User:Ninavdbroek/GRADUATING
RESOURCES
Om de mensheid te redden moeten we technologie als natuurproduct zien
DOOR WESTER VAN GAAL
February 6, 2015 // 01:00 PM CET
Onlangs las ik een rapport van het Rathenau instituut: ‘Intieme technologie: De Slag om ons Lichaam en Gedrag.’ Het betreft hier geen feministisch pamflet, maar een uitstekende verhandeling over de vervagende grens tussen mens en machine, en tussen natuur en technologie. In de conclusie pleit de auteur voor een ‘bewustere omgang met technologie.’
Dat is een mooi voornemen, maar hoe zorg je ervoor dat een samenleving ineens en masse ‘bewust’ met technologie omgaat? Samenlevingen staan erom bekend dat ze maar moeilijk in beweging komen.
Bovendien is er na twee eeuwen industrieel geweld een polarisatie ontstaan in ons denken over natuur (goed) en technologie (slecht). Zolang die tegenstelling bestaat, zullen we technologie verstoppen achter labeltjes groen en duurzaam en stilletjes hopen dat moedertje natuur ons zal redden van onszelf, als we maar volgens haar regels spelen.
Dit is precies wat we niet moeten doen. Een bewuste visie op een technologische toekomst is pas mogelijk als we de natuur niet idealiseren en daarnaast inzien dat er geen andere toekomst mogelijk is dan een technologische.
Daar is een simpele reden voor.
TECHNOLOGIE IS NATUURLIJK
In Summa Technologiae, een meesterlijk essayboek uit 1964 over de toekomst van technologie (waar ik eerder al eens over schreef) stelde Stanislav Lem (stiekem een van de grote denkers van de 20ste eeuw, maar niemand kent hem) dat ‘techno-evolutie’ en bio-evolutie twee fases zijn van hetzelfde proces. De een is niet ‘natuurlijker’ dan de ander want ze opereren binnen de wetten van de natuur, waarmee zij volgens Lem aan beiden “haar stille goedkeuring geeft.”
Het is de natuur die neigt naar leven, en leven veroorzaakt technologie, beiden met als doel een nieuw equilibrium te bereiken.
Voorbeeld: toen een groep kraaien in een verstedelijkt gebied in Japan een onkraakbaar nootje vonden, ontwikkelden ze een slim systeem met stoplichten en zebrapaden. Precies wanneer er een auto aankomt gooien ze het nootje onder de band. Ze wachten dan op de stoep tot het licht op rood springt, en terwijl de auto’s stationair draaien, wulpen ze de delicatesse vlug hun snaveltje in.
Deze gedragsverandering zou je ook een ‘uitvinding’ kunnen noemen. De ontwikkeling van de zwervende mens naar sedentair wezen ging langs dezelfde lijnen, van generatie op generatie. Er was geen Einstein uit het stenen tijdperk die zijn vrienden ging ‘overhalen’ een akker aan te leggen.
SEKSUELE SELECTIE & DUITS DESIGN
Er zijn nog een paar opmerkelijke analogieën tussen techno-evolutie en bio-evolutie, wat Lem aan de hand van een serie observaties laat zien.
Ze beginnen vaak klein, en onhandig, en lijken vaak nog erg op hun voorganger: zoals de eerste vogel leek op een hagedis zo leek de eerste auto op een koets. Maar een goed idee blijft zelden alleen. Na een tijdje in de marge te hebben gerommeld, volgt, als de concurrentie eenmaal verslagen is, snel een nucleaire uitbreiding van hypergespecialiseerde soorten met hetzelfde idee. Uit de auto ontpopte zich de brandweerwagen, de bus, de ziekenauto de benzineslurpende grasmaaier etc. Hetzelfde gebeurde bij de zoogdieren. Toen na het exit-dino-event 65 miljoen jaar geleden de woelmuis het voor het zeggen kreeg, werd onze wereld binnen een paar miljoen jaar bevolkt door vleesetende koala’s, sabeltandtijgers en cavia’s van 1000 kilo.
