polish touchscreens on smartphones and tablets.
As we are wandering through the factory’s hangar-like rooms, it’s impossible not to notice that something is missing. Amongst the mazes of pipes, tanks, and centrifuges, there are no people. In fact there’s no activity at all. Apart from our voices, which echo through the huge sheds, the plant is silent. It’s very obviously not operating. When asked, our guide tells us the plant is closed for maintenance – but there’s no sign of that either: no maintenance crews, no cleaning or repairs being done. When pushed further our guide gets suspicious, wonders why we are asking so many questions, and clams up. It’s a behaviour we’ll encounter a lot in Baotou – a refusal to answer questions or stray off a strictly worded script.
As we leave, one of our party who has visited the area before suggests a possible explanation: could local industry be artificially controlling market scarcity of products like cerium oxide, in order to keep rare earth prices high? We can’t know for sure that this was the case the day we visited. Yet it would not be unprecedented: in 2012, for example, the news agency Xinhua reported that China’s largest rare earth producer was suspending operations to prevent price drops.
One of Baotou’s other main exports is neodymium, another rare earth with a variety of applications. Again it is used to dye glass, especially for making lasers, but perhaps its most important use is in making powerful yet lightweight magnets. Neodymium magnets are used in consumer electronics items such as in-ear headphones, cellphone microphones, and computer hard-drives. At the other end of the scale they are a vital component in large equipment that requires powerful magnetic fields, such as wind farm turbines and the motors that power the new generation of electric cars. We’re shown around a neodymium magnet factory by a guide who seems more open than our friend at the cerium plant. We’re even given some magnets to play with. But again, when our questions stray too far from applications and to production and associated environmental costs, the answers are less forthcoming, and pretty soon the visit is over.
(Credit: Kate Davies/Unknown Fields) The refinement of rare earth minerals, like that done in this factory, can cause toxic byproducts (Credit: Kate Davies/Unknown Fields) The intriguing thing about both neodymium and cerium is that while they’re called rare earth minerals, they're actually fairly common. Neodymium is no rarer than copper or nickel and quite evenly distributed throughout the world’s crust. While China produces 90% of the global market’s neodymium, only 30% of the world’s deposits are located there. Arguably, what makes it, and cerium, scarce enough to be profitable are the hugely hazardous and toxic process needed to extract them from ore and to refine them into usable products. For example, cerium is extracted by crushing mineral mixtures and dissolving them in sulphuric and nitric acid, and this has to be done on a huge industrial scale, resulting in a vast amount of poisonous waste as a byproduct. It could be argued that China’s dominance of the rare earth market is less about geology and far more about the country’s willingness to take an environmental hit that other nations shy away from.
And there’s no better place to understand China’s true sacrifice than the shores of Baotou toxic lake. Apparently created by damming a river and flooding what was once farm land, the lake is a “tailings pond”: a dumping ground for waste byproducts. It takes just 20 minutes to reach the lake by car from the centre of the city, passing through abandoned countryside dominated by the industrial architecture on the horizon. Earlier reports claim the lake is guarded by the military, but we see no sign. We pass a shack that was presumably a guard hut at one point but it’s abandoned now; whoever was here left in a hurry, leaving their bedding, cooking stove, and instant noodle packets behind when they did.
We reached the shore, and looked across the lake. I’d seen some photos before I left for Inner Mongolia, but nothing prepared me for the sight. It’s a truly alien environment, dystopian and horrifying. The thought that it is man-made depressed and terrified me, as did the realisation that this was the byproduct not just of the consumer electronics in my pocket, but also green technologies like wind turbines and electric cars that we get so smugly excited about in the West. Unsure of quite how to react, I take photos and shoot video on my cerium polished iPhone.
You can see the lake on Google Maps, and that hints at the scale. Zoom in far enough and you can make out the dozens of pipes that line the shore. Unknown Fields’ Liam Young collected some samples of the waste and took it back to the UK to be tested. “The clay we collected from the toxic lake tested at around three times background radiation,” he later tells me.
Watch the black byproduct of rare earth mining pouring into the lake at Baotao (Credit: Richard John Seymour/Unknown Fields)
Unknown Fields has an unusual plan for the stuff. “We are using this radioactive clay to make a series of ceramic vessels modelled on traditional Ming vases,” Young explains, “each proportioned based on the amount of toxic waste produced by the rare earth minerals used in a particular tech gadget.” The idea is to illustrate the impact our consumer goods have on the environment, even when that environment might be unseen and thousands of miles away.
After seeing the impact of rare earth mining myself, it’s impossible to view the gadgets I use everyday in the same way. As I watched Apple announce their smart watch recently, a thought crossed my mind: once we made watches with minerals mined from the Earth and treated them like precious heirlooms; now we use even rarer minerals and we'll want to update them yearly. Technology companies continually urge us to upgrade; to buy the newest tablet or phone. But I cannot forget that it all begins in a place like Bautou, and a terrible toxic lake that stretches to the horizon.
BRAINSTORM
A. Verschillende scenarios creeren in 'boxes'. Aanpassingen tonen of impact van de mens op de omgeving.
A. Klimaatmachine Object waarbinnen temperatuur in verschillende ruimten is te reguleren met als doel in de eigen omgeving producten te laten ontstaan in plaats van ver weg. (Ingewikkeld realiseerbaar, denk ik) B. Energieke schoenen. Model Bergschoen. Idee de eigen beweging kan voor energie zorgen. 77 kg in mijn geval daalt neer bij elke stap. Kracht kan door indrukbare zolen i.c.m. Accu zorgen voor transportabel, altijd bij de hand energie voor o.a. Mobiel. Misschien kun je op een dergelijke manier ook gebruik maken van de trekkracht van je hond. C. Voorzieningsplanten. Gemanipuleerde planten zorgen voor extra zuurstof i.p.v. Flessen. Natuurlijke geurvoorziening i.p.v. Flesjes. Lijm ? Ueeeeeee D. Bolpropeller. Universeel inzetbaar in leidingen. denk aan knikker waar propellervorm in zichtbaar is. Associatie met getijdenenergie. Je weet wel eb en vloed. Maar hier in het klein. Iedere keer dat de de kraan open draait creëer je je eigen batterij.
Evolutie is bijna altijd functioneel voor de soort en lang niet altijd uitwisselbaar is tussen techniek en mens of mens en natuur. Evolueren naast elkaar met hetzelfde belang is dus heel lastig. Meestal wordt de balans verstoord omdat de soort altijd dominantie wil bereiken. Misschien moet je de visualisatie middels film heel algemeen houden. Met als thema beweging. Alle beweging kan tot energie, voedsel etcetera leiden. De omzetting hoe is cruciaal. Dat geldt ook voor warmte. Onze tools zijn niet toereikend om deze energie beschikbaar te maken. Evolutie is nodig. De tijd dringt. Als de balans verstoord wordt neemt evolutie een andere koers. Het volgt de dominante soort.
SIMULATING NATURES MARCH
The role of models to inform green infrastructure through designed field experiments
Alexander J. Felson, Yale University
City managers, with the help of environmental consultants and urban ecologists, increasingly rely on models that simulate urban ecosystems and green infrastructure. Yet persistent gaps in the ecological understanding of urban ecosystem processes and performance necessarily call into question the underlying information and assumptions informing these models. Ecological models are abstractions of depictions of how biological systems change over time. Since ecosystems are irreducible by nature, the models are inherently complex and evolving, and their usefulness depends on multiple factors, including the specific questions being asked of the models, the available data, and the selection of variables and the metrics used to evaluate the model results. Even as we attempt to assess the reliability of models, we must likewise consider their efficacy and how to integrate models with other forms of information including more qualitative factors (e.g. cultural values, aesthetics or programmatic value) into our assessment.
Since large gaps exist in our ecological understanding of urban ecosystems and green infrastructure performance and resilience, we should question how much we can rely on models as decision-making tools and how can we ensure that we are using them effectively?
In this talk, I propose to tackle the question of reliability and effective use by addressing the need for more urban ecological experimentation to inform the lacunae in ecological understanding on urban ecosystems. The development of models for urban ecosystems depends on data on urban processes and patterns. As urban areas increasingly rely on urban ecosystems and green infrastructure to provide ecosystem services, a failure of these built systems to perform—because of a lack of understanding of their functioning—could be expensive and environmentally detrimental. For this reason, it is essential to prioritize actual experiments and monitoring, where we develop hypothesis-driven research in order to gather data in a rigorous fashion that can then be integrated into the development of models. As our understanding of urban ecosystems grows, models will undoubtedly be increasingly used to guide choices and design. In the near-term, the models themselves can complement field experiments and help generate predictions and future scenarios, which can be used to generate alternative contexts or projective conditions to investigate through design, implementation and monitoring as urban design field experiments for further testing and adaptive management. To illustrate, I will provide examples from my own research and design projects to demonstrate different ways in which modeling can be integrated into landscape projects with experimentation. My projects build on design experiments, using hypothesis-driven research to improve existing green infrastructure and to provide a new means for designers and park-maintenance staff to expand their ecological knowledge and to keep refining their underlying assumptions about urban land management. The designed-experiment approach affords a framework for connecting ecologists with stakeholders, including city agencies, contractors, and park users. Through designed experiments ecologists collaborate with designers through a design process that situates research experiments within the built environment on sites that have been historically inaccessible to ecological experiments and melds scientific analysis with urban planning, design, and engineering.
