User:Ninavdbroek/GRADUATING
RESOURCES
Om de mensheid te redden moeten we technologie als natuurproduct zien
DOOR WESTER VAN GAAL
February 6, 2015 // 01:00 PM CET
Onlangs las ik een rapport van het Rathenau instituut: ‘Intieme technologie: De Slag om ons Lichaam en Gedrag.’ Het betreft hier geen feministisch pamflet, maar een uitstekende verhandeling over de vervagende grens tussen mens en machine, en tussen natuur en technologie. In de conclusie pleit de auteur voor een ‘bewustere omgang met technologie.’
Dat is een mooi voornemen, maar hoe zorg je ervoor dat een samenleving ineens en masse ‘bewust’ met technologie omgaat? Samenlevingen staan erom bekend dat ze maar moeilijk in beweging komen.
Bovendien is er na twee eeuwen industrieel geweld een polarisatie ontstaan in ons denken over natuur (goed) en technologie (slecht). Zolang die tegenstelling bestaat, zullen we technologie verstoppen achter labeltjes groen en duurzaam en stilletjes hopen dat moedertje natuur ons zal redden van onszelf, als we maar volgens haar regels spelen.
Dit is precies wat we niet moeten doen. Een bewuste visie op een technologische toekomst is pas mogelijk als we de natuur niet idealiseren en daarnaast inzien dat er geen andere toekomst mogelijk is dan een technologische.
Daar is een simpele reden voor.
TECHNOLOGIE IS NATUURLIJK
In Summa Technologiae, een meesterlijk essayboek uit 1964 over de toekomst van technologie (waar ik eerder al eens over schreef) stelde Stanislav Lem (stiekem een van de grote denkers van de 20ste eeuw, maar niemand kent hem) dat ‘techno-evolutie’ en bio-evolutie twee fases zijn van hetzelfde proces. De een is niet ‘natuurlijker’ dan de ander want ze opereren binnen de wetten van de natuur, waarmee zij volgens Lem aan beiden “haar stille goedkeuring geeft.”
Het is de natuur die neigt naar leven, en leven veroorzaakt technologie, beiden met als doel een nieuw equilibrium te bereiken.
Voorbeeld: toen een groep kraaien in een verstedelijkt gebied in Japan een onkraakbaar nootje vonden, ontwikkelden ze een slim systeem met stoplichten en zebrapaden. Precies wanneer er een auto aankomt gooien ze het nootje onder de band. Ze wachten dan op de stoep tot het licht op rood springt, en terwijl de auto’s stationair draaien, wulpen ze de delicatesse vlug hun snaveltje in.
Deze gedragsverandering zou je ook een ‘uitvinding’ kunnen noemen. De ontwikkeling van de zwervende mens naar sedentair wezen ging langs dezelfde lijnen, van generatie op generatie. Er was geen Einstein uit het stenen tijdperk die zijn vrienden ging ‘overhalen’ een akker aan te leggen.
SEKSUELE SELECTIE & DUITS DESIGN
Er zijn nog een paar opmerkelijke analogieën tussen techno-evolutie en bio-evolutie, wat Lem aan de hand van een serie observaties laat zien.
Ze beginnen vaak klein, en onhandig, en lijken vaak nog erg op hun voorganger: zoals de eerste vogel leek op een hagedis zo leek de eerste auto op een koets. Maar een goed idee blijft zelden alleen. Na een tijdje in de marge te hebben gerommeld, volgt, als de concurrentie eenmaal verslagen is, snel een nucleaire uitbreiding van hypergespecialiseerde soorten met hetzelfde idee. Uit de auto ontpopte zich de brandweerwagen, de bus, de ziekenauto de benzineslurpende grasmaaier etc. Hetzelfde gebeurde bij de zoogdieren. Toen na het exit-dino-event 65 miljoen jaar geleden de woelmuis het voor het zeggen kreeg, werd onze wereld binnen een paar miljoen jaar bevolkt door vleesetende koala’s, sabeltandtijgers en cavia’s van 1000 kilo.
En zoals Paradijsvogelmannetjes de test des tijds doorstaan doordat hun kuif net iets guitiger omhoog steekt dan die van de buurman, maakt de VW-kever een onverwachte doorstart in een geheel nieuw biotoop van strandtenten en ballen, terwijl de Toyota Starlets, op elk niveau een praktischer wagen, al lang op de sloop liggen te verroesten. Ook in de natuur gaan de hippe vogels er met de guitjes vandoor. Ook de natuur heeft gevoel voor stijl.
