User:Ninavdbroek/GRADUATING
RESOURCES
Om de mensheid te redden moeten we technologie als natuurproduct zien
DOOR WESTER VAN GAAL
February 6, 2015 // 01:00 PM CET
Onlangs las ik een rapport van het Rathenau instituut: ‘Intieme technologie: De Slag om ons Lichaam en Gedrag.’ Het betreft hier geen feministisch pamflet, maar een uitstekende verhandeling over de vervagende grens tussen mens en machine, en tussen natuur en technologie. In de conclusie pleit de auteur voor een ‘bewustere omgang met technologie.’
Dat is een mooi voornemen, maar hoe zorg je ervoor dat een samenleving ineens en masse ‘bewust’ met technologie omgaat? Samenlevingen staan erom bekend dat ze maar moeilijk in beweging komen.
Bovendien is er na twee eeuwen industrieel geweld een polarisatie ontstaan in ons denken over natuur (goed) en technologie (slecht). Zolang die tegenstelling bestaat, zullen we technologie verstoppen achter labeltjes groen en duurzaam en stilletjes hopen dat moedertje natuur ons zal redden van onszelf, als we maar volgens haar regels spelen.
Dit is precies wat we niet moeten doen. Een bewuste visie op een technologische toekomst is pas mogelijk als we de natuur niet idealiseren en daarnaast inzien dat er geen andere toekomst mogelijk is dan een technologische.
Daar is een simpele reden voor.
TECHNOLOGIE IS NATUURLIJK
In Summa Technologiae, een meesterlijk essayboek uit 1964 over de toekomst van technologie (waar ik eerder al eens over schreef) stelde Stanislav Lem (stiekem een van de grote denkers van de 20ste eeuw, maar niemand kent hem) dat ‘techno-evolutie’ en bio-evolutie twee fases zijn van hetzelfde proces. De een is niet ‘natuurlijker’ dan de ander want ze opereren binnen de wetten van de natuur, waarmee zij volgens Lem aan beiden “haar stille goedkeuring geeft.”
Het is de natuur die neigt naar leven, en leven veroorzaakt technologie, beiden met als doel een nieuw equilibrium te bereiken.
Voorbeeld: toen een groep kraaien in een verstedelijkt gebied in Japan een onkraakbaar nootje vonden, ontwikkelden ze een slim systeem met stoplichten en zebrapaden. Precies wanneer er een auto aankomt gooien ze het nootje onder de band. Ze wachten dan op de stoep tot het licht op rood springt, en terwijl de auto’s stationair draaien, wulpen ze de delicatesse vlug hun snaveltje in.
Deze gedragsverandering zou je ook een ‘uitvinding’ kunnen noemen. De ontwikkeling van de zwervende mens naar sedentair wezen ging langs dezelfde lijnen, van generatie op generatie. Er was geen Einstein uit het stenen tijdperk die zijn vrienden ging ‘overhalen’ een akker aan te leggen.
SEKSUELE SELECTIE & DUITS DESIGN
Er zijn nog een paar opmerkelijke analogieën tussen techno-evolutie en bio-evolutie, wat Lem aan de hand van een serie observaties laat zien.
Ze beginnen vaak klein, en onhandig, en lijken vaak nog erg op hun voorganger: zoals de eerste vogel leek op een hagedis zo leek de eerste auto op een koets. Maar een goed idee blijft zelden alleen. Na een tijdje in de marge te hebben gerommeld, volgt, als de concurrentie eenmaal verslagen is, snel een nucleaire uitbreiding van hypergespecialiseerde soorten met hetzelfde idee. Uit de auto ontpopte zich de brandweerwagen, de bus, de ziekenauto de benzineslurpende grasmaaier etc. Hetzelfde gebeurde bij de zoogdieren. Toen na het exit-dino-event 65 miljoen jaar geleden de woelmuis het voor het zeggen kreeg, werd onze wereld binnen een paar miljoen jaar bevolkt door vleesetende koala’s, sabeltandtijgers en cavia’s van 1000 kilo.
En zoals Paradijsvogelmannetjes de test des tijds doorstaan doordat hun kuif net iets guitiger omhoog steekt dan die van de buurman, maakt de VW-kever een onverwachte doorstart in een geheel nieuw biotoop van strandtenten en ballen, terwijl de Toyota Starlets, op elk niveau een praktischer wagen, al lang op de sloop liggen te verroesten. Ook in de natuur gaan de hippe vogels er met de guitjes vandoor. Ook de natuur heeft gevoel voor stijl.
Het belangrijke verschil is dat bio-evolutie “niet weet waar het mee bezig is.” Ze is immoreel, “als een gokker die het niet kan schelen welk van z’n paarden de eindstreep haalt.” De menselijke ontwikkeling heeft zich tot voor kort volgens dezelfde methode van ‘trial and error’ ontwikkeld, maar na duizenden jaren zijn wij sinds kort in staat vooruit te denken. We weten bijvoorbeeld dat we ooit in staat zijn energie te halen uit kernfusie, de energie van de zon en de sterren.
Ook al komen we qua vernuftigheid nog lang niet bij de natuur in de buurt - we kunnen het hart hooguit repareren, niet namaken – we kunnen wel een ‘doel’ formuleren. De mogelijkheid om vooruit te denken geeft ons een voorsprong op het ontwerpproces van de natuur. De enige reden dat de oplossingen van de natuur beter lijken dan de technologische, is omdat ze er miljarden jaren de tijd voor heeft gehad, maar haar designproces zit vol fouten.
“TOCH PRIMA ZO?!”