BIODESIGN BOOK
BioDesign is the next step beyond biology-inspired approaches to design and fabrication. Unlike biomimicry, Cradle to Cradle or the popular but frustratingly vague “green design,” BioDesign refers specifically to the incorporation of living organisms as essential components in design, enhancing the function of the finished work. BioDesign leaps ahead of imitation and mimicry to integration and use, dissolving boundaries and synthesizing new hybrid living objects. BioDesign also highlights experiments replacing industrial or mechanical systems with a biological process, an approach becoming more important under the pressure of the climate crisis. The final section of the book ventures beyond functional or speculative design into the realm of fine art, presenting a range of works that incorporate living matter and foretell changes in how we might define life or what is natural in the near future. biodesign is not about merely taking cues from organic structures and operations. It's about harnessing the machinery of the natural world to perform as nature does: storing and converting energy, producing oxygen, neutralizing poisons and disposing wastes in life-sustaining ways...In the wonderland of biotechnology, bacteria is beautiful, moss is electric and decorative tiles are animated
"All these works are prominent examples of a nascent aesthetic movement called biodesign, which integrates living things, including bacteria, plants and animals, into installations, products and artworks." "More and more, living organisms are finding their way into all kinds of materials and processes--from buildings to clothing manufacturing to art." "high-minded eye candy and environmental battle cry...Myers is a deft, often-thoughtful guide. He has an unobtrusive writing style that eschews the 'gee whiz!' response that bleeding-edge design typically inspires." “The large and beautiful book by the young William Myers from New York addresses the re-naturalisation of the habitat and the close integration of nature, architecture and design.” "Fusing natural organisms with human innovation, these designs -- some of them far-fetched concepts, some prototypes and some completed projects -- re-imagine our relationship with the natural world."
REMINERALIZATION
Paradigm Shift: From Scarcity to Abundance See the Shift We can move from an economics based on scarcity using fossil fuels to an economics of abundance through remineralization…
MISSION
Remineralize the Earth (RTE) promotes the use of natural land and sea-based minerals to restore soils and forests, produce more nutritious food, and remove excess CO2 from the atmosphere.
VISION
Given the immediate and growing threats of climate change, desertification, and increased food insecurity, Remineralize the Earth, through soil remineralization, is helping to create better soils, better food, and a better planet.
Through our research, education, advocacy, partnerships, and implementation we are:
Regenerating soils and forests around the world Increasing the nutritional quality and yield of food production Stabilizing the climate
LIFE DOCUMENTAIRE PLANTS
Pijnboom: Oudste organisme op aarde
Bamboo: Groeit het snelst
Vinden van licht: Planten gebruiken andere bomen als stijgers waar ze zich aan vasthouden op weg naar boven. Ze draaien zich om de takken heen.
Andere planten groeien op kilometers hoogte. Obserberen water met hun wortels.
Vleesetende planten houden insecten voor de gek. Reactie vermogen wat hier bij komt kijken is heel precies.
Zonnebloemen hebben relatie met bestuivers. De bloemen hebben als enige functie om zich voort te planten.
Gebruik van kraaien die omhulsels om de zaden verwijderen. Oorlog ipv samenwerking zoals de japanse plant en de vlinder/ rups Plant gebruikt dier zoals bij de Kolibrie Het verplaatsen van zaden: Plant in woestijn blijft onder de grond, bij hevige regenval komt hij naar boven. Kop van de plant droogt uit, valt af en begint te rollen terwijl de zaden worden verspreid. Bomen laten hun zaden als helikopters vallen. Andere plant laat zaden met flinterdun vliesje kilometers vliegen. Cactus zaden overleven in maag van duiven en schildpadden waardoor ze uitgepoept worden. Gebruik van mieren en vleermuizen die het vrucht vlees eten rondom het zaad. Drakenbloemboom: Overleeft door vorm. Dauw condenseert op de vettige naaldvormige bladen. Druppels lopen naar beneden naar de stam en wortels.
NOTES
Bomen laten alles wat energie kost in de wintermaanden afvallen. Pijnbomen bevinden zich tot aan de 'limit of life', ze creëren anti vries laagje in hun naalden, en houden ze vettig. (Everything is about conserving energy)
20 procent van alle planten op aarde zijn grassen. Er zijn 10000 verschillende soorten. Voeden dieren met veel nutriënten, de meeste hebben een relatie met een dier en samen veranderen ze de wereld. 10000 jaar geleden begon de mens rijst te verbouwen om zn voedzame zaden te oogsten. Nu is de helft van de wereldbevolking er afhankelijk van. Er is een soort gras wat nog meer verspreid is over de aarde door zn relatie met de mens. Tarwe. Deze schraagt de ontwikkeling van de westerse wereld. Tegenwoordig wordt hij meer verbouwd dan welke plant dan ook. Planten zijn al langer op deze wereld dan dieren en zijn bijna een half miljard jaar geëvolueerd. In de tijd zijn er oneindig veel soorten ontstaan die elke leefomgeving hebben veroverd. Soms werken ze samen met dieren en soms zijn planten dominant en gebruiken ze hun in hun eigen voordeel. Planten halen energie uit de zon en al het leven op het land is afhankelijk van ze, direct of indirect. Uiteindelijk staan planten aan de basis van de diversiteit op aarde. Neil Lucas.
Ik moet denken aan kunstmatige waterlelies.
TED TALK ALEX STEFFEN: THE ROUTE TO A SUSTAINABLE FUTURE
Worldchanging.com founder Alex Steffen argues that reducing humanity’s ecological footprint is incredibly vital now, as the western consumer lifestyle spreads to developing countries.
And, you know, built the society that we now live in. Unfortunately, while this society is, without a doubt, the most prosperous and dynamic the world has ever created, it's got some major, major flaws. One of them is that every society has an ecological footprint. It has an amount of impact on the planet that's measurable. How much stuff goes through your life, how much waste is left behind you. And we, at the moment, in our society, have a really dramatically unsustainable level of this.
One of the biggest levers that we have in the developed world for changing the impact that we have on the planet is changing the way that we live in cities. We're already an urban planet; that's especially true in the developed world. And people who live in cities in the developed world tend to be very prosperous, and thus use a lot of stuff. If we can change the dynamic, by first of all creating cities that are denser and more livable ... Here, for example, is Vancouver, which if you haven't been there, you ought to go for a visit. It's a fabulous city. And they are doing density, new density, better than probably anybody else on the planet right now. They're actually managing to talk North Americans out of driving cars, which is a pretty great thing
This is in Portland. That is an actual development. That land there will remain pasture in perpetuity. They've bounded the city with a line. Nature, city. Nothing changes. Once you do those things, you can start making all sorts of investments. You can start doing things like, you know, transit systems that actually work to transport people, in effective and reasonably comfortable manners. You can also start to change what you build. This is the Beddington Zero Energy Development in London, which is one of the greenest buildings in the world. It's a fabulous place. We're able to now build buildings that generate all their own electricity, that recycle much of their water, that are much more comfortable than standard buildings, use all-natural light, etc., and, over time, cost less. Green roofs. Bill McDonough covered that last night, so I won't dwell on that too much.
But once you also have people living in close proximity to each other, one of the things you can do is -- as information technologies develop -- you can start to have smart places. You can start to know where things are. When you know where things are, it becomes easier to share them. When you share them, you end up using less. So one great example is car-share clubs, which are really starting to take off in the U.S., have already taken off in many places in Europe, and are a great example. If you're somebody who drives, you know, one day a week, do you really need your own car?
Another thing that information technology lets us do is start figuring out how to use less stuff by knowing, and by monitoring, the amount we're actually using. So, here's a power cord which glows brighter the more energy that you use.
So what's Worldchanging? Well, Worldchanging you might think of as being a bit of a news service for the unimaginable future. You know, what we're out there doing is looking for examples of tools, models and ideas, which, if widely adopted, would change the game.
But unfortunately, most of the people on the planet don't live in the cites we live in. They live in the emerging megacities of the developing world. And there's a statistic I often like to use, which is that we're adding a city of Seattle every four days, a city the size of Seattle to the planet every four days. They don't have existing infrastructure; they have enormous numbers of people who are struggling with poverty, and enormous numbers of people are trying to figure out how to do things in new ways.
So what do we need in order to make developing nation megacities into Bright Green megacities? Well, the first thing we need is, we need leapfrogging. And this is one of the things that we are looking for everywhere. The idea behind leapfrogging is that if you are a person, or a country, who is stuck in a situation where you don't have the tools and technologies that you need, there's no reason for you to invest in last generation's technologies. Right?
We need to start doing things like Lula, President of Brazil.
this is a building in Hyderabad, India. It's the greenest building in the world
Here's a fog-catcher, which, if you live in a moist, jungle-like area, will distill water from the air that's clean and drinkable
We're expecting to have upwards of 200 million refugees by the year 2020 because of climate change and political instability. How do we help people like that? Well, there's all sorts of amazing new humanitarian designs that are being developed in collaborative ways all across the planet
Exactly, this is a landmine-detecting flower. If you are living in one of the places where the roughly half-billion unaccounted for mines are scattered, you can fling these seeds out into the field. And as they grow up, they will grow up around the mines, their roots will detect the chemicals in them, and where the flowers turn red you don't step. I also love it because it seems to me that the example, the tools we use to change the world, ought to be beautiful in themselves.