Het belangrijke verschil is dat bio-evolutie “niet weet waar het mee bezig is.” Ze is immoreel, “als een gokker die het niet kan schelen welk van z’n paarden de eindstreep haalt.” De menselijke ontwikkeling heeft zich tot voor kort volgens dezelfde methode van ‘trial and error’ ontwikkeld, maar na duizenden jaren zijn wij sinds kort in staat vooruit te denken. We weten bijvoorbeeld dat we ooit in staat zijn energie te halen uit kernfusie, de energie van de zon en de sterren.
Ook al komen we qua vernuftigheid nog lang niet bij de natuur in de buurt - we kunnen het hart hooguit repareren, niet namaken – we kunnen wel een ‘doel’ formuleren. De mogelijkheid om vooruit te denken geeft ons een voorsprong op het ontwerpproces van de natuur. De enige reden dat de oplossingen van de natuur beter lijken dan de technologische, is omdat ze er miljarden jaren de tijd voor heeft gehad, maar haar designproces zit vol fouten.
“TOCH PRIMA ZO?!”
We shouldn’t overstate her wisdom” zei evolutionair bioloog Jack Haldane in 1928: “evolution will run its course... which is mostly down.” Negen-en-een-half van de tien soorten die ooit hebben rondgelopen zijn uitgestorven; vanuit evolutionair oogpunt totaal mislukt. Iedereen die nog steeds denkt dat de natuur in evenwicht is, moet zich nu op z’n hoofd krabbelen. Natuurlijk evenwicht is incidenteel en tijdelijk, haar mislukkingen eerder regel dan uitzondering.
Neem de barbirusa, een zwijn dat op latere leeftijd zijn eigen hersenpan doorboort met een almaar groeiende tand, of de amfibische eiseltwormsalamander, een project dat evolutie als een verveeld kleutertje terzijde schoof net toen het op een halve stijve zonder ogen leek.
Toen onlangs in Indiana een vis uit een grot kwam zwemmen zonder ogen met zijn anus boven zijn mond, bleek dat het beest miljoenen jaren geleden een ‘gewone’ vis moet zijn geweest die ‘per ongeluk’ een verkeerde afslag nam, verdwaalde, en toen evolueerde in een ongelukkig monster.
“Toch prima zo?!”
Mwoa... evolutie, kan beter. (Psst, er is trouwens een Tumblr vol vol met voorbeelden van hoe de evolutie de plank mis kan slaan. Haha, evolutie, wat ben je toch een fuckup soms.)
De gedachte dat de natuur onverbeterbaar is, zit techno-evolutie in de weg. Menselijk ingrijpen krijgt een negatieve connotatie omdat het onnatuurlijk zou zijn. Maar de natuur is een toevallig evenwicht. Een gelukje bij een ongelukje. Ouderdomsziekten, botverkalking, een eeuwig groeiende tand: ze hebben geen functie, en het is de bedoeling eraan te sleutelen. Everybody’s doing it, zelfs de natuur.
Alleen hoe zorg je ervoor dat onze moderne samenleving haar techno-evolutie ‘bewust’ ter hand neemt en niet gebruikt om de wereld leeg te zuigen? En zo zijn we het cirkeltje rond.
WAT NU?
Om bewust te worden, schrijft Lem, zou de samenleving los moeten komen van de technologie van elementaire problemen. De productie van voedsel, energie, onderdak en middelen moet onzichtbaar zijn, net als zuurstof. Niet om te kunnen zwelgen in weelde, maar zodat we op de vraag komen: Oké, wat nu?
Lem schrijft dat: “The state of having been liberated from the compulsion to undertake actions that have to satisfy elementary needs will allow us to select a further option.”
Nu het zo’n beetje zeker is dat veel van de baantjes waar we nu voor naar school gaan, over tien tot twintig jaar door machines uitgevoerd kunnen worden, worden er links en rechts oude ideeën van zolder gehaald. Een van de ideeën is het basisinkomen: 'gratis geld' voor iedereen. De herwaardering van deze oude gedachte loopt samen met de berichten over de verregaande automatisering en veel hedendaagse denkers zijn overtuigd van de haalbaarheid van het idee.
Ook Kim Putters, directeur van het SCP, zei onlangs al dat we af moeten van het de fixatie op volledige werkgelegenheid. Maar wat blijkt nu, uit een onderzoek van Tns-Nipo ziet de helft van de Nederlanders het basisinkomen niet zitten. Zij vinden namelijk dat “je moet werken voor je geld.”