En zoals Paradijsvogelmannetjes de test des tijds doorstaan doordat hun kuif net iets guitiger omhoog steekt dan die van de buurman, maakt de VW-kever een onverwachte doorstart in een geheel nieuw biotoop van strandtenten en ballen, terwijl de Toyota Starlets, op elk niveau een praktischer wagen, al lang op de sloop liggen te verroesten. Ook in de natuur gaan de hippe vogels er met de guitjes vandoor. Ook de natuur heeft gevoel voor stijl.
Het belangrijke verschil is dat bio-evolutie “niet weet waar het mee bezig is.” Ze is immoreel, “als een gokker die het niet kan schelen welk van z’n paarden de eindstreep haalt.” De menselijke ontwikkeling heeft zich tot voor kort volgens dezelfde methode van ‘trial and error’ ontwikkeld, maar na duizenden jaren zijn wij sinds kort in staat vooruit te denken. We weten bijvoorbeeld dat we ooit in staat zijn energie te halen uit kernfusie, de energie van de zon en de sterren.
Ook al komen we qua vernuftigheid nog lang niet bij de natuur in de buurt - we kunnen het hart hooguit repareren, niet namaken – we kunnen wel een ‘doel’ formuleren. De mogelijkheid om vooruit te denken geeft ons een voorsprong op het ontwerpproces van de natuur. De enige reden dat de oplossingen van de natuur beter lijken dan de technologische, is omdat ze er miljarden jaren de tijd voor heeft gehad, maar haar designproces zit vol fouten.
“TOCH PRIMA ZO?!”
We shouldn’t overstate her wisdom” zei evolutionair bioloog Jack Haldane in 1928: “evolution will run its course... which is mostly down.” Negen-en-een-half van de tien soorten die ooit hebben rondgelopen zijn uitgestorven; vanuit evolutionair oogpunt totaal mislukt. Iedereen die nog steeds denkt dat de natuur in evenwicht is, moet zich nu op z’n hoofd krabbelen. Natuurlijk evenwicht is incidenteel en tijdelijk, haar mislukkingen eerder regel dan uitzondering.
Neem de barbirusa, een zwijn dat op latere leeftijd zijn eigen hersenpan doorboort met een almaar groeiende tand, of de amfibische eiseltwormsalamander, een project dat evolutie als een verveeld kleutertje terzijde schoof net toen het op een halve stijve zonder ogen leek.
Toen onlangs in Indiana een vis uit een grot kwam zwemmen zonder ogen met zijn anus boven zijn mond, bleek dat het beest miljoenen jaren geleden een ‘gewone’ vis moet zijn geweest die ‘per ongeluk’ een verkeerde afslag nam, verdwaalde, en toen evolueerde in een ongelukkig monster.
“Toch prima zo?!”
Mwoa... evolutie, kan beter. (Psst, er is trouwens een Tumblr vol vol met voorbeelden van hoe de evolutie de plank mis kan slaan. Haha, evolutie, wat ben je toch een fuckup soms.)
De gedachte dat de natuur onverbeterbaar is, zit techno-evolutie in de weg. Menselijk ingrijpen krijgt een negatieve connotatie omdat het onnatuurlijk zou zijn. Maar de natuur is een toevallig evenwicht. Een gelukje bij een ongelukje. Ouderdomsziekten, botverkalking, een eeuwig groeiende tand: ze hebben geen functie, en het is de bedoeling eraan te sleutelen. Everybody’s doing it, zelfs de natuur.
Alleen hoe zorg je ervoor dat onze moderne samenleving haar techno-evolutie ‘bewust’ ter hand neemt en niet gebruikt om de wereld leeg te zuigen? En zo zijn we het cirkeltje rond.
WAT NU?