EDWARD BURTYNSKY
Hoe kon ik anders over het landschap gaan denken? Ik besloot over het landschap te gaan denken als het landschap dat wij vervormd hebben. In Pennsylvania had ik een soort van openbaring. Ik was verdwaald en wilde terug naar de snelweg, maar belandde in het stadje Frackville. Ik stapte uit de auto, ging rechtop staan en keek in het rond in dit mijnwerkersstadje. Ik zag een zeldzaam surrealistisch landschap, helemaal getransformeerd door de mens.Hier zie je de Drieklovendam. Die is 50% groter dan de grootste dam die ooit gebouwd is. De meeste ingenieurs trokken zich terug uit het project. Ze zeiden: 'Het is gewoon te groot.' Toen het reservoir 1½ jaar geleden met water werd gevuld, werd er een schommeling in het draaien van de aarde gemeten. Het vullen duurde 15 dagen. Er werd een reservoir van 600 km gecreëerd, een van de grootste reservoirs ooit. Een van de grotere projecten in dat verband, was de verplaatsing van 13 grote steden uit het reservoir en het afbreken van alle gebouwen voor de scheepvaart. De huizen werden afgebroken door de mensen die erin gewoond hadden. Ze werden per baksteen betaald om hun steden af te breken.Ik heb 3 reizen naar de Drieklovendam gemaakt, om te kijken naar de gigantische landschapstransformatie.Het is behoefte aan macht en om die macht te krijgen hebben ze er deze gigantische transformatie voor over.Een deel van de vruchtbaarste grond ging verloren. 1,2 tot 2 miljoen mensen - afhankelijk van welke statistiek je bekijkt - moesten verhuizen. Je ziet hoe die andere wereld wordt omarmd. Hoe ze van een boerenbestaan, met een hele kleine voetafdruk, overgaan op een stadsbestaan met een veel grotere voetafdruk. Het is ontnuchterend. Dit is de Yuyuan Schoenfabriek, een van de grootste. Het is vlakbij Shenzhen en er zijn 90.000 werknemers. Dit is een van de drie ploegenwisselingen. Er zijn nog 2 fabrieken van deze grootte in de stad. Deze heeft 45.000 werknemers. Iedere lunchpauze gebruiken 12.000 mensen de maaltijd. Ze gaan zitten en hebben 20 minuten de tijd. Dan komt de volgende ronde. Er wordt een gigantisch grote groep arbeiders bijeengebracht. Ik kijk nu naar de stadsvernieuwing in Sjanghai. Deze hele wijk gaat tegen de grond en wordt in 5 jaar volgezet met wolkenkrabbers.
13:40
Er gebeurt nog meer in Sjanghai. China verandert, want dit zou 5 jaar geleden bijvoorbeeld niet gebeurd zijn. Je ziet bijvoorbeeld ook verzet. Ze heten dengzahoos. Ze klampen zich vast aan de grond. Ze willen niet wijken. Ze onderhandelen niet. Ze krijgen niet genoeg, dus blijven ze. Net zo lang tot ze een goed aanbod krijgen. Ze doen zo inderdaad betere zaken, want de meesten komen er bekaaid af. Binnen 2 uur worden ze uit hun huis gezet. Gemeenschappen die al honderden jaren, of misschien zelfs duizenden jaren bestaan. Ze worden uit elkaar gehaald en verspreid over de voorsteden van Sjanghai. Hele groepen mensen verzetten zich zo tegen de reconstructie van Sjanghai. Waarschijnlijk heeft men hier het grootste stadsvernieuwingsproject ter wereld willen realiseren.
De bouwdichtheid is onvoorstelbaar. Er is iets in deze foto wat ik wil benadrukken: toen ik dit soort gebouwen zag, schrok ik dat ze geen centraal airconditioningsysteem hebben. In ieder raam zit een airconditioner. Er zijn onder jullie vast mensen die meer verstand van efficiency hebben dan ik, maar het lijkt me niet dat dit voor een gebouw van deze grootte een efficiënte manier van luchtkoeling is. Als je daar eens naar kijkt en je telt daarbij op een stad met de grootte van Sjanghai, dan heb je letterlijk een woud van wolkenkrabbers.
Tijdens een recent bezoek ben ik gaan kijken naar enkele van de grootste industrieën in China. Dit is Baosteel, net buiten Shanghai. Dit is 18 vierkante kilometer kolenvoorraad voor de staalfabriek. Hier worden koffiezetapparaten gemaakt, de grootste fabriek in koffiezetapparaten en strijkijzers. Ze maken er 20 miljoen voor de wereldmarkt. Er zijn 21.000 werknemers. Deze fabriek - er zijn er nog een paar - is een halve kilometer lang. Dit zijn recente opnames. 50% van de computers komen in China terecht voor recycling.
Er zijn allerlei dingen in de maak die veel problemen op kunnen lossen. Ik hoop dat ze zich zullen verspreiden over de wereld en een positief effect zullen hebben. Niet alleen effect op onze wereld, maar ook iets dat groeit. We kunnen onze voetafdruk dan wel lichter maken, maar de voetafdruk van Azië groeit in een razendsnel tempo. We kunnen dat volgens mij niet gelijktrekken. De strategie ligt in onze wezenlijke betrokkenheid bij hun evolutie. Die evolutie heeft immers ook met de onze te maken.Er is aandacht voor technologie en nieuwe energiebesparende apparaten. Er wordt gekeken naar een nieuwe opzet en strategie van de beweging richting duurzaamheid.
MARRIED TO OUR TECHNOLOGIES
Tending the wild and leaving the wild alone are not contradictory strategies. They both work fine, and they blend well. In any project it’s a good idea to try some of both, in different areas, so that each is a scientific control for the other. –Stewart Brand
Technology is useful only insofar as we recognize its limitations. We are creatures married to our technologies, without which we would perish. From clothing to computers, shoes to cars, our technology is an aspect of who we are as a whole being attempting to live in accord with a challenging cosmos. Technology is a knife that cuts, but it can also heal. As it stands, we need technology to reintroduce ourselves to nature. We need the power of science and philosophy, both of which are human technologies, to build bridges that lead us back to an eco-centric moderation and a balance with the greater cosmos that we are fundamentally connected to. The knife (technology) can continue its cutting, until we bleed out as a species and finally die. Or the knife can become a mechanism for healing that can bring us back into a healthy accord with nature. The choice is ours. Like Alan Watts said, “Technology is destructive only in the hands of people who don’t realize that they are one and the same process as the universe.
We must discover a balance between technology and nature. Technology without nature consumes and eventually destroys itself. Nature without technology is inhuman and is not survivable for human beings. Like Louis G. Herman said, “We need the technology associated with our alienation from nature to help us relearn the amazing reality of our condition: that we all wake up within a single story telling us into being. We are fundamentally connected, dependent on a larger order not of our making; yet we are free and creative.” So we must maintain a balance between environmental and technological knowledge, so that we can have a space for being free and creative.
Let’s flip the tables on our understanding of technology and challenge ourselves with a bit of Ecological Aikido: where biology is primary and technology is secondary; where we first ask ourselves if it can work biologically, second through ecology, and third through low tech and renewable technologies. Through the marriage of progressively sustainable technologies and human ingenuity, we just might be capable of surviving the outdated and wasteful technologies of the present, while discovering a balance between nature and human nature.
SPIRITUAL ECOCENTRISM
Spiritual ecocentrism is the holistic understanding that all things are connected, that Nature and human nature are inescapably interrelated, that we are both independent and interdependent creatures living in an interconnected cosmos. Indeed, in order to once again realign Nature and the human soul, we must go from being victims of the world to realizing that we are the world. Like Aldo Leopold said, “think like a mountain.” We do this in order to harmonize ourselves with Gaia. To become eco-conscious, that is psycho-physiologically aware of our connection and interconnection to both the micro and the macro cosmos. We must bring our creativity to bear upon our egos and then imagine ourselves as mountains: greater eco-centric beings connected to all things, with the power to turn the tables on tyranny, whether egotistical, dogmatic, or both. The future of humankind will more than likely depend upon how well we balance Ego with Eco, and human spirituality with cosmic universality.
PERMACULTURE
http://nl.wikipedia.org/wiki/Permacultuur
Permacultuur is een ontwerpwetenschap voor het ontwerpen van de menselijke leefomgeving op een manier die ecologisch duurzaam en economische stabiel is. Complexe ecosystemen in de natuur dienen hierbij als voorbeeld.
Het doel van een permacultuur kan meerledig zijn:
voedselvoorziening verbeteren van de waterhuishouding productie van brandstof, bouwmateriaal het herstellen van door de mens beschadigde landschappen het creëren van een weerbare omgeving, die o.a. bescherming biedt tegen mogelijk natuurgeweld.
Het begrip is in de jaren 70 aan de universiteit van Tasmanië (Australië) ontwikkeld door Bill Mollison en David Holmgren, om een oplossing te vinden voor een groot aantal problemen, zoals verwoestijning en bodemerosie, die de industriële monocultuur landbouw met zich meebrengt, en dit door natuurlijke ecosystemen en traditionele kleinschalige voedselproductiesystemen te bestuderen. Aan de hand van de resultaten werd een methodologie ontworpen die functies vervult voor de mens, bijvoorbeeld voedselvoorziening, met de veerkracht van een natuurlijk ecosysteem. Het resultaat kan men een "ontworpen ecosysteem" noemen. Permacultuur onderscheidt zich van biologische landbouw, die zich ook baseert op ecologie, o.a. door het nadrukkelijk gebruikmaken van meerjarige planten (climax vegetatie) en het ontbreken van wisselteelt en jaarlijkse grondbewerkingen ('no-till' landbouw - Masanobu Fukuoka). Permacultuur heeft als ontwerpmethodologie een breder toepassingsgebied dan alleen voedselproductie. In de praktijk is permacultuur meestal gericht op kleinschalige zelfvoorzienende landbouw, terwijl biologische landbouw meer commercieel productiegericht is, en in dit opzicht tussen permacultuur en chemisch-industriële landbouw in staat. Permacultuur betekent kijken naar het geheel, niet alleen het groene of alleen het economische ,maar het geheel in samenhang bekijken en zo een onderdeel van de oplossing worden in plaats van een deel van het probleem.
Thinking tools, that when used together, allow us to creatively re-design our environment and our behavior in a world of less energy and resources
TIDDO BAKKER
How do we perceive the world around us? Are we aware of what's going on?
tiddO creates designs that explore the relationship between man and nature. Fascinated by the way nature moves and grows, tiddO creates experiences that reveal the secrets and beauty within nature.