We shouldn’t overstate her wisdom” zei evolutionair bioloog Jack Haldane in 1928: “evolution will run its course... which is mostly down.” Negen-en-een-half van de tien soorten die ooit hebben rondgelopen zijn uitgestorven; vanuit evolutionair oogpunt totaal mislukt. Iedereen die nog steeds denkt dat de natuur in evenwicht is, moet zich nu op z’n hoofd krabbelen. Natuurlijk evenwicht is incidenteel en tijdelijk, haar mislukkingen eerder regel dan uitzondering.
Neem de barbirusa, een zwijn dat op latere leeftijd zijn eigen hersenpan doorboort met een almaar groeiende tand, of de amfibische eiseltwormsalamander, een project dat evolutie als een verveeld kleutertje terzijde schoof net toen het op een halve stijve zonder ogen leek.
Toen onlangs in Indiana een vis uit een grot kwam zwemmen zonder ogen met zijn anus boven zijn mond, bleek dat het beest miljoenen jaren geleden een ‘gewone’ vis moet zijn geweest die ‘per ongeluk’ een verkeerde afslag nam, verdwaalde, en toen evolueerde in een ongelukkig monster.
“Toch prima zo?!”
Mwoa... evolutie, kan beter. (Psst, er is trouwens een Tumblr vol vol met voorbeelden van hoe de evolutie de plank mis kan slaan. Haha, evolutie, wat ben je toch een fuckup soms.)
De gedachte dat de natuur onverbeterbaar is, zit techno-evolutie in de weg. Menselijk ingrijpen krijgt een negatieve connotatie omdat het onnatuurlijk zou zijn. Maar de natuur is een toevallig evenwicht. Een gelukje bij een ongelukje. Ouderdomsziekten, botverkalking, een eeuwig groeiende tand: ze hebben geen functie, en het is de bedoeling eraan te sleutelen. Everybody’s doing it, zelfs de natuur.
Alleen hoe zorg je ervoor dat onze moderne samenleving haar techno-evolutie ‘bewust’ ter hand neemt en niet gebruikt om de wereld leeg te zuigen? En zo zijn we het cirkeltje rond.
WAT NU?
Om bewust te worden, schrijft Lem, zou de samenleving los moeten komen van de technologie van elementaire problemen. De productie van voedsel, energie, onderdak en middelen moet onzichtbaar zijn, net als zuurstof. Niet om te kunnen zwelgen in weelde, maar zodat we op de vraag komen: Oké, wat nu?
Lem schrijft dat: “The state of having been liberated from the compulsion to undertake actions that have to satisfy elementary needs will allow us to select a further option.”
Nu het zo’n beetje zeker is dat veel van de baantjes waar we nu voor naar school gaan, over tien tot twintig jaar door machines uitgevoerd kunnen worden, worden er links en rechts oude ideeën van zolder gehaald. Een van de ideeën is het basisinkomen: 'gratis geld' voor iedereen. De herwaardering van deze oude gedachte loopt samen met de berichten over de verregaande automatisering en veel hedendaagse denkers zijn overtuigd van de haalbaarheid van het idee.
Ook Kim Putters, directeur van het SCP, zei onlangs al dat we af moeten van het de fixatie op volledige werkgelegenheid. Maar wat blijkt nu, uit een onderzoek van Tns-Nipo ziet de helft van de Nederlanders het basisinkomen niet zitten. Zij vinden namelijk dat “je moet werken voor je geld.”
Werk staat in onze beschaving zo centraal dat ons individuele bestaansrecht verdwijnt zodra we geen werk hebben. We raken depressief, verliezen een gevoel voor eigenwaarde, etc. Wij kennen arbeid haar waarde toe, omdat de wereld waarin wij leven ons dwingt te werken. Er moet brood op de plank. Daarin verschillen we verrassend weinig van alle beschavingen voor ons. Tegelijkertijd maakt automatisering menselijke arbeid gestaag overbodig.
Een beschaving is net als de natuur een tijdelijk equilibrium
De grootste barrière voor een ‘bewuste’ omgang met technologie en een betere toekomst is onze gedachte over wat een rijk leven inhoudt. We kunnen blijven werken, veertig uur, tachtig uur, en denken dat dat is wat ons mens maakt, of we kunnen de mogelijkheden omarmen die technologie ons geeft zodat er tijd over is voor andere kwesties – bedenken hoe we de aarde kunnen redden bijvoorbeeld.
Het is aannemelijk dat het binnen een generatie of twee technologisch mogelijk is te voorzien in onze basisbehoefte zonder daarvoor veel te hoeven werken. In zijn essay ‘Economic Possibilities for our Grandchildren,’ voorspelde Keynes, de meest invloedrijke econoom van de twintigste eeuw, in 1930 al de 15-urige werkweek. We lopen wat achter, maar het lijkt haalbaarder dan ooit.
Als de mens eindelijk ontsnapt uit “de tunnel van economische noodzaak,” schrijft Keynes, ontstaat er een nieuw evenwicht. Hoe ziet dat er precies uit? Het lijkt een beetje alsof de mens zichzelf door techno-evolutie opnieuw uitvindt.
Toen de mens nog bessen plukte, waren de beschavingen en steden van slechts een paar duizend jaar later ondenkbaar. En voor duizenden jaren daarna dacht de mens voor altijd met ‘het zweet op z’n lippen zijn brood te moeten verdienen’ (Genesis 3: 19), tot de industriële revolutie er via een paar omwegen voor zorgde dat 8 uur per dag 5 dagen per week op een gemakkelijke stoel, genoeg is. Nu is het voor de industriële mens, ons dus, nabij onmogelijk een samenleving voor te stellen waar arbeid niet de functie meer heeft een gigantische infrastructuur van vraag en aanbod in stand te houden, maar een bewuste dagbesteding is die direct of indirect bijdraagt aan een betere wereld.