Werk staat in onze beschaving zo centraal dat ons individuele bestaansrecht verdwijnt zodra we geen werk hebben. We raken depressief, verliezen een gevoel voor eigenwaarde, etc. Wij kennen arbeid haar waarde toe, omdat de wereld waarin wij leven ons dwingt te werken. Er moet brood op de plank. Daarin verschillen we verrassend weinig van alle beschavingen voor ons. Tegelijkertijd maakt automatisering menselijke arbeid gestaag overbodig.
Een beschaving is net als de natuur een tijdelijk equilibrium
De grootste barrière voor een ‘bewuste’ omgang met technologie en een betere toekomst is onze gedachte over wat een rijk leven inhoudt. We kunnen blijven werken, veertig uur, tachtig uur, en denken dat dat is wat ons mens maakt, of we kunnen de mogelijkheden omarmen die technologie ons geeft zodat er tijd over is voor andere kwesties – bedenken hoe we de aarde kunnen redden bijvoorbeeld.
Het is aannemelijk dat het binnen een generatie of twee technologisch mogelijk is te voorzien in onze basisbehoefte zonder daarvoor veel te hoeven werken. In zijn essay ‘Economic Possibilities for our Grandchildren,’ voorspelde Keynes, de meest invloedrijke econoom van de twintigste eeuw, in 1930 al de 15-urige werkweek. We lopen wat achter, maar het lijkt haalbaarder dan ooit.
Als de mens eindelijk ontsnapt uit “de tunnel van economische noodzaak,” schrijft Keynes, ontstaat er een nieuw evenwicht. Hoe ziet dat er precies uit? Het lijkt een beetje alsof de mens zichzelf door techno-evolutie opnieuw uitvindt.
Toen de mens nog bessen plukte, waren de beschavingen en steden van slechts een paar duizend jaar later ondenkbaar. En voor duizenden jaren daarna dacht de mens voor altijd met ‘het zweet op z’n lippen zijn brood te moeten verdienen’ (Genesis 3: 19), tot de industriële revolutie er via een paar omwegen voor zorgde dat 8 uur per dag 5 dagen per week op een gemakkelijke stoel, genoeg is. Nu is het voor de industriële mens, ons dus, nabij onmogelijk een samenleving voor te stellen waar arbeid niet de functie meer heeft een gigantische infrastructuur van vraag en aanbod in stand te houden, maar een bewuste dagbesteding is die direct of indirect bijdraagt aan een betere wereld.
Een beschaving is net als de natuur een tijdelijk equilibrium. Er is geen natuurwet die maakt dat wij niet kunnen ontsnappen aan een technologische ondergang. We hebben de vrije keus technologie in te zetten om de wereld te verbeteren en fouten uit het verleden te verhelpen. Maar daar is wel eerst een maatschappelijke omslag voor nodig. Een belangrijke voorwaarde daarvoor is een zekere mate van mentale vrijheid van de zorgen van vandaag. Het basisinkomen kan daarin een eerste stap zijn.
Bij het wegvallen van alledaagse zorgen ontstaat er extra ruimte om over de toekomst na te denken. Arme mensen maken onverstandige beslissingen omdat ze het eind van de dag moeten halen. Dit geldt zowel voor het individu als voor de samenleving. Beleidsvormers maken beslissingen op basis van een tekort aan tijd en middelen en zijn in dat opzicht net zo onverstandig als armoedzaaiers.
Het vergt wat inbeeldingsvermogen om je voor te stellen hoe een wereld eruit ziet zonder prangende financiële zorgen. Een samenleving waarin geld langzaam gratis wordt, zal minder geneigd zijn haar betekenis te halen uit een maximalisatie van de winsten, en haar technologie eerder inzetten voor maatschappelijk belang. Niet onze wereld, maar de wereld van onze kinderen of kleinkinderen, wiens ‘financiële toekomst’ veilig is, zal meer tijd hebben om over de toekomst na te denken.
Stanislav Lem/ Summa Technologiae,
Keynes/ ‘Economic Possibilities for our Grandchildren,’/ Meest invloedrijke econoom 20ste eeuw.
Nick Bostrom/ Future humanity institute
http://www.sg.uu.nl/nieuwsblog/2015/02/04/met-uitsterven-bedreigd
STUDIUM GENERALE
Back to the future Programme:
Met uitsterven bedreigd DoorNienke de Haan (student-assistent) op04 februari 2015
We zien cultuur en natuur vaak als een tegenstelling, maar volgens bioloog Jonathan Loh (Zoological Society of London) zijn ze onlosmakelijk met elkaar verbonden. Niet alleen is hun bestaansgeschiedenis vergelijkbaar, maar ook hun onzekere positie: zowel culturele- als biodiversiteit wordt bedreigd, stelt hij in de eerste lezing in de serie Back to the Future. Veel mensen vinden biodiversiteit belangrijk, maar moeten ook uitstervende talen en culturen worden beschermd? Monique Grooten (Natuurbeschermer, WNF) laat zien hoe wij de grootste bedreiging vormen voor de natuur. Wat is de grootste bedreiging voor de mens?