VRAGEN
Wat bezien/ ervaren we tegenwoordig nog als natuur en wat niet? Kunnen we technologie op een betere manier inzetten wanneer we haar zien als een natuurproduct? Als we er van uit gaan dat ‘maken’ in onze aard zit, maakt technologie ons dan misschien meer mens? (Stelt technologie ons daarmee in staat om ons als mens beter te uiten?) Hebben we een omslagpunt punt in onze evolutie bereikt waarin natuurlijke selectie word gedomineerd door kunstmatige selectie waardoor we zowel onze eigen transformatie als de omgeving volledig kunnen aanpassen aan onze behoeften? (Maakbaarheid) Hoe coevolueren wij met technologie en hoe kunnen beide partijen profiteren van elkaar? Hoe kunnen we natuur een functie geven ipv als decoratie te gebruiken in een urban setting. Hoe kunnen we efficiënter met processen/ systemen omgaan? Wat kunnen we leren van vergaande culturen en hun omgang met technologie?
CONSTATERINGEN
Technologie en natuur zijn complementaire ontwikkelingen. Klimaatverandering is een te groot en complex fenomeen waardoor wij het niet kunnen bevatten. Fictie is een brug die we nodig hebben om een hyperobject als klimaatverandering te kunnen begrijpen. Het kan een boodschap verspreiden en inzichten bieden. De ontwikkeling die we zien in technologie is het verdwijnen van materie. Tools vormen een verbinding tussen de mens en haar omgeving. Technologie is het verlengde van het menselijk lichaam.
VERLANGENS
Ander scenario schrijven of alternatief voorstellen voor een conventionele aanpak of markt. (Patroon verbeteren waardoor afdruk kleiner word) Aantonen dat technologie een onlosmakelijk onderdeel is van onze natuur. Ecosystemen en permacultuur als voorbeeld nemen Meer gebruik maken van bestaande en gegeven vormen/ processen zodat we natuur letterlijk als bouwmateriaal zien. Technologie ontwerpen ten ‘diensten’ van plant en dier ipv mens. Neven effecten/ impact laten zien van onze voetafdruk. (Droger op ene plek- natter op andere) Interactie tussen fysiek object en digitaal object. Wereld bekijken vanuit ander perspectief (Think like a mountain)
REVELINO
Wat jij wilt vertellen en wat de bezoeker interpreteert, daar zit nog een hele wereld tussen.
Ik wil vanaf het begin af aan die co evolutie simuleren, om mensen sowieso bewust te maken van dit gegeven, door aan de slag te gaan met film. Twee films die op elkaar reageren. Interactie tussen film en bezoeker. Als ik mensen bewust kan maken en hun manier van denken een beetje aan kan passen. Film zou vertaling zijn van proces en niet zo zeer oplossing voor een probleem.
Tentoonstelling Bjorn Kunsthal. Het is een soort mantra van.... neo liberalisme, consumptie enz. Je interpreteert het op een bepaalde manier maar staat weer symbool voor iets anders.Veel ruimte hoe je iets kan uitleggen.
Op basis van dat inhoudelijke onderzoek wil ik een eigen statement, eigen idee vormen en daar wil ik een artistieke vertaling van maken.
Je hebt een heleboel ingrediënten, als je daar een aantal scriptjes mee gaat maken. Het zijn een aantal verschillende lijnen/ verhalen die je in een groot verhaal wilt stoppen. Je kunt ook naderhand als je al die verschillende verhaaltjes hebt verteld, het weer door elkaar gooien. In een groter verband zetten waardoor het een groter verhaal is.
Je leven word ook gevormd door verschillende dagen en verschillende events. Als je het zou systematiseren.... Als je daar boven gaat staan en al die events gaat bekijken, dan heb je een groot meta verhaal als het ware. Samenwerking tussen natuur en techniek is de context waar het allemaal binnenvalt. Of evolutie als je het nog verder uitzoomt. Als je een mega verhaal wilt vertellen wat al die vragen overkoepeld dan blijft het ook aan het oppervlakte. Ik blijf ook maar zoeken naar een bepaalde niche die alomvattend is.
Opbreken in verschillende verhaallijnen.
Ik ben bang dat ik geen genoegen ga nemen met alleen een film waar ik een verhaal in ga vertellen, ook al is het goed en onderbouwt. Ik heb tijdens minor geleerd hoe je ook bepaalde mediums ook weer kunt aanpassen. Ik wil heel graag nog iets doen met die film, dat het kan interacteren. Als bezoeker kun je bijv kiezen in een keuze paneel, hoe de film verder verloopt. Sensors die afstand detecteren. Andere manier projecteren, dat je ergens omheen kunt lopen bijv. Projectie mapping op een gebouw.
Het moet elkaar wel ondersteunen. - HOE wil ik het vertellen. Afhankelijk van de aard van die verhalen. Dan zou je ook kunnen denken aan ruimtes, dan word het bijna een expositie vorm. De naam van de expo is dat meta verhaal. Elke ruimte is een ander verhaal en daar kun je ook op verschillende manieren doorheen lopen. Als je dus meerdere verhalen hebt kun je ook spelen met realiteit en fictie. Bijna op een stoel van curator. Curator van een verhaal. Ik pak verschillende voorbeelden van disciplines en vorm dit tot een geheel. Hergebruiken van bestaand materiaal.
Er zijn al zoveel verhalen en zoveel voorbeelden, ik bedenk zelf een tentoonstelling. Ipv dat je zelf maakt, selecteer je.
Waarom ik angst heb voor het maken van een film; omdat ik het over hele grote onderwerpen heb is het heel moeilijk om dat vast te leggen. Om aan beeldmateriaal te komen wat die verhalen visualiseert.
Bepaalde 'verlangens' komen ook voort uit bepaalde constateringen en vragen. Kun je ze voor je scenarios niet bundelen? Logisch vervolg vinden.
Je kunt ook zelf dingen stellen, waar je dan ook nog kritisch over blijft, maar dan is het ook een aanleiding voor discussie.
Ik vind het alleen jammer dat ik in de film het onderwerp ga behandelen maar dat ik in de installatie zelf nog geen 'samenwerking' heb. Organisme en film oefenen invloed op elkaar uit, samenwerking met levend en dood iets. Het is wel zo intressant dat als je het hebt in de films over die samenwerking dat het ook fysiek een samenwerking aangaat.
PROJECTPLAN
0/
Student naam: Nina van den Broek Student nummer: 0846733 Afstudeer profiel: Autonomous practice Vakstudie: Lifestyle & Design Minor: Digital Craft Project (werk)titel: Biological mallebility
1/
In mijn onderzoek probeer ik continu te reflecteren op het verleden, het nu en de toekomst. We leven in bepaalde fases die vooral achteraf goed te definiëren zijn; het is lastig om zicht te krijgen op het tijdperk waar we ons nu in bewegen. Ik onderzoek hoe natuur en cultuur zijn getransformeerd en geëvolueerd en onderzoek of deze lijn door te trekken valt voorbij het nu. Staan we op de rand van radicale veranderingen waardoor evolutionaire patronen ineens niet meer gelden?
Er valt nog steeds te discussiëren over de relatie die we als mensen hebben met natuur en technologie. Na twee eeuwen industrieel geweld is er een polarisatie ontstaan in ons denken over natuur (goed) en technologie (slecht). Zolang die tegenstelling bestaat, zullen we technologie verstoppen achter labeltjes groen en duurzaam en stilletjes hopen dat moeder natuur ons zal redden van onszelf, als we maar volgens haar regels spelen. Omdat er zo veel verschillende standpunten zijn om dit gegeven vanuit te bekijken denk ik dat het betekenisvol is om op een objectieve manier informatie en inzicht te verschaffen over onze mogelijke rol tegenover natuur en technologie. Het is een oneindig debat waarin ik na grondig onderzoek een positie in wil nemen en hier een artistieke vertaling van wil maken. We hebben de vrije keus technologie in te zetten om de wereld te verbeteren en fouten uit het verleden te verhelpen. Maar daar is wel eerst een maatschappelijke omslag voor nodig
De motivatie komt volledig uit mijzelf en is gevormd na het zien van verschillende documentaires en lezingen. Ik probeer alle kennis te verzamelen en daar kritisch naar te kijken. Ik hoop een uitgebreid onderzoek samen te kunnen vatten en tot de essentie te kunnen komen zodat ik vervolgens een heel simpel object/ installatie kan maken wat het hele verhaal representeert. Als leerdoel heb ik informatie vertalen naar design en design inzetten om kritisch te reflecteren op bepaalde systemen. Hiervoor zal ik hulp moeten inschakelen aangezien het heel moeilijk is om uit het niets je eigen mening binnen dit onderwerp te vormen.
2/
HOW DO WE CO-EVOLVE WITH TECHNOLOGY In mijn vorig project onderzocht ik hoe patronen in biologische evolutie overeenkomen met de evolutie van technologie. Tools die we vandaag de dag gebruiken om onze behoeften te voorzien en onze omgeving aan te passen hebben een zelfde soort evolutionair pad afgelegd als dat van ieder ander levende soort op aarde. Vervolgens is het interessant om te zien dat wij deze zelfde tools gebruiken om evolutie te manipuleren en te versnellen. De vraag die daar uit voort kwam was; Als we er van uit gaan dat ‘maken’ in onze aard zit, maakt technologie ons dan misschien meer mens? Ik zie technologie en natuur niet als tegengestelde, maar juist als complementaire ontwikkelingen, beiden met als doel een nieuw equilibrium te bereiken. Door technologie op deze ‘natuurlijke’ manier te benaderen in plaats van een product voortkomend uit de industriële revolutie kunnen we de voordelen zien van samenwerking ipv ons richten op de tegenstellingen. - Can tools make us more human as we assume that ‘making’ is in our nature? - Which parts of nature are depending on technology? - What can we learn from previous partnerships in nature that emerge from evolution? (Coevolution) - Could we survive without technology nowadays? - What is our relationship towards technology? - What nature can still be seen as real and untouched nature? - How can our future potentially look like when we merge technology and nature instead of treading them as both independant systems/ groups? - How can we give function to nature instead of treading it as decoration? - What can we learn from interaction between technology and previous cultures?