Een beschaving is net als de natuur een tijdelijk equilibrium. Er is geen natuurwet die maakt dat wij niet kunnen ontsnappen aan een technologische ondergang. We hebben de vrije keus technologie in te zetten om de wereld te verbeteren en fouten uit het verleden te verhelpen. Maar daar is wel eerst een maatschappelijke omslag voor nodig. Een belangrijke voorwaarde daarvoor is een zekere mate van mentale vrijheid van de zorgen van vandaag. Het basisinkomen kan daarin een eerste stap zijn.
Bij het wegvallen van alledaagse zorgen ontstaat er extra ruimte om over de toekomst na te denken. Arme mensen maken onverstandige beslissingen omdat ze het eind van de dag moeten halen. Dit geldt zowel voor het individu als voor de samenleving. Beleidsvormers maken beslissingen op basis van een tekort aan tijd en middelen en zijn in dat opzicht net zo onverstandig als armoedzaaiers.
Het vergt wat inbeeldingsvermogen om je voor te stellen hoe een wereld eruit ziet zonder prangende financiële zorgen. Een samenleving waarin geld langzaam gratis wordt, zal minder geneigd zijn haar betekenis te halen uit een maximalisatie van de winsten, en haar technologie eerder inzetten voor maatschappelijk belang. Niet onze wereld, maar de wereld van onze kinderen of kleinkinderen, wiens ‘financiële toekomst’ veilig is, zal meer tijd hebben om over de toekomst na te denken.
Stanislav Lem/ Summa Technologiae,
Keynes/ ‘Economic Possibilities for our Grandchildren,’/ Meest invloedrijke econoom 20ste eeuw.
Nick Bostrom/ Future humanity institute
http://www.sg.uu.nl/nieuwsblog/2015/02/04/met-uitsterven-bedreigd
STUDIUM GENERALE
Back to the future Programme:
Met uitsterven bedreigd DoorNienke de Haan (student-assistent) op04 februari 2015
We zien cultuur en natuur vaak als een tegenstelling, maar volgens bioloog Jonathan Loh (Zoological Society of London) zijn ze onlosmakelijk met elkaar verbonden. Niet alleen is hun bestaansgeschiedenis vergelijkbaar, maar ook hun onzekere positie: zowel culturele- als biodiversiteit wordt bedreigd, stelt hij in de eerste lezing in de serie Back to the Future. Veel mensen vinden biodiversiteit belangrijk, maar moeten ook uitstervende talen en culturen worden beschermd? Monique Grooten (Natuurbeschermer, WNF) laat zien hoe wij de grootste bedreiging vormen voor de natuur. Wat is de grootste bedreiging voor de mens?
Biologische en culturele evolutie Zoals er eens een biologische explosie van diversiteit plaatsvond, zo vond die ook plaats miljoenen jaren later op het culturele, linguïstische gebied, zoals op de afbeelding hiernaast te zien is. Loh laat zien dat cultuur en natuur een vergelijkbare ontstaansgeschiedenis hebben aan de hand van Darwins beroemde ‘tree of life’. Uit een van die takken van leven, de mens, ontstond een nieuwe boom: de ‘cultural tree of life’. Ook Darwin merkte dat op: “The formation of different languages and of distinct species, and the proof that both have been developed through a gradual process, are curiously parallel”, schreef hij in zijn boek The Descent of Man (1874). Hoe komt het dat uit één natuurlijke soort, de mens, zoveel verschillende culturen kunnen voortkomen? Zeker weten doen we het niet, maar het heeft misschien te maken met het grote aanpassingsvermogen van de mens. Toen zij zich duizenden jaren geleden ging verspreiden over de aardbol, wist zij zich aan te passen aan ijzige kou, ondoordringbare jungle en gortdroge woestijnen. Verschillende omgevingen leiden tot verschillende gewoonten, gebruiken en talen.
Maar er is nog een opvallende overeenkomst tussen natuur en cultuur. Uit het rapport WNF rapport Biocultural Diversity, threatened species, endangered languages dat Jonathan Loh schreef, blijkt dat plaats waar de biodiversiteit het grootst is, ook de culturele diversiteit het grootst is. Op Papoea-Nieuw-Guinea, in Centraal-Afrika en Midden-Amerika zijn er in kleine gebieden veel verschillende dier- en plantsoorten, maar ook veel talen te vinden. Ook geografisch komen natuur en cultuur dus overeen.
Soorten en talen sterven uit Daar houden de overeenkomsten niet op. Na een aanvankelijke explosie van diversiteit, wordt op dit moment zowel culturele als biologische diversiteit bedreigd. Monique Grooten van het WNF stelt dat de mens de grootste veroorzaker is van het verlies aan biodiversiteit door overexploitatie van bossen en zeeën; door habitatvernietiging, als we bijvoorbeeld een gebied ontginnen voor landbouw; en door CO2-uitstoot.
De culturele diversiteit staat onder druk doordat steeds meer talen uitsterven. Talen zijn dragers van cultuur, omdat cultuur via taal wordt overgebracht op generaties. Als een taal uitsterft gaat daardoor vaak ook de cultuur verloren. Er worden wereldwijd 7000 talen gesproken. Maar de helft daarvan wordt gesproken door slechts 0,1 procent van de wereldbevolking. Dat betekent dat er een heel klein groepje mensen is dat veel talen in stand houdt. In een globaliserende samenleving waar iedereen met iedereen kan communiceren, is het dan lastig vast te houden aan een taal die bijna niemand spreekt.