Biologische en culturele evolutie Zoals er eens een biologische explosie van diversiteit plaatsvond, zo vond die ook plaats miljoenen jaren later op het culturele, linguïstische gebied, zoals op de afbeelding hiernaast te zien is. Loh laat zien dat cultuur en natuur een vergelijkbare ontstaansgeschiedenis hebben aan de hand van Darwins beroemde ‘tree of life’. Uit een van die takken van leven, de mens, ontstond een nieuwe boom: de ‘cultural tree of life’. Ook Darwin merkte dat op: “The formation of different languages and of distinct species, and the proof that both have been developed through a gradual process, are curiously parallel”, schreef hij in zijn boek The Descent of Man (1874). Hoe komt het dat uit één natuurlijke soort, de mens, zoveel verschillende culturen kunnen voortkomen? Zeker weten doen we het niet, maar het heeft misschien te maken met het grote aanpassingsvermogen van de mens. Toen zij zich duizenden jaren geleden ging verspreiden over de aardbol, wist zij zich aan te passen aan ijzige kou, ondoordringbare jungle en gortdroge woestijnen. Verschillende omgevingen leiden tot verschillende gewoonten, gebruiken en talen.
Maar er is nog een opvallende overeenkomst tussen natuur en cultuur. Uit het rapport WNF rapport Biocultural Diversity, threatened species, endangered languages dat Jonathan Loh schreef, blijkt dat plaats waar de biodiversiteit het grootst is, ook de culturele diversiteit het grootst is. Op Papoea-Nieuw-Guinea, in Centraal-Afrika en Midden-Amerika zijn er in kleine gebieden veel verschillende dier- en plantsoorten, maar ook veel talen te vinden. Ook geografisch komen natuur en cultuur dus overeen.
Soorten en talen sterven uit Daar houden de overeenkomsten niet op. Na een aanvankelijke explosie van diversiteit, wordt op dit moment zowel culturele als biologische diversiteit bedreigd. Monique Grooten van het WNF stelt dat de mens de grootste veroorzaker is van het verlies aan biodiversiteit door overexploitatie van bossen en zeeën; door habitatvernietiging, als we bijvoorbeeld een gebied ontginnen voor landbouw; en door CO2-uitstoot.
De culturele diversiteit staat onder druk doordat steeds meer talen uitsterven. Talen zijn dragers van cultuur, omdat cultuur via taal wordt overgebracht op generaties. Als een taal uitsterft gaat daardoor vaak ook de cultuur verloren. Er worden wereldwijd 7000 talen gesproken. Maar de helft daarvan wordt gesproken door slechts 0,1 procent van de wereldbevolking. Dat betekent dat er een heel klein groepje mensen is dat veel talen in stand houdt. In een globaliserende samenleving waar iedereen met iedereen kan communiceren, is het dan lastig vast te houden aan een taal die bijna niemand spreekt.
Je zou taal, en daarmee cultuur, dus ook kunnen zien als een bedreigde soort. De grootste bedreiging voor het verlies van talen zijn we zelf: de jongere generatie kiest ervoor over te stappen naar een taal die meer mensen spreken, vaak als gevolg van migratie, urbanisatie, mondialisering of de overheid die actief het gebruik van de nationale taal promoot.
Minder diversiteit, is dat erg? Is het eigenlijk erg als een soort of taal uitsterft? Wat maakt het eigenlijk uit? Monique Grooten wijst op de diensten die de natuur ons levert. Zo zorgen mangrovebossen voor een natuurlijke kustwering. Daarnaast is genetische variëteit van belang voor de voedselzekerheid. Hoe afhankelijk willen we zijn van een paar commerciële soorten? Ook zijn er veel mensen die leven van het land. Voor hen heeft de afname van biodiversiteit directe gevolgen. Als een cultuur uitsterft, gaat daarmee vaak lokale kennis verloren.
Het uitsterven van biodiversiteit ligt in onze handen, en we hebben de morele verantwoordelijkheid (en het belang) soorten te beschermen. Geldt hetzelfde voor taal en cultuur, wanneer mensen er zelf voor kiezen daar afstand van te doen? Een afstammeling van de Navajo-indianen die Engels leert, naar een Amerikaanse universiteit gaat en daarmee 'veramerikaniseert' kan daar goede redenen voor hebben. In die zin is het beschermen van natuurlijke soorten minder complex dan het beschermen van culturen.