Om bewust te worden, schrijft Lem, zou de samenleving los moeten komen van de technologie van elementaire problemen. De productie van voedsel, energie, onderdak en middelen moet onzichtbaar zijn, net als zuurstof. Niet om te kunnen zwelgen in weelde, maar zodat we op de vraag komen: Oké, wat nu?
Lem schrijft dat: “The state of having been liberated from the compulsion to undertake actions that have to satisfy elementary needs will allow us to select a further option.”
Nu het zo’n beetje zeker is dat veel van de baantjes waar we nu voor naar school gaan, over tien tot twintig jaar door machines uitgevoerd kunnen worden, worden er links en rechts oude ideeën van zolder gehaald. Een van de ideeën is het basisinkomen: 'gratis geld' voor iedereen. De herwaardering van deze oude gedachte loopt samen met de berichten over de verregaande automatisering en veel hedendaagse denkers zijn overtuigd van de haalbaarheid van het idee.
Ook Kim Putters, directeur van het SCP, zei onlangs al dat we af moeten van het de fixatie op volledige werkgelegenheid. Maar wat blijkt nu, uit een onderzoek van Tns-Nipo ziet de helft van de Nederlanders het basisinkomen niet zitten. Zij vinden namelijk dat “je moet werken voor je geld.”
Werk staat in onze beschaving zo centraal dat ons individuele bestaansrecht verdwijnt zodra we geen werk hebben. We raken depressief, verliezen een gevoel voor eigenwaarde, etc. Wij kennen arbeid haar waarde toe, omdat de wereld waarin wij leven ons dwingt te werken. Er moet brood op de plank. Daarin verschillen we verrassend weinig van alle beschavingen voor ons. Tegelijkertijd maakt automatisering menselijke arbeid gestaag overbodig.
Een beschaving is net als de natuur een tijdelijk equilibrium
De grootste barrière voor een ‘bewuste’ omgang met technologie en een betere toekomst is onze gedachte over wat een rijk leven inhoudt. We kunnen blijven werken, veertig uur, tachtig uur, en denken dat dat is wat ons mens maakt, of we kunnen de mogelijkheden omarmen die technologie ons geeft zodat er tijd over is voor andere kwesties – bedenken hoe we de aarde kunnen redden bijvoorbeeld.
Het is aannemelijk dat het binnen een generatie of twee technologisch mogelijk is te voorzien in onze basisbehoefte zonder daarvoor veel te hoeven werken. In zijn essay ‘Economic Possibilities for our Grandchildren,’ voorspelde Keynes, de meest invloedrijke econoom van de twintigste eeuw, in 1930 al de 15-urige werkweek. We lopen wat achter, maar het lijkt haalbaarder dan ooit.
Als de mens eindelijk ontsnapt uit “de tunnel van economische noodzaak,” schrijft Keynes, ontstaat er een nieuw evenwicht. Hoe ziet dat er precies uit? Het lijkt een beetje alsof de mens zichzelf door techno-evolutie opnieuw uitvindt.
Toen de mens nog bessen plukte, waren de beschavingen en steden van slechts een paar duizend jaar later ondenkbaar. En voor duizenden jaren daarna dacht de mens voor altijd met ‘het zweet op z’n lippen zijn brood te moeten verdienen’ (Genesis 3: 19), tot de industriële revolutie er via een paar omwegen voor zorgde dat 8 uur per dag 5 dagen per week op een gemakkelijke stoel, genoeg is. Nu is het voor de industriële mens, ons dus, nabij onmogelijk een samenleving voor te stellen waar arbeid niet de functie meer heeft een gigantische infrastructuur van vraag en aanbod in stand te houden, maar een bewuste dagbesteding is die direct of indirect bijdraagt aan een betere wereld.