Autonoom omdat voortkomt uit een persoonlijke interesse in het onderwerp, gecombineerd met het gevoel dat een bepaalde atmosfeer in de lucht hangt die duid op verandering en vernieuwing. Het is daarnaast een deels fictieve interpretatie is gebaseerd op een uitgebreide theorie. Sociaal omdat het onze relatie en onze omgangsvormen onderzoekt Commercieel omdat het kritisch kijkt naar onze hedendaagse systemen en daar op reflecteert met een adviserend alternatief. Ik wil zoveel mogelijk informatie verzamelen over het onderwerp en vanuit verschillende perspectieven onderzoek doen. Vervolgens neem ik hier mijn standpunt in wat ik zal vertalen naar een deels fictieve visualisatie wat echoot op onze collectieve verbeelding. ‘We accept reality so readily – perhaps because we sense that nothing is real.
3/
Mijn praktijkproject zal dus een visualisatie worden van het onderzoek. Ik wil het begrip evolutie vanuit mijn oogpunt opnieuw ontdekken, deels gebaseerd op waarheid, deels gebaseerd op speculatie. Dit wil ik bereiken door de basis principes van evolutie zoals we die kennen; Interactie van unieke individuen, het overvloedige nageslacht, recombinatie en mutatie in erfelijkheid, en uiteindelijk door selectie. Toe te passen op een artificieel systeem/ object/ installatie. Kijken of het mogelijk is om een soortgelijke co evolutie/ samenwerking te verwekken waar door de installatie blijft groeien. Op het moment zie ik het voor me als een video installatie waarin twee individuele films een interactie met elkaar en publiek aangaan. De keuzes van de toeschouwer moeten in vloed hebben op het beeld zodat er eeuwige transformatie plaatsvind, zoals we die ook zien in evolutie. Het zou mogelijkerwijs ook met een object kunnen; ‘By taking something out it adds something new.’ Of door een object te verspreiden vermenigvuldigd het maar levert het ook iets op voor de gene die het verspreid.
Het praktijk project zal net als de uitwerking van m’n minor een combinatie zijn tussen 2 en 3d werk, het stelt een maatschappelijke beweging aan de kaak
MOTHERBOARD VERGANKELIJKHEID VAN HET LEVEN
Ik heb slecht nieuws: je gaat dood. OK, waarschijnlijk dan, want dankzij een nieuwe golf aan innovatie op het gebied van onsterfelijkheid, blijf je misschien wel voor altijd leven.
Maar wat gebeurt er dan, wanneer we onze biologische lichamen inruilen voor technologische exemplaren die geen last hebben van de beperkingen van organisch DNA en de dood? Technologische evolutie biedt ons de mogelijkheid om ons los te maken van de dood en andere biologische beperkingen, waardoor we ons kunnen richten op vooruitgang als groep, in plaats van dat we verouderd raken en uiteindelijk doodgaan. Dit is waarschijnlijk iets goeds, maar het kan mogelijk ook iets heel erg slechts zijn.
Als je kinderen krijgt, zijn die niet hetzelfde als jij. Ze zijn een combinatie van jouw genetische informatie en die van je partner, waardoor de populatie als geheel diverser wordt. Zo werkt evolutie—het is niet zoals X-Men of Pokémon, waar individuen kunnen evolueren binnen hun leven. Evolutie werkt op een populatie en niet op individuen.
Voor mij is dit de grote tragedie van de evolutie. Het gebeurt niet voor ons, maar het gebeurt voor iedereen. En de enige manier waarop het process werkt, is door ieder van ons ooit een keer af te danken.
We zijn misschien in staat om te voorkomen dat we dood gaan, door onszelf met technologie te verbinden, in plaats van biologie. Maar gooien we dan niet het erg handige proces van de evolutie weg? Of zijn we in staat om onszelf mentaal te evolueren, zodat we niet blijven steken in de foute denkbeelden van het verleden? En zijn we in staat om onze samenleving, ideeën en persoonlijkheden te blijven verbeteren, zonder onze angst voor de dood? Gebaseerd op deze vragen kies ik de kant van de dood, die ook de kant van seks (een ander mogelijk slachtoffer van een overgang naar robotlichamen) blijkt te zijn.
Hoewel er veel voordelen zijn voor een samenleving met meerdere generaties, is het op een bepaald punt beter als de oude garde plaatsmaakt voor de nieuwe generatie. Als iedereen voor altijd blijft plakken, dan zou de genetische vooruitgang van de populatie stagneren. En bij evolutie leidt stagnatie vaak tot uitsterven.
Skip naar 8:28 voor een goede discussie over evolutie en uitsterven.
Dit is niet een foutje in de evolutie, maar het is een doelbewuste functie. Binnen je lichaam vermenigvuldigt je DNA zichzelf constant. Dit proces is niet perfect en gelukkig worden de meeste foutjes vanzelf gerepareerd. Binnen de genetische code is gedacht aan back-ups, wat betekent dat je vaak een adenine kan verwisselen met een guanine terwijl het stukje DNA precies hetzelfde blijft functioneren. Het is alsof we woorden met andere letters kunnen spellen en dat de lezers het dan nog steeds begrijpen.
Deze mutaties doen niet zoveel op de korte termijn. Maar zolang het slordige kopiëren doorgaat, zullen op termijn ernstige fouten ontstaan. En dan doet je DNA niet meer wat het moet doen.
Tegen de tijd dit bij een persoon gebeurt, zal die waarschijnlijk ofwel doodgaan, ofwel zichzelf niet meer voortplanten, waardoor zijn of haar genen uit de genenpoel verdwijnen. De jongeren, met hun intacte DNA, kunnen zich dan uitleven. Als die uitgerangeerde persoon zich toch blijft voortplanten, dan heeft dat negatieve gevolgen. En die zien we ook in de natuur terug.
Er zijn soorten hagedissen die zo zijn geëvolueerd dat er alleen nog maar vrouwtjes van bestaan. De meeste van deze soorten planten zich voor door het leggen van eitjes die genetisch gezien een exacte kopie zijn van zichzelf. De fouten die in het DNA van de moeder zitten, komen dus ook bij haar dochter terecht. Op die manier bewaart de soort alle genetische fouten van de voorgaande generaties. Hier bestaat een term voor: Muller's ratchet. De vergaarde fouten in het DNA over de generaties draaien de ratel (je weet wel, zo'n ding) telkens één klikje omhoog totdat het DNA van de nakomelingen zo veel fouten bevat dat de soort simpelweg niet meer levensvatbaar kan blijven.
Gelukkig bestaan er bij onze soort wel mannetjes. En dat is maar deels een grapje, want lange tijd was het bestaan van mannetjes een belangrijke vraag binnen de biologie. Waarom zou je de helft van je populatie verspillen aan mafketels die niet eens een volgende generatie kunnen baren? Dat lijkt een hoop verspilde energie.
We hebben dus een heel goed systeem van recombinatie en dood om de evolutie gaande te houden. En we staan op het punt om dat kapot te maken. Het blijkt dat seks bestaat om de generische fouten weg te poetsen. Door het DNA van twee individuen met elkaar te combineren, worden een hoop fouten gewist en het geeft de nakomelingen een relatief schone lei. Het is alsof de de helft van een Jenga-toren omgooit hem weer opnieuw opbouwt met nieuwe stenen. (Voordat je het vraagt, een hoop asexuele eencelligen omzeilen dit probleem door DNA of RNA heen en weer uit te wisselen. Hierdoor ontstaat een horizontale genenoverdracht, in plaats van de verticale zoals wij hem kennen.)
We hebben dus een heel goed systeem van recombinatie en dood om de evolutie gaande te houden. En we staan op het punt om dat kapot te maken.
Technologische evolutie werkt niet op dezelfde manier. Ten eerste is technologische evolutie al sneller dan de biologische variant. Neem bijvoorbeeld de uitvinding van het vuur, die een half miljoen tot mogelijk een miljoen jaar geleden plaatsvond. Technologische innovatie tussen toen en nu heeft al gezorgd voor een veel grotere toename aan complexiteit dan 3,6 miljard jaar aan leven op aarde. De enorme toename in de levensverwachting van mensen, en alles wat daar nog bovenop komt, is grotendeels het gevolg van technologische innovatie—bijvoorbeeld op het gebied van medicijnen en landbouw—en niet het langzame process van de biologische evolutie.
Aubrey de Grey betoogt dat ouderdom een ziekte is die we kunnen genezen. Daarvoor zullen we wel een technologische vorm van evolutie moeten omarmen.
Een ander verschil tussen technologische evolutie en biologische evolutie is dat de meeste biologische organismen alleen gebruik kunnen maken van ofwel horizontale dan wel verticale genenoverdrachten. Technologie kan het op beide manieren, hoewel het idee van genetische overdracht wel een beetje vaag is wanneer het op technologie wordt toegepast. Voor mij betekent een genetische overdacht toegepast op technologie simpelweg een overdracht van nuttige informatie tussen individuen. Anders dan in de biologische wereld, kunnen deze overdachten foutloos zijn en zelfs doelbewust worden gemanipuleerd.