Jonathan Loh werpt ook alvast een blik op de toekomst. De mens is de grootste bedreiging voor de natuurlijke diversiteit. Loh vraagt zich af of de informatietechnologie de grootste bedreiging zal vormen voor culturele diversiteit. Digitalisering zorgt ervoor dat we steeds meer verbonden raken, en oude culturen en talen in rap tempo verdwijnen. Evolutie is niet te stoppen.
Om de natuur te beschermen moet je je verplaatsen in de belevingswereld van de lokale bevolking. Daarbij kan sprake zijn van botsende belangen en wereldbeelden.Volgende week onderzoeken dr. Natascha Zwaal (Adviseur onderzoek, WNF) en ir. Frank Westerman (auteur van o.a. Stikvallei) hoe je omgaat met culturen die er een heel ander wereldbeeld op nahouden. Hoe ver mogen we gaan in het opdringen van ‘westerse’ idealen? Is wetenschap ‘waarder’ dan een lokaal verhaal?
DEBATE NAI Me Against Us Friday 6 February, 2015 17.30 - 20hrs (doors open at 17hrs) Kunsthal Rotterdam Auditorium General: €5, Student: €3.50 reserveren@kunsthal.nl
Within the framework of The Theory of Freedom, the debate Me Against Us is held as part of Art Rotterdam’s VIP program.
The debate 'Me Against Us' questions the feasibility of the autonomous artist in today’s society. Does the artist represent the ideal productive individual, or must he or she continue to empathise with society in order to reflect it in their work?
Moderated by Liesbeth Levy with Joost de Bloois, Hedwig Fijen, Pascal Gielen, Stefan Heidenreich, and Bjørn Melhus, respond to these questions to generate a debate around the role of the artist in contemporary society. Themes that are touched upon include artistic labor and precarity, the global perspective on autonomy, empathy and the institution, systems and networks as well as the artistic perspective on autonomy.
‘The Theory of Freedom’ by Bjørn Melhus at Kunsthal Rotterdam is open from 17hrs for a special viewing before the Me Against Us especially for the debate audience. General admission is €5, or €3.50 for students. To join the viewing and debate kindly send an RSVP email to reserveren@kunsthal.nl.
About the Participants: Joost de Bloois is assistant professor at the University of Amsterdam, departments of Cultural Analysis and Comparative Literature. He has published extensively on the nexus between art and politics in a.o. Volume, Metropolis M, OPEN. He is the author of Alain Badiou. Inesthetiek: Kunst, politiek, filosofie (Octavo, 2012) and Badiou (Boom, 2013).
Hedwig Fijen is the Director of Manifesta, the European Biennial of Contemporary art since the nineties. Under Fijen’s direction Manifesta has developed into one of the most important large-scale art events in Europe. Before Manifesta, Fijen worked as a curator in the Netherlands, Eastern Europe, the Soviet Union, Cuba and many other countries. Fijen is currently working on Manifesta 11, which will take place in Zurich, Switzerland in 2016 and Manifesta 12 to be held in 2018.
Pascal Gielen is director of the research center Arts in Society at the Groningen University where he is Professor of sociology of art. Gielen has written, edited, and contributed to many publications on contemporary art, cultural heritage and cultural politics. Some of these include Being an Artist in Post-Fordist Times (2009/2011), Community Arts. The politics of Trespassing (2011/2013), The Art of Democracy (Krisis, 2011, vol. 3), and Repressief liberalisme. Opstellen over creatieve arbeid, politieke en kunst (2013) among many others. Stefan Heidenreich writer, theoretician and art-critic. He works as researcher at the Center for Digital Cultures, University of Lüneburg and teaches Media Studies at Basel University. Fields of research include network and media theory, economy, and art.
Liesbeth Levy is the Director of Lokaal, Rotterdam an organisation that has earned its reputation in the world of culture and politics. She is a philosopher specializing in dialogue and debate. Levy began 22 years ago as a program maker at the cultural center Rode Hoed in Amsterdam. In 1996 she moved to Rotterdam, a decision which it has had no regrets yet. She joined the Rotterdam Art Foundation, where she was responsible for the department debate. In 2001 she was seconded as a staffer for Rotterdam Cultural Capital. Since 2008, she was next to her work for the Rotterdam Council for Art and Culture (the successor to the RKS) also artistic director of the Zaal de Unie.