Een beschaving is net als de natuur een tijdelijk equilibrium. Er is geen natuurwet die maakt dat wij niet kunnen ontsnappen aan een technologische ondergang. We hebben de vrije keus technologie in te zetten om de wereld te verbeteren en fouten uit het verleden te verhelpen. Maar daar is wel eerst een maatschappelijke omslag voor nodig. Een belangrijke voorwaarde daarvoor is een zekere mate van mentale vrijheid van de zorgen van vandaag. Het basisinkomen kan daarin een eerste stap zijn.
Bij het wegvallen van alledaagse zorgen ontstaat er extra ruimte om over de toekomst na te denken. Arme mensen maken onverstandige beslissingen omdat ze het eind van de dag moeten halen. Dit geldt zowel voor het individu als voor de samenleving. Beleidsvormers maken beslissingen op basis van een tekort aan tijd en middelen en zijn in dat opzicht net zo onverstandig als armoedzaaiers.
Het vergt wat inbeeldingsvermogen om je voor te stellen hoe een wereld eruit ziet zonder prangende financiële zorgen. Een samenleving waarin geld langzaam gratis wordt, zal minder geneigd zijn haar betekenis te halen uit een maximalisatie van de winsten, en haar technologie eerder inzetten voor maatschappelijk belang. Niet onze wereld, maar de wereld van onze kinderen of kleinkinderen, wiens ‘financiële toekomst’ veilig is, zal meer tijd hebben om over de toekomst na te denken.
Stanislav Lem/ Summa Technologiae,
Keynes/ ‘Economic Possibilities for our Grandchildren,’/ Meest invloedrijke econoom 20ste eeuw.
Nick Bostrom/ Future humanity institute
STUDIUM GENERALE Back to the future Programme:
Met uitsterven bedreigd DoorNienke de Haan (student-assistent) op04 februari 2015
We zien cultuur en natuur vaak als een tegenstelling, maar volgens bioloog Jonathan Loh (Zoological Society of London) zijn ze onlosmakelijk met elkaar verbonden. Niet alleen is hun bestaansgeschiedenis vergelijkbaar, maar ook hun onzekere positie: zowel culturele- als biodiversiteit wordt bedreigd, stelt hij in de eerste lezing in de serie Back to the Future. Veel mensen vinden biodiversiteit belangrijk, maar moeten ook uitstervende talen en culturen worden beschermd? Monique Grooten (Natuurbeschermer, WNF) laat zien hoe wij de grootste bedreiging vormen voor de natuur. Wat is de grootste bedreiging voor de mens?
Biologische en culturele evolutie Zoals er eens een biologische explosie van diversiteit plaatsvond, zo vond die ook plaats miljoenen jaren later op het culturele, linguïstische gebied, zoals op de afbeelding hiernaast te zien is. Loh laat zien dat cultuur en natuur een vergelijkbare ontstaansgeschiedenis hebben aan de hand van Darwins beroemde ‘tree of life’. Uit een van die takken van leven, de mens, ontstond een nieuwe boom: de ‘cultural tree of life’. Ook Darwin merkte dat op: “The formation of different languages and of distinct species, and the proof that both have been developed through a gradual process, are curiously parallel”, schreef hij in zijn boek The Descent of Man (1874). Hoe komt het dat uit één natuurlijke soort, de mens, zoveel verschillende culturen kunnen voortkomen? Zeker weten doen we het niet, maar het heeft misschien te maken met het grote aanpassingsvermogen van de mens. Toen zij zich duizenden jaren geleden ging verspreiden over de aardbol, wist zij zich aan te passen aan ijzige kou, ondoordringbare jungle en gortdroge woestijnen. Verschillende omgevingen leiden tot verschillende gewoonten, gebruiken en talen.
Maar er is nog een opvallende overeenkomst tussen natuur en cultuur. Uit het rapport WNF rapport Biocultural Diversity, threatened species, endangered languages dat Jonathan Loh schreef, blijkt dat plaats waar de biodiversiteit het grootst is, ook de culturele diversiteit het grootst is. Op Papoea-Nieuw-Guinea, in Centraal-Afrika en Midden-Amerika zijn er in kleine gebieden veel verschillende dier- en plantsoorten, maar ook veel talen te vinden. Ook geografisch komen natuur en cultuur dus overeen.