Wanneer ik een bestand kopieer van de ene map naar de andere, is de data nog exact hetzelfde als in het origineel. Maar als ik een nieuw bestand nodig heb om het een beetje anders te zeggen, dan open ik het kopietje en kan ik het veranderen, waardoor ik een vergelijkbaar maar toch nieuw stukje data creëer. Datzelfde gaat op voor hardware, lijkt me.
Binnen de technologie komen mutaties veel voor en uitsterving maar zelden, als we al van uitsterving kunnen spreken. Toegepast op technologie, zou ik van uitsterven spreken als de technologie niet langer op een functionele manier bestaat. Het mag nog wel fysiek bestaan, zoals een fossiel, maar het mag niet langer zijn toegewezen taak uitvoeren.
Laten we kijken naar de microcosmos van spelcomputers. Het begon allemaal met een paar rudimentaire systemen die zich snel ontwikkelden in de systemen die we ons kunnen herinneren, zoals de NES, die evolueerde in de Gameboy en de SNES, welke beiden aan het begin staan van evolutionaire paden die vandaag de dag nog doorgaan. De Gameboy, of een andere draagbare spelcomputer, zorgde ervoor dat iemand op het idee kwam om spelletjes op mobiele telefoons te zetten (een horizontale overdracht) en nu zijn spelletjes op smartphones nog wel groter dan spelcomputers zelf.
En is een van deze apparaten uitgestoven? Ik heb nog steeds een NES die werkt. Ik heb wel een adapter nodig om hem op mijn televisie aan te sluiten, maar ik zou een oudere televisie kunne kopen. In zijn boek What Technology Wants stelt Kevin Kelly dat technologie nooit uitsterft en dat je altijd alles uit de geschiedenis van technologie opnieuw kan maken—zelfs vuurstenen pijlpunten, die antropologiestudenten ieder semester in bosjes maken. Ik heb een vergelijkbare ervaring met het afstruinen van vlooienmarkten voor het vinden van adapters en batterijen voor lang achterhaalde mobieltjes.
Wat betekent dit voor ons? Ik hoop dat we onze geesten, de optelsom van onze ervaringen en ons bewustzijn, in ieder geval blijven behouden, maar misschien is dat ook slecht. Een donker geheim van de wetenschap is dat het oude mensen met oude ideeën laat sterven.
Door kinderen de nieuwste ideeën aan te leren als geaccepteerde waarheden in plaats van radicale opvattingen is zowel een ondermijnende als een effectieve manier om vooruitgang te boeken. Want een nieuwe generatie van denkers bouwt dan direct voort op nieuwe ideeën, in plaats van dat ze eerst al het oude opnieuw moet doen.
Maar wat als oude geesten met oude ideeën nooit doodgaan? Zullen we ooit een punt bereiken waar dat niet meer uitmaakt? Of misschien hebben tijdens al die jaren de defecte breinen van vlees en bloed ervoor gezorgd dat het collectieve denkvermogen van de mens zo eerlijk is gebleven.
NOTES ANITA/ IVAR/ FOLKE
Mensen op verkeerde been zetten door het een te laten zien wat dan eigenlijk het ander blijkt te zijn. Verwerkingsprocedure. Vanaf waar benoemen we het dan technologie? We hebben verzorgingsstaat. Twee paralellen van twee processen
Geordineerde toeval. Het hele bestaan van planten en dieren is toevallig. Wat kan gebeuren zal gebeuren. Schermen van apple combineert met samsung Materialen afbreken kun je stroom opwekken. Word opgewekt door natuurlijke processen. Live camera’s Technologie de brug tussen…. Levende installatie, live beelden, transformatie met live data. Uit toeval gaan dingen goed waardoor ze blijven. Computer probeert ook elke keer en begint dan weer opnieuw. Proces werkt hetzelfde. Trial and error. Technolgie ipv dat het alleen maar verbruikt , iets terug geven. Lampen bijvoorbeeld, laten planten doen groeien. Levende installatie Bijen transporteren pollen naar andere bloem. Het idee dat wij de bijen van de stad worden. Planten worden bewust neergezet. Dat je iets neer kunt zetten wat iemand weer meeneemt. Dat het zich gaat dupliceren.
OPNAME 1_1
Klimaatverandering is zoiets abstracts, je ondervind het niet in het dagelijks leven dus daarom kun je het voor je uitschuiven omdat je er nu nog niet direct mee hebt te maken. (Abstracte afstandelijkheid) Artistic research Remco Torenbosch; met zijn vlaggen bereikt hij ook de grotere problematiek van de Europese unie. Ipv iets uitleggen aan het publiek, zorgen dat ze een bepaalde sensibiliteit ontwikkelen, waarin ze zelf heel vrij zijn. Gebruik van heel veel informatie in bonsai project, ik leg ook niet uit hoe die informatie zich tot elkaar verhoud. Creeeren van een bepaalde sensibiliteit voor een bepaald onderwerp ipv dat je mensen heel letterlijk iets uitlegt. Een symbool, methode, systeem waarmee ik nu kan starten documenteren en onderzoeken. Catatonische toestand: kasplantje. Perspectief vanuit een plant, en dan weer vermenselijken. Mensen kunnen zich er dan toch beter mee identificeren. Je bent fysiek afhankelijk van het leven. Ontkennin fase en verstijfde fase. Filmpje van Anita: Heel beladen beeld, Een soort van menselijkheid in het meest onmenselijke. Megalomane gedachte; ontkenning dat we allemaal eigenlijk afhankelijk en afkomstig zijn van de natuur. We zijn er van verafstandelijkd denken we. In het meta aspect dan is de problematiek van natuur en technologie zo groot, dat ze ook niet weten waar ze moeten beginnen om daar iets aan te veranderen. Mijn afstuderen is precies hetzelfde ding, het zou daar een metafoor voor kunnen zijn. Jouw struggle om te kunnen concretiseren binnen in die problematiek om er iets aan te kunnen doen eigenlijk hetzelfde is als het grote geheel. Hoe mens met natuur problematiek in het algemeen om gaat. Dan kun je vanuit een heel individueel en persoonlijk iets heel groots en abstracts in beeld brengen. Zelf het symbool. Jouw onvermogen om tot beeld te komen staat eigenlijk heel mooi symbool voor hoe de mens niet tot actie kan komen. Een bepaald onvermogen is een beeld en is heel relevant. Toelaten dat je iets niet kunt; daar is een reden voor namelijk dat het te complex is en je het niet alleen kunt doen. Je bent afhankelijk van de mensen die je wilt bereiken want je kunt het niet alleen. Net als bij vegetarisch zijn, ‘als ik het niet eet, eet iemand anders het wel.’ Steeds diezelfde loop waar mensen in zitten, dat ze steeds denken dat ze er alleen voor staan en denken dat wat zij doen als individu er niet toe doet, omdat het zo klein is. Bijna alsof er een soort mechanisme is waarin zelf dingen gaan, een bepaalde structuur of patroon wat niet lijkt te kunnen doorbreken. Maar juist omdat iedereen zo denkt is die mechaniek er, heel paradoxaal. Het gaat hierover maar eigenlijk ook weer niet. Het gaat ook over jou als individu binnen zo’n problematiek. En als kunstenaar die iets probeert te bereiken. Ik wil heel graag die samenwerking overbrengen naar mensen. Je hebt het over de moeilijkheid van dat overbrengen. Dat klimaatverandering eigenlijk te groot is om te bevatten. Mensen, nadenkende mensen, kunnen zich volgens mij veel beter inleven in de onmogelijkheid daarvan en dat daarmee eigenlijk een mogelijkheid ontstaat. Ze voelen zich daar dan niet meer alleen in of juist toegesproken; ik vind dat het zo moet. Mensen luisteren naar mijn mening niet zo naar argumentatie meer eerder wanneer ze het gevoel krijgen dat ze ergens onderdeel van zijn en dat ze ergens niet alleen in staan. Het samen met de ander ontwikkelen. Zo’n idee kan dus eigenlijk alleen maar ontstaan op een moment dat de groep samen is. De groep moet ook dat idee kunnen dragen. Natuur –goed technologie –fout, is een bepaalde polarisatie. Op het moment dat je eigenlijk zo’n stelligheid poneert laat ze heel weinig nuances meer over. Ik wil verbanden leggen tussen die twee werelden en bepaalde processen inzichtelijk maken. Bonsai: zoveel jaren termijn planning en zo moet je ook met de economie en het klimaat omgaan, als je daar iets structureels voor aan wilt brengen. Moet je dus een lange termijn planning hebben. Bonsai als plattegrond of kapstok voor bepaalde technologische ontwikkelingen nemen en plannen en cultiveren hoe je die wil laten groeien. Alles als aparte takjes. Als een stamboom behandelen.
OPNAME 2_2
In falen zit ook de kwetsbaarheid waardoor ook het gunnen vanuit de ander bij komt kijken. Mensen hebben ook die binding met iets of iemand wanneer er geen emotie bij komt kijken, ze leven niet mee. Ik moet een methode hebben om al die ideeën en statements om te zetten naar beeld om bijvoorbeeld een soort systematisch archief of collectie te verzamelen. Contexten veranderen, veranderd ook de betekenis van het beeld.