Bjørn Melhus is a media artist and has been presented and awarded at several international film festivals. He has had screenings in Tate Modern, London, LUX, London, Museum of Modern Art, New York and Centre Pompidou, Paris. In the exhibition context, he has shown at 54th Venice Biennale, Whitney Museum, New York, 8th Istanbul Biennial, as well as solo and groups shows at FACT Liverpool; Serpentine Gallery, London; Sprengel Museum, Hannover; Museum Ludwig, Cologne; ZKM, Karlsruhe and Denver Art Museum amongst others.
For more information on The Theory of Freedom II at West Den Haag or Me Against Us, email: eloise@westdenhaag.nl
MOTHERBOARD
Vijftig jaar geleden werd onze toekomst voorspeld door de Poolse Stanislav Lem
DOOR WESTER VAN GAAL
October 30, 2014 // 01:23 PM CET
En dan sta je ineens dronken aan de bar over robots te praten. En helemaal niet bescheiden of zo, nee: jij weet wel wat de komst robots betekent. En je gesprekspartner ook. Jullie komen lijnrecht tegenover elkaar te staan, want robots zijn:
Immigranten uit de toekomst die onze banen komen pikken / legale slaven die ons de rottige klusjes uit handen nemen. (Streep door wat niet van toepassing is).
En zo eindigt elk toekomstscenario in een patstelling.
We houden vast aan onze 20 ste eeuwse denkwijze, omdat we ons niets anders kunnen voorstellen. De terugkerende vraag: “Waar gaan we heen met z’n allen?” heeft de kenmerken van een mantra gekregen.
Antwoorden vond ik onlangs in het precies 50 jaar oude Summa Technologiae van sciencefiction schrijver Stanislav Lem. Een enkeling van jullie zal hem kennen van Solaris, de sciencefiction roman uit 1961 die in 1972 door Tarkovsky is verfilmd, en is in 2002 door Steven Soderberg en George Cloony voorzien van een glazuurlaagje.
TIJDSGEEST
Het gebeurt maar heel zelden dat er iets op je pad komt dat nog niemand is opgevallen. Waar godbetert ook nog niemand over geschreven heeft. Voor een journalist is het zowat het summum van zaligheden. In dit licht is Summa Technologiae van Stanislav Lem (1921 – 2006) ook te begrijpen.
Hij was de tijdsgeest voor, maar dan met vijftig jaar. Summa is het product van een briljante geest (hij had een IQ van 180); een verzameling essays over de implicaties van technologische vooruitgang, dat hij techno-evolutie noemt. Het leest als sciencefiction, maar de natuurkundige basis van zijn voorspellingen is zo minutieus onderzocht dat het gezien wordt als wetenschappelijke theorie.
Dat niemand het kent komt omdat het pas vorig jaar uit het Pools is vertaald naar het Engels. In Nederland is het boek sowieso niet te krijgen (al kan je via de Bol.com vrij makkelijk aan een exemplaar komen). Maar wie zich door de barokke, en bij vlagen hilarische, essays weet te worstelen vindt (letterlijk) een nieuw vocabulaire om over de toekomst te denken.
Virtual reality (VR) is phantomology, nanotechnologie is moletronics en zoekoptimalisatie à la Google noemt hij ariadnology. Hij bespreekt de implicaties van de technologie en waarschuwt waar nodig. Zo benoemd hij de risico’s van VR-kinderporno, waarmee hij de discussie over het virtuele meisje ‘Sweety’, waar vorig jaar duizenden pedo’s mee zijn gepakt, zo’n vijftig jaar voor is.
Maar het belangrijkste aan Summa zijn niet de concrete voorspellingen. Voor wie daarin geïnteresseerd is kan ik A Stanislaw Lem Reader van Peter Swirsky aanraden. Het bijzondere is dat hij de tijdsgeest van 2014 vijftig jaar geleden al naadloos aanvoelde. Kijkend naar de twee krachten die onze maatschappij voortstuwen: wetenschap en technologie, waarschuwde hij voor een ontredderde samenleving die niet weet waar ze naartoe gaat, zonder daarbij te vervallen in het nostalgische kumbaya van ‘terug naar de natuur.’
MAN VERSUS MACHINE
Lem ziet technologie en natuur niet als tegengestelde, maar juist als complementaire ontwikkelingen. Zodra het eerste mensaapje leerde lopen, had hij al een vuistbijl in zijn knuist waarmee hij vuur kon maken. Met technologie beïnvloeden we onze omgeving opdat we veiliger zijn: van bos en steppe naar rivierbedding, met de stroom mee de zee in om uiteindelijk de hoogte in te schieten.
Mijn oma heeft een plastic heup en een nepvoet, waardoor ze nu weer loopt. Maar wie zegt dat wij de laatste halte zijn in het evolutionaire proces? Wie zegt dat het eindstation van onze rationele wetenschap niet de machine is? Het zijn voor ons bekende vragen (de Wachowski’s vonden in zijn werk de inspiratie voor The Matrix), maar Lem stelde ze als eerst.