Soorten en talen sterven uit Daar houden de overeenkomsten niet op. Na een aanvankelijke explosie van diversiteit, wordt op dit moment zowel culturele als biologische diversiteit bedreigd. Monique Grooten van het WNF stelt dat de mens de grootste veroorzaker is van het verlies aan biodiversiteit door overexploitatie van bossen en zeeën; door habitatvernietiging, als we bijvoorbeeld een gebied ontginnen voor landbouw; en door CO2-uitstoot.
De culturele diversiteit staat onder druk doordat steeds meer talen uitsterven. Talen zijn dragers van cultuur, omdat cultuur via taal wordt overgebracht op generaties. Als een taal uitsterft gaat daardoor vaak ook de cultuur verloren. Er worden wereldwijd 7000 talen gesproken. Maar de helft daarvan wordt gesproken door slechts 0,1 procent van de wereldbevolking. Dat betekent dat er een heel klein groepje mensen is dat veel talen in stand houdt. In een globaliserende samenleving waar iedereen met iedereen kan communiceren, is het dan lastig vast te houden aan een taal die bijna niemand spreekt.
Je zou taal, en daarmee cultuur, dus ook kunnen zien als een bedreigde soort. De grootste bedreiging voor het verlies van talen zijn we zelf: de jongere generatie kiest ervoor over te stappen naar een taal die meer mensen spreken, vaak als gevolg van migratie, urbanisatie, mondialisering of de overheid die actief het gebruik van de nationale taal promoot.
Minder diversiteit, is dat erg? Is het eigenlijk erg als een soort of taal uitsterft? Wat maakt het eigenlijk uit? Monique Grooten wijst op de diensten die de natuur ons levert. Zo zorgen mangrovebossen voor een natuurlijke kustwering. Daarnaast is genetische variëteit van belang voor de voedselzekerheid. Hoe afhankelijk willen we zijn van een paar commerciële soorten? Ook zijn er veel mensen die leven van het land. Voor hen heeft de afname van biodiversiteit directe gevolgen. Als een cultuur uitsterft, gaat daarmee vaak lokale kennis verloren.
Het uitsterven van biodiversiteit ligt in onze handen, en we hebben de morele verantwoordelijkheid (en het belang) soorten te beschermen. Geldt hetzelfde voor taal en cultuur, wanneer mensen er zelf voor kiezen daar afstand van te doen? Een afstammeling van de Navajo-indianen die Engels leert, naar een Amerikaanse universiteit gaat en daarmee 'veramerikaniseert' kan daar goede redenen voor hebben. In die zin is het beschermen van natuurlijke soorten minder complex dan het beschermen van culturen.
Jonathan Loh werpt ook alvast een blik op de toekomst. De mens is de grootste bedreiging voor de natuurlijke diversiteit. Loh vraagt zich af of de informatietechnologie de grootste bedreiging zal vormen voor culturele diversiteit. Digitalisering zorgt ervoor dat we steeds meer verbonden raken, en oude culturen en talen in rap tempo verdwijnen. Evolutie is niet te stoppen.
Om de natuur te beschermen moet je je verplaatsen in de belevingswereld van de lokale bevolking. Daarbij kan sprake zijn van botsende belangen en wereldbeelden.Volgende week onderzoeken dr. Natascha Zwaal (Adviseur onderzoek, WNF) en ir. Frank Westerman (auteur van o.a. Stikvallei) hoe je omgaat met culturen die er een heel ander wereldbeeld op nahouden. Hoe ver mogen we gaan in het opdringen van ‘westerse’ idealen? Is wetenschap ‘waarder’ dan een lokaal verhaal?