Je zou taal, en daarmee cultuur, dus ook kunnen zien als een bedreigde soort. De grootste bedreiging voor het verlies van talen zijn we zelf: de jongere generatie kiest ervoor over te stappen naar een taal die meer mensen spreken, vaak als gevolg van migratie, urbanisatie, mondialisering of de overheid die actief het gebruik van de nationale taal promoot.
Minder diversiteit, is dat erg? Is het eigenlijk erg als een soort of taal uitsterft? Wat maakt het eigenlijk uit? Monique Grooten wijst op de diensten die de natuur ons levert. Zo zorgen mangrovebossen voor een natuurlijke kustwering. Daarnaast is genetische variëteit van belang voor de voedselzekerheid. Hoe afhankelijk willen we zijn van een paar commerciële soorten? Ook zijn er veel mensen die leven van het land. Voor hen heeft de afname van biodiversiteit directe gevolgen. Als een cultuur uitsterft, gaat daarmee vaak lokale kennis verloren.
Het uitsterven van biodiversiteit ligt in onze handen, en we hebben de morele verantwoordelijkheid (en het belang) soorten te beschermen. Geldt hetzelfde voor taal en cultuur, wanneer mensen er zelf voor kiezen daar afstand van te doen? Een afstammeling van de Navajo-indianen die Engels leert, naar een Amerikaanse universiteit gaat en daarmee 'veramerikaniseert' kan daar goede redenen voor hebben. In die zin is het beschermen van natuurlijke soorten minder complex dan het beschermen van culturen.
Jonathan Loh werpt ook alvast een blik op de toekomst. De mens is de grootste bedreiging voor de natuurlijke diversiteit. Loh vraagt zich af of de informatietechnologie de grootste bedreiging zal vormen voor culturele diversiteit. Digitalisering zorgt ervoor dat we steeds meer verbonden raken, en oude culturen en talen in rap tempo verdwijnen. Evolutie is niet te stoppen.
Om de natuur te beschermen moet je je verplaatsen in de belevingswereld van de lokale bevolking. Daarbij kan sprake zijn van botsende belangen en wereldbeelden.Volgende week onderzoeken dr. Natascha Zwaal (Adviseur onderzoek, WNF) en ir. Frank Westerman (auteur van o.a. Stikvallei) hoe je omgaat met culturen die er een heel ander wereldbeeld op nahouden. Hoe ver mogen we gaan in het opdringen van ‘westerse’ idealen? Is wetenschap ‘waarder’ dan een lokaal verhaal?
DEBATE NAI Me Against Us Friday 6 February, 2015 17.30 - 20hrs (doors open at 17hrs) Kunsthal Rotterdam Auditorium General: €5, Student: €3.50 reserveren@kunsthal.nl
Within the framework of The Theory of Freedom, the debate Me Against Us is held as part of Art Rotterdam’s VIP program.
The debate 'Me Against Us' questions the feasibility of the autonomous artist in today’s society. Does the artist represent the ideal productive individual, or must he or she continue to empathise with society in order to reflect it in their work?
Moderated by Liesbeth Levy with Joost de Bloois, Hedwig Fijen, Pascal Gielen, Stefan Heidenreich, and Bjørn Melhus, respond to these questions to generate a debate around the role of the artist in contemporary society. Themes that are touched upon include artistic labor and precarity, the global perspective on autonomy, empathy and the institution, systems and networks as well as the artistic perspective on autonomy.
‘The Theory of Freedom’ by Bjørn Melhus at Kunsthal Rotterdam is open from 17hrs for a special viewing before the Me Against Us especially for the debate audience. General admission is €5, or €3.50 for students. To join the viewing and debate kindly send an RSVP email to reserveren@kunsthal.nl.
About the Participants: Joost de Bloois is assistant professor at the University of Amsterdam, departments of Cultural Analysis and Comparative Literature. He has published extensively on the nexus between art and politics in a.o. Volume, Metropolis M, OPEN. He is the author of Alain Badiou. Inesthetiek: Kunst, politiek, filosofie (Octavo, 2012) and Badiou (Boom, 2013).
Hedwig Fijen is the Director of Manifesta, the European Biennial of Contemporary art since the nineties. Under Fijen’s direction Manifesta has developed into one of the most important large-scale art events in Europe. Before Manifesta, Fijen worked as a curator in the Netherlands, Eastern Europe, the Soviet Union, Cuba and many other countries. Fijen is currently working on Manifesta 11, which will take place in Zurich, Switzerland in 2016 and Manifesta 12 to be held in 2018.
Pascal Gielen is director of the research center Arts in Society at the Groningen University where he is Professor of sociology of art. Gielen has written, edited, and contributed to many publications on contemporary art, cultural heritage and cultural politics. Some of these include Being an Artist in Post-Fordist Times (2009/2011), Community Arts. The politics of Trespassing (2011/2013), The Art of Democracy (Krisis, 2011, vol. 3), and Repressief liberalisme. Opstellen over creatieve arbeid, politieke en kunst (2013) among many others. Stefan Heidenreich writer, theoretician and art-critic. He works as researcher at the Center for Digital Cultures, University of Lüneburg and teaches Media Studies at Basel University. Fields of research include network and media theory, economy, and art.
Liesbeth Levy is the Director of Lokaal, Rotterdam an organisation that has earned its reputation in the world of culture and politics. She is a philosopher specializing in dialogue and debate. Levy began 22 years ago as a program maker at the cultural center Rode Hoed in Amsterdam. In 1996 she moved to Rotterdam, a decision which it has had no regrets yet. She joined the Rotterdam Art Foundation, where she was responsible for the department debate. In 2001 she was seconded as a staffer for Rotterdam Cultural Capital. Since 2008, she was next to her work for the Rotterdam Council for Art and Culture (the successor to the RKS) also artistic director of the Zaal de Unie.