Zijn voornaamste kritiek is dat “wij ervan uitgaan dat we de hoogste levensvorm zijn.” Dat “bewustzijn” ons boven de rest van het dierenrijk verheft. Maar, vraagt hij zich dan af: “Misschien is bewustzijn evolutionair gezien wel helemaal niet zo gewenst?” Intelligentie brengt wezens tot een punt dat hun theorieën niet meer bruikbaar zijn. Dat kennis zo complex is dat we machines en algoritmen nodig hebben die nog te begrijpen, met als gevolg dat we aan de zijlijn komen te staan; de mens, samen met de dodo, als een van de miljoenen dorre twijgjes aan de grote evolutieboom.
In 1962, toen hij dit boek schreef, stond de wereld op het punt zichzelf op te blazen: “The destruction of life on earth, which is entirely possible today, was not actually the goal of any of the discoverers of atomic energy.” Waarna hij alle grote technologische veranderingen waar wij binnenkort mee te maken krijgen, van robots tot nanotechnologie tot artificiële intelligentie, tot hun compleet logische maar bizarre conclusies trekt.
Het is bizar te bedenken dat Lem in het Polen van de jaren zestig vragen stelde die een genie als Hawking pas recentelijk leert stellen
De kans dat wij overheerst worden door een of andere supercomputer wijst hij van de hand. Projecten als het Brain Project, zou hij interessant, maar megalomaan vinden. Bewustzijn is waarschijnlijk nooit volledig na te bootsen. Maar zelfs simpele apparaten kunnen ‘slimmer’ zijn dan wij.
Aan de hand van de exponentiële toename van informatie legt hij uit dat de mens ‘machines’ zal gaan gebruiken om al die data te verwerken. Bedenk: hij heeft geen flauw idee wat voor machines, pc’s bestonden nog niet, laat staan iPhones. Dat hij op de tast toch tot zulke accurate observaties komt werkt zeer benauwend.
Hij voorspelt vervolgens dat het datavolume uit die machines ook te groot is zodat er weer meer nieuwe machines nodig zijn om het systeem te besturen. Volgens een ijzeren logica toont hij aan dat ons belangrijkste sociale contract (de economie) een zelfrunnend systeem wordt.
Hoewel wij nog wel bij machte zijn om in te grijpen, zullen we dat na een aantal pijnlijke fouten snel afleren, “turning us into well-behaved children.” Een soort 'controleurs' van machineprocessen. Bewustzijn geeft ons het gevoel dat we de baas zijn, maar in werkelijkheid geven we stukje bij beetje de macht over ons eigen lot uit handen aan een telraam.
Het is niet voor niets dat Stephen Hawking en Nick Bostrom, sinds tien jaar de meest vooraanstaande leden van het Future of Humanity Intitute van Oxford, kunstmatige intelligentie zien als het grootste gevaar voor het voortbestaan van de mens. Het is bizar te bedenken dat Lem in het Polen van de jaren zestig vragen stelde die een genie als Hawking pas recentelijk leert stellen. En zijn kijk op de wetenschap is absoluut origineel – een cadeautje bovendien, voor al jullie werkeloze kunstenaars en schrijvers.
KUNST VERSUS WETENSCHAP
Lem’s conclusie luidt dat om te overleven, we de zoektocht naar kennis ondergeschikt moeten maken aan creatieve activiteit – die hij imitological practice noemt. We moeten onze kennis niet gebruiken om nog meer kennis te verwerven, maar om een voor de mens zo veilig mogelijke leefomgeving te creëren.
We hebben de kennis al om dat te bereiken; nu moeten wetenschappers alleen nog een route uitstippelen. In zijn ogen is de wetenschapper een ontdekker en cartograaf in één. Een kunstenaar die ons de vergezichten voorhoudt van zijn verre reizen, opdat wij klootjesvolk weten waar we naartoe moeten, en elkaar niet met vuistbijlen te lijf hoeven gaan als we weer eens een patstelling in de discussie hebben bereikt.
Asscher zei in zijn toespraak dat we “beter onderwijs” nodig hadden, waarbij “niet de feiten, maar de creatieve analyse” voorop moet staan. In andere woorden: we moeten ons voorbereiden op de functie van ‘controleur’. Ik betwijfel of hij Stanislav Lem heeft gelezen, maar hij lijkt hiermee al tastend de eerste voorzichtige stapjes te zetten in het universum van Stanislav Lems’ gedachtegoed. Lees dit boek, het is waanzinnig.