DEBATE NAI Me Against Us Friday 6 February, 2015 17.30 - 20hrs (doors open at 17hrs) Kunsthal Rotterdam Auditorium General: €5, Student: €3.50 reserveren@kunsthal.nl
Within the framework of The Theory of Freedom, the debate Me Against Us is held as part of Art Rotterdam’s VIP program.
The debate 'Me Against Us' questions the feasibility of the autonomous artist in today’s society. Does the artist represent the ideal productive individual, or must he or she continue to empathise with society in order to reflect it in their work?
Moderated by Liesbeth Levy with Joost de Bloois, Hedwig Fijen, Pascal Gielen, Stefan Heidenreich, and Bjørn Melhus, respond to these questions to generate a debate around the role of the artist in contemporary society. Themes that are touched upon include artistic labor and precarity, the global perspective on autonomy, empathy and the institution, systems and networks as well as the artistic perspective on autonomy.
‘The Theory of Freedom’ by Bjørn Melhus at Kunsthal Rotterdam is open from 17hrs for a special viewing before the Me Against Us especially for the debate audience. General admission is €5, or €3.50 for students. To join the viewing and debate kindly send an RSVP email to reserveren@kunsthal.nl.
About the Participants: Joost de Bloois is assistant professor at the University of Amsterdam, departments of Cultural Analysis and Comparative Literature. He has published extensively on the nexus between art and politics in a.o. Volume, Metropolis M, OPEN. He is the author of Alain Badiou. Inesthetiek: Kunst, politiek, filosofie (Octavo, 2012) and Badiou (Boom, 2013).
Hedwig Fijen is the Director of Manifesta, the European Biennial of Contemporary art since the nineties. Under Fijen’s direction Manifesta has developed into one of the most important large-scale art events in Europe. Before Manifesta, Fijen worked as a curator in the Netherlands, Eastern Europe, the Soviet Union, Cuba and many other countries. Fijen is currently working on Manifesta 11, which will take place in Zurich, Switzerland in 2016 and Manifesta 12 to be held in 2018.
Pascal Gielen is director of the research center Arts in Society at the Groningen University where he is Professor of sociology of art. Gielen has written, edited, and contributed to many publications on contemporary art, cultural heritage and cultural politics. Some of these include Being an Artist in Post-Fordist Times (2009/2011), Community Arts. The politics of Trespassing (2011/2013), The Art of Democracy (Krisis, 2011, vol. 3), and Repressief liberalisme. Opstellen over creatieve arbeid, politieke en kunst (2013) among many others. Stefan Heidenreich writer, theoretician and art-critic. He works as researcher at the Center for Digital Cultures, University of Lüneburg and teaches Media Studies at Basel University. Fields of research include network and media theory, economy, and art.
Liesbeth Levy is the Director of Lokaal, Rotterdam an organisation that has earned its reputation in the world of culture and politics. She is a philosopher specializing in dialogue and debate. Levy began 22 years ago as a program maker at the cultural center Rode Hoed in Amsterdam. In 1996 she moved to Rotterdam, a decision which it has had no regrets yet. She joined the Rotterdam Art Foundation, where she was responsible for the department debate. In 2001 she was seconded as a staffer for Rotterdam Cultural Capital. Since 2008, she was next to her work for the Rotterdam Council for Art and Culture (the successor to the RKS) also artistic director of the Zaal de Unie.
Bjørn Melhus is a media artist and has been presented and awarded at several international film festivals. He has had screenings in Tate Modern, London, LUX, London, Museum of Modern Art, New York and Centre Pompidou, Paris. In the exhibition context, he has shown at 54th Venice Biennale, Whitney Museum, New York, 8th Istanbul Biennial, as well as solo and groups shows at FACT Liverpool; Serpentine Gallery, London; Sprengel Museum, Hannover; Museum Ludwig, Cologne; ZKM, Karlsruhe and Denver Art Museum amongst others.
For more information on The Theory of Freedom II at West Den Haag or Me Against Us, email: eloise@westdenhaag.nl