Sublimering (Duits: Sublimierung) is een term uit de psychologie, die voor het eerst werd gebruikt door Sigmund Freud. Hij doelde hiermee op het omzetten vanoerdriften in sociaal of maatschappelijk geaccepteerde vormen. Zo kunnen oerkrachten als angst, seksualiteit en agressie gekanaliseerd worden en omgezet inambitie voor werk, kunst, wetenschap enzovoort. Als een scholier bijvoorbeeld voor zijn eindexamen zit, gaat dit gepaard met veel stress en spanning. Hij kan nu dit negatieve gevoel omzetten in positieve energie door hard aan de studie te gaan. Een zoektocht naar hoe ik mezelf wil neerzetten in de arbeidsmarkt. Eindexamen is toch het moment om jezelf te profileren. Een soort visite kaartje. Er valt geen onderwerp te kiezen wat dit helemaal overkoepeld. Blind staren op je laptop. Fengshui: Japans: Terug naar de essentie. Werken met bestaande bronnen zoals light en energie. Het bestaat al duizenden jaren, hoe mensen net natuurlijke elementen om gaan. Heeft met een bepaald toeval te maken ook. Het lot. Het feit dat we hier rondlopen op aarde is een kwestie van toeval (juiste omstandigheden). Met technologie ook, telkens proberen, en wat niet werkt sterft weer uit. We proberen dat toeval steeds meer te domineren. Elk ding doorgaat een bepaalde fase, en dat hebben ze in 64 fases weten onder te verdelen. Je moet niet te uitleggerig worden met je beeld. Bestuderen wat de definitie is van natuur, de kenmerken daarvan. En hetzelfde doe over het begrip technologie. Waarna ik twee objecten maak waarin ik de kenmerken van die verschillende definities bij de ander toepas. Nano Spray bijvoorbeeld, plant zou dan geen regen meer op kunnen vangen. Nanotechnologie is aan de fundamenten van natuur aan het hakken. En word dus steeds onzichtbaarder. Einstein zei dat de ‘course’ of the universe te grijpen moest zijn in 1 mooie, simpele formule. Alles was zo vloeiend mogelijk maken van dingen. Nanotechnologie gaat nog een laag dieper dan die schoonheid, daarin is chaos het belangrijkste. Alles trilt, niks heeft een vaste plek, een randomness, geen symmetrie. Quantum fisics. Daarin kun je nooit een constante vinden. Natuur en onze perceptie van natuur is nog heel erg gebaseerd op dat Einstein model van wetenschap, schoonheid en natuur. OF er valt in een diepere laag van die fisics weer een harmonie te vinden OF die chaos zal altijd voort blijven zetten. Vanaf het moment dat we formules hadden, vonden we ook die chaos en daaruit is eigenlijk ook weer heel veel kunst, en muziek ontstaan. Postmodernisme: Geen structuur meer te brengen in de chaos. Er was ook een periode waar je al die kunststromingen kon benoemen. Tegenwoordig zijn we allemaal flarden van allemaal dingen. Dat maakt het heel lastig om een positie te nemen. In de tijd van stromingen leek het toch op een poging van de mens om grip te krijgen op de wereld. Er is wel een drang en hoop om een zekere universele waarde te bereiken maar aan de andere kant is het ook heel cynisch omdat we eigenlijk allemaal weten (besef hebben) dat dat niet haalbaar is. (Meta modernisme 1975) Het schuift constant tussen een modernistisch idealisme en een post modern cynisme. En dat daar tussen in eigenlijk alles beweegt. Idealisme omdat we een ideaal willen nastreven. En cynisme omdat je beseft dat dat toch niet kan. Dit is precies waar ik nu mee worstel en daarom is mijn problematiek op dit moment heel relevant en eigentijds. HET PROCES GAAT JUIST OOK OVER HET ONDERWERP. (En het probleem van het onderwerp) Problematiek van het proces is ook de problematiek van het onderwerp zelf. Meta modernisme zijn heel kleine tekstjes. Het geen wat je individueel doet kun je samen ontstijgen door reacties van de ander.
NOTES
Een bepaald onvermogen om tot beeld te komen.
Verzameling/ archief. Zo gaan we tegenwoordig ook met beelden om.
Bestaande beelden zijn een representatie van evolutie. Met kennis van het verleden kun je ook toekomst schetsen. In je droombewustzijn lopen verleden, heden en toekomst ook door mekaar.
PERFORMANCE
Basis gedachte van eindexamen event is dat je je zelf gaat presenteren. Levende sculptuur, levende aandacht. Meta -> naar jezelf verwijzen. Het is een abstracte problematiek. Probeer niet te veel te willen vertellen.
Problematiek van het proces is ook de problematiek van het onderwerp zelf. Ik ben ook een natuurlijk organisme, hetzelfde geldt voor mijn manier van denken. Ik maak gebruik van technologie en film om die gedachten te ordenen en te uiten. Dit zie ik ook als een vorm van co- evolutie want ik ga een ‘samenwerking’ aan met technologie om tot een hoger level te komen.
Door me op deze kwetsbare manier op te stellen hoop ik dat mensen zich beter met het onderwerp kunnen identificeren. Het raakt niet alleen de problematiek van het grotere geheel (klimaat) aan, maar tevens ook de alsmaar toenemende druk van onze maatschappij. Afgelopen jaar worstelde ik echt met alle invloeden van buitenaf, uit de omgeving.
Streven naar een bepaald soort ideaal, maar tegelijkertijd beseffen dat dat niet haalbaar is, zeker niet in mijn eentje.
De oplossing die ik zou vinden om mezelf te kunnen veranderen (of de conclusie), op het grotere geheel toepassen. Of juist andersom: de bestaande oplossingen die al eens zijn bedacht, toepassen op mezelf.
Blijf denken aan die zekere maakbaarheid.
http://www.kunst-im-tunnel.de/terra-incognita-perceptions-of-the-contemporary-landscape.html
TERRA INCOGNITA – Contemporary Perception of Landscape
14.03.2015 – 14.06.2015
Opening: Friday 13 March 2015, 7 p.m.
With Jocelyn Catterson, Daniel Gustav Cramer, Alex Grein, Talisa Lallai, Jim Mangan, Lukas Marxt, Daniel Piaggio Strandlund und Birde Vanheerswynghels.
Nature is the origin of all life and its presentation appears to be one of the most traditional pictorial genres throughout history: the landscape. This exhibition focuses on the current trend among young artists to address the subject of landscape as precisely as possible, yet still subjectively.
In terms of historic cartography, Terra Incognita refers to places that - according to the mapmaker - had not been discovered at that time but were expected to exist. Ever since photography was invented, the 19th century’s explorers and pioneers used this new and convenient medium to document formerly undiscovered and exotic areas in realistic form. However, in the first place, the easily reproduced photos served as powerful multipliers of knowledge. It took only seconds to look at them and impart impressions, emotions and present specific situations. A kind of knowledge about foreign landscapes that was mainly derived from pictures and images was thus shaped. These days, everybody can - in real or by digital means - access just any part of the world, no matter how far away it might be. More than ever before, photos are used to present information and statements quickly. Both in media and in arts this trend becomes obvious in the discourse regarding photography.
The artists who exhibit at KIT present works that respond to this trend and call for a specific visual sensitivity. In this context, photography acts as starting point, as tool or as part of the artistic activity. The artists approach the medium in various ways. Some of the works shown are made from found footage; others are video installations or traditional photos. However, all works are characterized by a respectful approach to nature’s elemental force. In a time in which reality is frequently -designed or even artificial, they convey increased awareness. They offer the viewer possible answers to the crucial question on the relation between man and environment in the 21st century.
The exhibition will be accompanied by a catalogue in German and English that provides images of the installations.
http://www.kunst-im-tunnel.de/the-tangible-border.html
Pauline M'barek
The Tangible Border
We experience a proximity at this border that, in our everyday lives, we obtain primarily through our hands, the main mediators between body and matter. With its precision and fine motor skills, the hand is an anatomical marvel, the ultimate tool. The hand allows us to bend, twist and knead material, and to exert enormous force. At the same time, the hand is also the only part of the body that can carry out the finest, most delicate movements. However, it is the sense of sight - associated with what is distant and abstract - that is more important in the gallery space.
HYDROPONICS
Hydroponics is a subset of hydroculture and is a method of growing plants using mineral nutrient solutions, in water, without soil. Terrestrial plants may be grown with their roots in the mineral nutrient solution only or in an inert medium, such as perlite or gravel.
KOERT VAN MENSVOORT
Traditionally, how were nature and culture defined? In the past, nature was traditionally defined as the “born,” or everything that came into existence naturally. Culture was the “made,” or everything created by human intention.
According to next nature, how can nature and culture be defined?
A more useful method to divide nature and culture is between the “controllable” and the “autonomous.” Next natural phenomena arise from cultural products that have become so complex that we relate to them more as organisms or ecologies.
DAZA FRITS
BY ANDREA FILIPPIN
1. Often an uncritical (or detached as much as possible) eye seems to be the best way to represent reality. In its extreme clarity, your series Terraria Gigantica, dedicated to the world’s largest indoor landscape complexes, seems to communicate a clear idea, if not a clear opinion, with respect to the relationship between nature as an object and man as a dominant player…
«My opinion about the human-nature relationship has evolved significantly because of this project. At first I saw them as more oppositional but now believe it is too late for the idea of defining nature by our absence. As Bill McKibben, William Cronon and Michiel Schwartz point out (in very different approaches,) we have fundamentally altered the planet and using “wilderness” as the reference point for nature is not useful to move forward. The giant terrariums serve as complex symbols for where we are now and I have grown to appreciate them for their inherent strangeness as well as their scientific and educational value. While Biosphere 2 had a somewhat dubious original mission, all these sites are now focused on education and in some way on research. I do still wonder if visits to them supplant time spent out of doors for some people, especially children. (In Last Child in the Woods, Richard Louv writes about the detrimental effects of children not playing outside.) However, because of their emormous scale and density of plants, these sites produce a sense of wonder in visitors that may lead to future interest in the natural world. Being in these vivaria, one feels small yet awestruck (and perhaps even empowered) that humans can build and maintain such a place. I am fascinated by the structural elements of the architecture and landscape design and the combination of live plants and often indistinguishable artificial (but mimetic) elements such as plants and rocks that make up the exhibits. Within all of this structure, seemingly unplanned natural systems arise such as when a bird from outside builds a nest or when green slime develops on walls. All of the sites I photograph are educating visitors about our altered world and the important role we all play in it. While I applaud these efforts, I have to wonder if most visitors consider the philosophical implications of such large scale displacement and elaborate simulation. These are some of the many issues that I consider when making photographs.»