Bjørn Melhus is a media artist and has been presented and awarded at several international film festivals. He has had screenings in Tate Modern, London, LUX, London, Museum of Modern Art, New York and Centre Pompidou, Paris. In the exhibition context, he has shown at 54th Venice Biennale, Whitney Museum, New York, 8th Istanbul Biennial, as well as solo and groups shows at FACT Liverpool; Serpentine Gallery, London; Sprengel Museum, Hannover; Museum Ludwig, Cologne; ZKM, Karlsruhe and Denver Art Museum amongst others.
For more information on The Theory of Freedom II at West Den Haag or Me Against Us, email: eloise@westdenhaag.nl
Vijftig jaar geleden werd onze toekomst voorspeld door de Poolse Stanislav Lem
DOOR WESTER VAN GAAL
October 30, 2014 // 01:23 PM CET
En dan sta je ineens dronken aan de bar over robots te praten. En helemaal niet bescheiden of zo, nee: jij weet wel wat de komst robots betekent. En je gesprekspartner ook. Jullie komen lijnrecht tegenover elkaar te staan, want robots zijn:
Immigranten uit de toekomst die onze banen komen pikken / legale slaven die ons de rottige klusjes uit handen nemen. (Streep door wat niet van toepassing is).
En zo eindigt elk toekomstscenario in een patstelling.
We houden vast aan onze 20 ste eeuwse denkwijze, omdat we ons niets anders kunnen voorstellen. De terugkerende vraag: “Waar gaan we heen met z’n allen?” heeft de kenmerken van een mantra gekregen.
Antwoorden vond ik onlangs in het precies 50 jaar oude Summa Technologiae van sciencefiction schrijver Stanislav Lem. Een enkeling van jullie zal hem kennen van Solaris, de sciencefiction roman uit 1961 die in 1972 door Tarkovsky is verfilmd, en is in 2002 door Steven Soderberg en George Cloony voorzien van een glazuurlaagje.
TIJDSGEEST
Het gebeurt maar heel zelden dat er iets op je pad komt dat nog niemand is opgevallen. Waar godbetert ook nog niemand over geschreven heeft. Voor een journalist is het zowat het summum van zaligheden. In dit licht is Summa Technologiae van Stanislav Lem (1921 – 2006) ook te begrijpen.
Hij was de tijdsgeest voor, maar dan met vijftig jaar. Summa is het product van een briljante geest (hij had een IQ van 180); een verzameling essays over de implicaties van technologische vooruitgang, dat hij techno-evolutie noemt. Het leest als sciencefiction, maar de natuurkundige basis van zijn voorspellingen is zo minutieus onderzocht dat het gezien wordt als wetenschappelijke theorie.
Dat niemand het kent komt omdat het pas vorig jaar uit het Pools is vertaald naar het Engels. In Nederland is het boek sowieso niet te krijgen (al kan je via de Bol.com vrij makkelijk aan een exemplaar komen). Maar wie zich door de barokke, en bij vlagen hilarische, essays weet te worstelen vindt (letterlijk) een nieuw vocabulaire om over de toekomst te denken.
Virtual reality (VR) is phantomology, nanotechnologie is moletronics en zoekoptimalisatie à la Google noemt hij ariadnology. Hij bespreekt de implicaties van de technologie en waarschuwt waar nodig. Zo benoemd hij de risico’s van VR-kinderporno, waarmee hij de discussie over het virtuele meisje ‘Sweety’, waar vorig jaar duizenden pedo’s mee zijn gepakt, zo’n vijftig jaar voor is.
Maar het belangrijkste aan Summa zijn niet de concrete voorspellingen. Voor wie daarin geïnteresseerd is kan ik A Stanislaw Lem Reader van Peter Swirsky aanraden. Het bijzondere is dat hij de tijdsgeest van 2014 vijftig jaar geleden al naadloos aanvoelde. Kijkend naar de twee krachten die onze maatschappij voortstuwen: wetenschap en technologie, waarschuwde hij voor een ontredderde samenleving die niet weet waar ze naartoe gaat, zonder daarbij te vervallen in het nostalgische kumbaya van ‘terug naar de natuur.’
MAN VERSUS MACHINE
Lem ziet technologie en natuur niet als tegengestelde, maar juist als complementaire ontwikkelingen. Zodra het eerste mensaapje leerde lopen, had hij al een vuistbijl in zijn knuist waarmee hij vuur kon maken. Met technologie beïnvloeden we onze omgeving opdat we veiliger zijn: van bos en steppe naar rivierbedding, met de stroom mee de zee in om uiteindelijk de hoogte in te schieten.
Mijn oma heeft een plastic heup en een nepvoet, waardoor ze nu weer loopt. Maar wie zegt dat wij de laatste halte zijn in het evolutionaire proces? Wie zegt dat het eindstation van onze rationele wetenschap niet de machine is? Het zijn voor ons bekende vragen (de Wachowski’s vonden in zijn werk de inspiratie voor The Matrix), maar Lem stelde ze als eerst.
Zijn voornaamste kritiek is dat “wij ervan uitgaan dat we de hoogste levensvorm zijn.” Dat “bewustzijn” ons boven de rest van het dierenrijk verheft. Maar, vraagt hij zich dan af: “Misschien is bewustzijn evolutionair gezien wel helemaal niet zo gewenst?” Intelligentie brengt wezens tot een punt dat hun theorieën niet meer bruikbaar zijn. Dat kennis zo complex is dat we machines en algoritmen nodig hebben die nog te begrijpen, met als gevolg dat we aan de zijlijn komen te staan; de mens, samen met de dodo, als een van de miljoenen dorre twijgjes aan de grote evolutieboom.
In 1962, toen hij dit boek schreef, stond de wereld op het punt zichzelf op te blazen: “The destruction of life on earth, which is entirely possible today, was not actually the goal of any of the discoverers of atomic energy.” Waarna hij alle grote technologische veranderingen waar wij binnenkort mee te maken krijgen, van robots tot nanotechnologie tot artificiële intelligentie, tot hun compleet logische maar bizarre conclusies trekt.
Het is bizar te bedenken dat Lem in het Polen van de jaren zestig vragen stelde die een genie als Hawking pas recentelijk leert stellen
De kans dat wij overheerst worden door een of andere supercomputer wijst hij van de hand. Projecten als het Brain Project, zou hij interessant, maar megalomaan vinden. Bewustzijn is waarschijnlijk nooit volledig na te bootsen. Maar zelfs simpele apparaten kunnen ‘slimmer’ zijn dan wij.
Aan de hand van de exponentiële toename van informatie legt hij uit dat de mens ‘machines’ zal gaan gebruiken om al die data te verwerken. Bedenk: hij heeft geen flauw idee wat voor machines, pc’s bestonden nog niet, laat staan iPhones. Dat hij op de tast toch tot zulke accurate observaties komt werkt zeer benauwend.
Hij voorspelt vervolgens dat het datavolume uit die machines ook te groot is zodat er weer meer nieuwe machines nodig zijn om het systeem te besturen. Volgens een ijzeren logica toont hij aan dat ons belangrijkste sociale contract (de economie) een zelfrunnend systeem wordt.
Hoewel wij nog wel bij machte zijn om in te grijpen, zullen we dat na een aantal pijnlijke fouten snel afleren, “turning us into well-behaved children.” Een soort 'controleurs' van machineprocessen. Bewustzijn geeft ons het gevoel dat we de baas zijn, maar in werkelijkheid geven we stukje bij beetje de macht over ons eigen lot uit handen aan een telraam.
Het is niet voor niets dat Stephen Hawking en Nick Bostrom, sinds tien jaar de meest vooraanstaande leden van het Future of Humanity Intitute van Oxford, kunstmatige intelligentie zien als het grootste gevaar voor het voortbestaan van de mens. Het is bizar te bedenken dat Lem in het Polen van de jaren zestig vragen stelde die een genie als Hawking pas recentelijk leert stellen. En zijn kijk op de wetenschap is absoluut origineel – een cadeautje bovendien, voor al jullie werkeloze kunstenaars en schrijvers.
KUNST VERSUS WETENSCHAP
Lem’s conclusie luidt dat om te overleven, we de zoektocht naar kennis ondergeschikt moeten maken aan creatieve activiteit – die hij imitological practice noemt. We moeten onze kennis niet gebruiken om nog meer kennis te verwerven, maar om een voor de mens zo veilig mogelijke leefomgeving te creëren.
We hebben de kennis al om dat te bereiken; nu moeten wetenschappers alleen nog een route uitstippelen. In zijn ogen is de wetenschapper een ontdekker en cartograaf in één. Een kunstenaar die ons de vergezichten voorhoudt van zijn verre reizen, opdat wij klootjesvolk weten waar we naartoe moeten, en elkaar niet met vuistbijlen te lijf hoeven gaan als we weer eens een patstelling in de discussie hebben bereikt.
Asscher zei in zijn toespraak dat we “beter onderwijs” nodig hadden, waarbij “niet de feiten, maar de creatieve analyse” voorop moet staan. In andere woorden: we moeten ons voorbereiden op de functie van ‘controleur’. Ik betwijfel of hij Stanislav Lem heeft gelezen, maar hij lijkt hiermee al tastend de eerste voorzichtige stapjes te zetten in het universum van Stanislav Lems’ gedachtegoed. Lees dit boek, het is waanzinnig.
http://www.sg.uu.nl/opnames/back-to-the-future/declining-diversity
Around 7000 / 8000 years ago the expansion of human species across the world and the cultural diversification that happened around that time. Toolmaking became a fundamental part of that diversification. Tool making has evolved in all kinds of technology were maybe that we see today. So if we imagine that diversifying tree of life is it possible that there can be another form of diversification in some kind that cultural tree? I think its possible that this will happen in information technology. An hand axe is evolved in a hand wear computer and it could be that were now on the verge of an extraordinary diversification of computer technology.
Jonathan Loh
HUNDRED BIRDS PROJECT
http://100birds.mischel.com/bird-index/
TED TALK KOERT VAN MENSVOORT
Our desire to design our environment according to a idealist image of untouched nature
Technology becomes a invisible part of our environment.
The metal tree is not nature, it’s a simulation – a picture of nature like a landscape painting above your furniture.
The number of products that use nature to sell themselves.
Strategy 1 nature as aesthetics.
Strategy 2 promote a natural feeling
Strategy 3 brand it ECO friendly
Strategy 4 brand it ‘naturally made’
Natuur word door marketiers geromantiseerd. De dark side zoals ziekten, rotting en unpredictable worden niet genoemd.
What is nature and who decides that?
We can continue watching it on our TV screens but if we really want to understand our relationship with nature we have to start looking at the beginning.
With our science and technology we slowly and steadily transform our original natural environment into a world of design, at the same time our technological environment slowly grows beyond our control. One of the most important story’s of our time is that the born and made are fusing. Also our notions of nature and culture have been very complicated and are fusing as well. But maybe there not fusing for shifting.
Born nature that is completely controlled by people.