2. Assuming that the natural landscape is a concept that is almost never reflected anywhere in the world, as every known landscape for good or for bad is the result of human intervention within nature. What is the difference between a cultivated field or a hill redesigned with vineyards and an architecture of steel and glass in the Arizona desert?
«This is a great question. I suppose the obvious difference is that the places I photograph are enclosed on all sides including the top by building materials rather than bound by fences or roads. Thus, they are nearly closed systems that are far less effected by the uncontrolable aspects of weather. But really it is more just a matter of degree. Is the vineyard part of a biodynamic natural system or full of cloned grapes and synthetic pesticides and fertilizers? Is the Eden Project, whose domes are full of non-native but organically grown plants, more natural than the outdoor vineyard of clones? In Next Nature Michiel Schwarz asserts “…what is nature and what is not may not be the real issue.” He goes on to write that…“‘nature so-called’ can shift our attention to one of the key questions in cultural environmental politics: What kind of nature do we want?” »
3. Your unique way of investigating the liminal spaces where the natural and artificial elements collide, uses the detail as the ideal tool to capture more clearly the discontinuities and imbalances of these “contained” landscapes. Is grasping what is illusory or simply that which is not entirely in focus also a matter of scale?
«The idea of scale is very interesting because it was the deciding factor in the sites I chose to photograph. Perhaps it is paradoxical that I chose the world’s largest enclosed landscape complexes but mainly focus on details or vignettes to explore my questions about nature. In choosing them, I speculated that such grand efforts would reveal strange juxtapositions of natural and artificial because, at some point, the facade of naturalness must give way to the artificiality of the enclosure. While anything at a large scale seems to attract attention, I wonder if we only begin to understand more deeply when we look more closely at details. Perhaps then we might see “the big picture."»
4. In a some of the images of Terraria Gigantica we have the impression that these enormous architectures are always more fragile than the natural elements, as if comparing a pillar of steel to a branch or a leaf, the first reveals its true ephemeral nature. It seems that at every human “progress” nature takes its counter-measures, sometimes anticipations, to confirm its persistence. Is the domination of nature only an illusion for humans?
«This, too, is a question that comes up in these sites. I began photographing Biosphere 2 when it was languishing somewhat and before the University of Arizona had taken over. Some parts of it looked a bit shaggy as if the plants were gaining on the architecture and the biomes were going wild in the absence of regular maintenance. Even now with a larger staff of caretakers and research going on, there are still a few spots, mainly in the rain forest, where it seems the building is still vunerable to a plant takeover. I find these areas particularly fascinating (even strangely hopeful) and they are the subjects of several images in the series. Of course all of these things lead to bigger questions about how we live and the future of life on our planet. We seem to be dominant until struck by an earthquake or a flood or even an outbreak of disease. In The World Without Us, Alan Weisman describes how quickly most of our built environment would crumble and erode from natural forces including weather and plants if humans suddenly disappeared. He makes it seem that a return to the wild is not only possible, but eminent if only we got out of the way.»
5. Compared to these concepts of the natural and the artificial, your Garden Views series seems to deepen the topic from a more formal point of view. The choice of black and white goes in the direction of a more conscious de-naturalization of the eye devoted to gardens as a purely cultural expressions. After centuries of tamed nature, are we really confident that our need for nature is authentic?
«Edward O. Wilson and others have written extensively about biophilia (the instinctive bond between humans and other living systems) and while I can’t speak for others, I do believe that my need for some kind of nature is authentic and visceral. However, some of this can be experienced on a walk or bicycle ride through my neighborhood when I feel the warmth of the sun on my skin and the fresh air in my lungs. But it occurs to me that neither of these experiences are visual or constructed (and neither could occur for the Biosperians who were locked in Biosphere 2 from 1991 to 1993.) I get a great deal of satisfaction from growing a vegetable garden, watching the songbirds in my yard and raptors in the park across the street, visiting a farm to buy food, strolling through a centuries old Japanese or Italian garden and hiking in the desert. Each of these activities occupies a different point along the nature-culture spectrum. In regard to the formal gardens in Garden Views, perhaps we (at least historically) have had an authentic need to engage with natural materials and processes that we can manipulate, but that still grow and change sometimes unpredictably. Once we have shaped them, they call us back to keep them in shape or remind us of our failure to do so. Gardens result from a human-nature relationship that is satisfying to both the gardener and the visitor, and perhaps even the plants themselves if you consider Michael Pollan’s concepts of human and plant co-evolution in the Botany of Desire. We need them for nourishment and cultural expression and they need us to reproduce.»
michael pollan movie botany of desire
The World Without Us, Alan Weisman
Terraria Gigantica, Dana Fritz
http://www.danafritz.com/terraria-gigantica/
THINK LIKE A MOUNTAIN
Thinking like a mountain is a term coined by Aldo Leopold in his book A Sand County Almanac.[1] In the section entitled "Sketches Here and There" Leopold discusses the thought process as a holistic view on where one stands in the entire ecosystem.[2] To think like a mountain means to have a complete appreciation for the profound interconnectedness of the elements in the ecosystems.[3] It is an ecological exercise using the intricate web of the natural environment rather than thinking as an isolated individual.
PAPER
http://www.colorado.edu/geolsci/faculty/molnarpdf/1990IJES.BrainsSizesMountainUpl.pdf
THE RISE OF MOUNTAINS RANGES AND THE EVOLUTION OF HUMANS: A CAUSAL RELATION?
'It is a bold claim to make of mountains, that they contributed a third dimension of height and depth, to humans intelligence.' George Winthrop Young. 1957 Apparently, the rise of mountains challenged.
MOUNTAIN POPULATIONS OFFER CLUES TO HUMAN EVOLUTION
In the hearts of evolutionary biologists, mountains occupy a special place. It’s not just their physical majesty: mountains also have an unmatched power to drive human evolution. Starting tens of thousands of years ago, people moved to high altitudes, and there they experienced natural selection that has reworked their biology.
“This is the most extreme example in humans that you can find,” said Rasmus Nielsen, an evolutionary biologist at the University of California at Berkeley.
Humans have adapted to mountainous environments just as Charles Darwin predicted. To discover how this occurred, scientists are now examining the DNA of people who scaled mountains in different parts of the world.
“There’s this beautiful experiment in natural selection going on,” says Anna Di Rienzo, a professor of human genetics at the University of Chicago. “You can really ask questions central to evolutionary biology.”
When people from low elevations climb to higher ones, they start struggling for oxygen. At 12,000 feet, each breath delivers only 60 percent of the oxygen that the same breath would at sea level. Even a slow walk can be exhausting, because the body can get so little fuel.
In the face of this stress, people respond in several ways. They produce more hemoglobin, the molecule that ferries oxygen from the lungs. Their resting heart rate increases, as does their breath rate. These adjustments help raise the amount of oxygen in the blood, but it never regains its former level. Extra hemoglobin is not a good long-term solution to life at high altitudes, because it can lead to blood clots. Women moving from low altitudes to high ones also have more trouble delivering oxygen to their babies during pregnancy. Studies have shown that the rate of low-birth-weight babies is twice as high at 6,000 feet as it is at sea level. Life in the mountains is easier for people whose ancestors have lived there for millenniums. They don’t suffer from altitude sickness. Women from high-altitude populations give birth to normal-size babies.
Scientists visiting some of those populations have discovered a number of biological adaptations in the inhabitants’ bodies. In Tibet, for example, people have broader arteries and capillaries. In the Andes, they can dissolve more oxygen into their blood.
Evolutionary biologists reasoned that natural selection produced these adaptations as each population settled at a high elevation. People with mutations that let them withstand low oxygen levels would be more likely to survive and have healthy children. Several teams of scientists have traveled to the mountains to gather DNA samples from people and search for traces of that evolution.
In 2010, Dr. Nielsen and his colleagues found variants of certain genes that were much more common in Tibetans than in the Han, the major ethnic group in China, who have lived for thousands of years at lower altitudes. By a wide margin, the winner was a gene called EPAS1. People with different variants turned out to have different levels of hemoglobin, suggesting that the gene was important to adapting to life at high altitudes.
Recently, Dr. Nielsen and another group of colleagues published a study on people who live in the highlands of Ethiopia. They found no evidence that EPAS1 had evolved there as it did in Tibet. Instead, a different gene, BHLHE41, appeared to have experienced natural selection.
Two other teams of scientists have recently searched for high-altitude genes in Ethiopians, and neither put BHLHE41 on their list. It’s possible that Dr. Nielsen’s method is more sensitive than the others, but that remains to be proved. “It’s going to take a while to sort through the discrepancies in Ethiopia,” said Dr. Di Rienzo, a co-author of one of the other studies.
It will be intriguing to see that unfold. BHLHE41 and EPAS1 turn out to have something in common: they work together in a network of genes that lets us cope with low oxygen levels. Even at sea level, low oxygen can threaten our bodies from time to time. Exercise can strip it from our muscles, while inflammation can eliminate it from wounds. The oxygen-sensing pathway triggers defenses to protect our bodies from damage.
Dr. Nielsen’s study suggests that evolution has stumbled across a way to retool this pathway to help people live at high altitudes. But it turns out there’s more than one way to retool a pathway. Though evolution has some creative freedom, it seems to stick to a few themes.