Diagram:
Right above is interesting: A group that seems to develop a sort of autonomy on their own. And here is the new view on nature: everything beyond control. And there we see an next nature appearing: nature caused by people. Traditionally we think of nature and technology as opposites. But now we see that our technology can also be naturalised. Electric light is completely normal to us, we don’t see it as a media or technology, although it started out as alien new technology. 1000 years ago agri-culture was a technological revolution, now we say this is organic farming. At the this was a profound intervention in the natural environment. Without cooking a average person has to eat 5 kilo’s of raw food. Cooking teaches us and allows us to consume more calories in less time. Which brought room to socialize more and to grow bigger brains. If we look at the development of greatest inventions, we realise that people by nature are; technological beings. No were not god, rather I think were catalysts of revolution?
Nature changes along with us. We have to et rid of the idea that nature is a aesthetic entity of the past, that is now threatened and has to be saved. There is another nature here, a dynamic nature and ones we have this different perspective the world looks a little bit different. Like bees and flowers, we are now co-evolving with our technology’s. Bio diversity is decreasing, but if you walk into the supermarket we also see a sort of diversity, There are now more patents filed on the planet then known species. How do we balance bio diversity and techno diversity? You could approach the financial system as a ecosystem, if we do that, how can we garden it’s complexity? Perhaps accountancy can still learn a lot from gardeners, which have all knowledge of semi autonomous complex ecosystems. How will we build? Will we continue building static structures of the blue print? Or will our architecture become more dynamic and integrated in the environment? Could guided wood be a new design principle? A map of the Internet, is that a natural phenomenon? We are not aware of the fact that from day 1 as humans we co evolving with technology. A change in mindset is necessary, we have to accept that we’ve created this techno biosphere, need to embrace its complexity and that its growing bigger then us. We need to find ways to guide its grow, rather then lingering the illusion of total control. And maybe we can learn from this biosphere to cooperate better with the techno sphere. We need to create a ecological intelligence to balance these two spheres. In the end it’s just one sphere that’s our planet.
https://www.youtube.com/watch?v=N3pUfj639hM#t=43
- 1 Catalysis is the increase in the rate of a chemical reaction due to the participation of an additional substance called a catalyst.[1] With a catalyst, reactions occur faster and with less energy. Because catalysts are not consumed, they are recycled. Often only tiny amounts are required.[2]
- 2 Een entiteit is iets wat een bestaan heeft. De term beklemtoont van ditgene de hoedanigheid dat het er is. In het Latijn is een ens een "zijnde" en is de entitas het "het er zijn van een zijnde".
BOOK: RECONNECTING CULTURE, TECHNOLOGY AND NATURE by MIKE MICHAEL
BOOK: NEXT NATURE by KOERT VAN MENSVOORT
BOOK: WHAT TECHNOLOGY WANTS by KEVIN KELLY
BOOK: DESIGN FOR SUSTAINABLE CHANGE by ANNE CHICK, PAUL MICKLETHWAITE
BOOK: SCHELPEN EN BESCHAVING by GEERAT VERMEIJ Hoe kan het zo zijn dat schelpen uit Florida zoveel mooier en diverser zijn dan de schelpen uit Florida? Deels natuurlijk doordat de weekdieren daar meer vijanden hebben en zich daarom beter moeten kunnen beschermen.Plus makkelijkere kalkafscheiding in warm water in Florida, onderzaak voor vormenrijkdom. Overeenkomsten tussen schelpen en menselijke samenleving: schelp-dragende dieren leven dus in een economie, een ecosysteem zoals wij dat noemen. De natuurlijk economie bestaat ook uit concurrentie en samenleving en andere processen als de economie van mensen. Dezelfde processen gelden voor beiden. Als we naar huizen kijken dan zien we gelijk wat voor hen belangrijk is, net als het 'huis' voor dieren en planten. Wat zijn de natuurlijke en economische omstandigheden waar deze dieren in zijn geevoluteert en wat zijn de economische omstandigheden die voor mensen belangrijk zijn? Er zijn natuurlijk gebieden waarin het veel moeilijker is voor mensen om te leven en waar er veel minder banen zijn ontstaan. Ik zie dus nauwe verbanden tussen het ecologisch functioneren van een soort, plant of dier en het economisch functioneren van een baan of occupatie van mensen. We zijn allemaal levende wezens die concurreren en samenwerken. in zijn boek: een organisme vormt een soort van hypothese van zijn omgeving. Als je dus naar de eigenschappen kijkt van een dier dan zie je in de vorm, in het gedrag wat voor dat organisme belangrijk is op een evolutionair niveau. Natuurlijke selectie heeft die soort opgebouwd omdat de oorzaken van vijanden bijv of productiviteit, die samen defenieren eigenlijk wat de vorm of gedrag van een organismen zal zijn. datzelfde geval zien we onder mensen, in ons geval geen natuurlijke selectie maar culturele selectie. Net als in de wetenschap stellen wij ook hypothesen, om opzoek te gaan naar de waarheid. dat geld ook voor organisme: Wat is voor hen de belangrijkste omstandigheid waaraan zij zich moeten aanpassen. er zijn eigenschappen va organismen zoals intelligentie en hoog metabolisme die zo nuttig zijn in zoveel omstandigheden dat op den duur die zullen ontstaan. Misschien zou een mens achtig dier of met menselijke eigenschappen zijn ontstaan in andere groepen omdat deze sociale en intelligente eigenschappen ook voorkomen bij bijv kraaien en gaaien, en je misschien wel een pijl in de toekomst kunt trekken dat deze eigenschappen hoe dan ook zullen evolueren omdat ze in zoveel situaties ten goede komen. Ik denk dus meer aan organisme als deelnemers van een economie ipv als afzonderlijke afhankelijke soorten. De grootste stroming ziet evolutie als iets abstract ipv economisch. Toeval speelt natuurlijk ook een hele belangrijke rol, daardoor word het bijna een soort religieus element. Voor mij is aanpassing een veel belangrijker principe dan toeval in de evolutie. Voor de meeste mensen in het belangrijker om andere mensen goed waar te nemen ipv de natuur.
STEPHAN JAY GOULD
Stephen Jay Gould (New York City, 10 september 1941 - 20 mei 2002) was een Amerikaans paleontoloog, geoloog en evolutiebioloog. Bij het grote publiek is hij vooral bekend geworden om zijn essays en populair-wetenschappelijke boeken, met name over evolutie. Goulds belangrijkste bijdrage aan het evolutionaire denken was de theorie van punctuated equilibrium, die hij opstelde samen met Niles Eldredge. In Nederland werd hij ook bekend door zijn deelname aan de televisieseries Een Schitterend Ongeluk (1993) en Van de Schoonheid en de Troost (2000).
Levensloop[bewerken] Gould groeide op in een niet-religieus, marxistisch Joods gezin. Op vijfjarige bezocht hij het American Museum for Natural History, waar het skelet van een Tyrannosaurus Rex een blijvende indruk op hem maakte. Op school kreeg Gould de bijnaam 'fossilface': naast honkbal waren fossielen zijn grote passie.[1]
Als student zette Gould zich in tegen racisme en tegen de Vietnamoorlog. Vanaf 1967 werkte hij aan Harvard University, waar hij vanaf 1973 actief was als hoogleraar in de geologie. In deze tijd ontstond één van de leidende thema's uit zijn omvangrijke oeuvre: de volwassenwording van de paleontologie. Gould wilde aantonen dat de paleontologie over een eigen methode beschikte, die onmisbaar was om het proces van macroevolutie te begrijpen.[1] Centraal voor die methode was de theorie van het punctuated equilibrium [2], die hij in 1972 stelde hij samen met zijn voormalige medestudent Niles Eldredge presenteerde.
In de jaren '80 raakte Gould verwikkeld in het debat over sociobiologie, waarin hij zich een fel tegenstander toonde van adaptationisme. 1982 werd een zeldzame, bijna altijd fatale, vorm van kanker (mesothelioom aan het buikvlies) bij hem geconstateerd, een ziekte die hij echter overwon. Zijn gevecht met deze ziekte staat beschreven in zijn boek 'Full House' (1996).
In 1992 onderscheidde de Linnean Society of London hem met de Linnean Medal. In 2002 kreeg hij de AIBS Distinguished Scientist Award van de American Institute of Biological Sciences en in 2008 kreeg hij postuum de Darwin-Wallace Medal toegekend.
Zijn oudste zoon Jesse lijdt aan autisme, wat hem inspireerde tot het boek The Mismeasure of Man.
In 2002 overleed hij aan een andere vorm van kanker dan waar hij in 1982 aan leed.
Essayist[bewerken] Stephen Jay Gould is onder het grote publiek bekend geworden door de 300 maandelijkse essays die hij vanaf 1974 onafgebroken publiceerde in het tijdschrift Natural History, en regelmatig als bundel werden uitgegeven. In zijn werken verdedigde hij de evolutietheorie. Hij bestreed het creationisme en benoemde wetenschap en religie als niet-overlappende terreinen (NOMA: Non Overlapping Magisteria).
Zijn publicaties riepen soms weerstand op bij andere evolutiebiologen, vooral bij degenen met wie hij eerder ruzie had gehad. Stephen Jay Gould was niet geporteerd van de sociobiologie en de daarvan afgeleide evolutionaire psychologie. Zijn kritiek op de sociobiologie (en de nadruk daarin op de - evolutionaire - selectie van genen), betrof dat hierin naar zijn mening te weinig aandacht was voor selectie op hogere niveaus, onder meer op het niveau van soorten. Verdedigers van de sociobiologie en evolutionaire psychologie als Richard Dawkins, Daniel Dennett en Steven Pinker vielen Gould weer aan, o.a. in The Blind Watchmaker (Dawkins) en Darwin's Dangerous Idea (Dennett). Samen met Richard Lewontin bracht Gould het begrip spandrel (zwik) in zwang voor een eigenschap van een organisme waar niet op geselecteerd wordt, maar dat een noodzakelijk gevolg is van andere eigenschappen[3].
In zijn boek Wonderful Life bespreekt Gould de fossielen die gevonden zijn in de Burgess Shale. Hij vindt daartussen vele volstrekt andere bouwplannen van organismen dan die tegenwoordig voorkomen. Zijn conclusie is dat als de evolutie nogmaals zou plaatsvinden, dat de kans zeer klein is dat de huidig voorkomende phyla weer zouden overleven: evolutie is onvoorspelbaar. In dat boek prijst hij Simon Conway Morris, die in de jaren '70 als promotie-onderzoek de fossielen van de Burgess Shale classificeerde. Opmerkelijk genoeg publiceerde Conway Morris in 2003 het boek Life's Solution waarin hij stelt dat het leven vanwege convergente evolutie noodzakelijk evolueert tot levensvormen zoals wij die kennen [4] .
GOOF KLOOSTERMAN/ GLAMCULT INTERVIEW
Goof Kloosterman is an artistic researcher who's not particularly fond of language but loves to explore the ways messages are transmitted. 'Im fascinated by the way things come acros and by the transformations they undergo' he says, 'but i dont like language so much. the difficult thing is that ir was invented to express clear goals, but it can be interpretated in so many different ways. you can never say you know something for a fact, just after reading something.' he states. he prefers it when people try to experience things themselves. this is also something he likes to stimulate with his work. ' i dont really have something to say to the public. im not really engaged in the politics of my art. the good thing about working within the arts is the fact that i can do research in a current field of interest without having to justify myself. I just try and excite that same curiosity in people.'