LECTURE JONATHAN LOH
http://www.sg.uu.nl/opnames/back-to-the-future/declining-diversity
Around 7000 / 8000 years ago the expansion of human species across the world and the cultural diversification that happened around that time. Toolmaking became a fundamental part of that diversification. Tool making has evolved in all kinds of technology were maybe that we see today. So if we imagine that diversifying tree of life is it possible that there can be another form of diversification in some kind that cultural tree? I think its possible that this will happen in information technology. An hand axe is evolved in a hand wear computer and it could be that were now on the verge of an extraordinary diversification of computer technology.
Jonathan Loh
HUNDRED BIRDS PROJECT
http://100birds.mischel.com/bird-index/
TED TALK KOERT VAN MENSVOORT
Our desire to design our environment according to a idealist image of untouched nature
Technology becomes a invisible part of our environment.
The metal tree is not nature, it’s a simulation – a picture of nature like a landscape painting above your furniture.
The number of products that use nature to sell themselves.
Strategy 1 nature as aesthetics.
Strategy 2 promote a natural feeling
Strategy 3 brand it ECO friendly
Strategy 4 brand it ‘naturally made’
Natuur word door marketiers geromantiseerd. De dark side zoals ziekten, rotting en unpredictable worden niet genoemd.
What is nature and who decides that?
We can continue watching it on our TV screens but if we really want to understand our relationship with nature we have to start looking at the beginning.
With our science and technology we slowly and steadily transform our original natural environment into a world of design, at the same time our technological environment slowly grows beyond our control. One of the most important story’s of our time is that the born and made are fusing. Also our notions of nature and culture have been very complicated and are fusing as well. But maybe there not fusing for shifting.
Born nature that is completely controlled by people.
Diagram:
Right above is interesting: A group that seems to develop a sort of autonomy on their own. And here is the new view on nature: everything beyond control. And there we see an next nature appearing: nature caused by people. Traditionally we think of nature and technology as opposites. But now we see that our technology can also be naturalised. Electric light is completely normal to us, we don’t see it as a media or technology, although it started out as alien new technology. 1000 years ago agri-culture was a technological revolution, now we say this is organic farming. At the this was a profound intervention in the natural environment. Without cooking a average person has to eat 5 kilo’s of raw food. Cooking teaches us and allows us to consume more calories in less time. Which brought room to socialize more and to grow bigger brains. If we look at the development of greatest inventions, we realise that people by nature are; technological beings. No were not god, rather I think were catalysts of revolution?
Nature changes along with us. We have to et rid of the idea that nature is a aesthetic entity of the past, that is now threatened and has to be saved. There is another nature here, a dynamic nature and ones we have this different perspective the world looks a little bit different. Like bees and flowers, we are now co-evolving with our technology’s. Bio diversity is decreasing, but if you walk into the supermarket we also see a sort of diversity, There are now more patents filed on the planet then known species. How do we balance bio diversity and techno diversity? You could approach the financial system as a ecosystem, if we do that, how can we garden it’s complexity? Perhaps accountancy can still learn a lot from gardeners, which have all knowledge of semi autonomous complex ecosystems. How will we build? Will we continue building static structures of the blue print? Or will our architecture become more dynamic and integrated in the environment? Could guided wood be a new design principle? A map of the Internet, is that a natural phenomenon? We are not aware of the fact that from day 1 as humans we co evolving with technology. A change in mindset is necessary, we have to accept that we’ve created this techno biosphere, need to embrace its complexity and that its growing bigger then us. We need to find ways to guide its grow, rather then lingering the illusion of total control. And maybe we can learn from this biosphere to cooperate better with the techno sphere. We need to create a ecological intelligence to balance these two spheres. In the end it’s just one sphere that’s our planet.
https://www.youtube.com/watch?v=N3pUfj639hM#t=43
- 1 Catalysis is the increase in the rate of a chemical reaction due to the participation of an additional substance called a catalyst.[1] With a catalyst, reactions occur faster and with less energy. Because catalysts are not consumed, they are recycled. Often only tiny amounts are required.[2]
- 2 Een entiteit is iets wat een bestaan heeft. De term beklemtoont van ditgene de hoedanigheid dat het er is. In het Latijn is een ens een "zijnde" en is de entitas het "het er zijn van een zijnde".
BOOK: RECONNECTING CULTURE, TECHNOLOGY AND NATURE by MIKE MICHAEL
BOOK: NEXT NATURE by KOERT VAN MENSVOORT
BOOK: WHAT TECHNOLOGY WANTS by KEVIN KELLY
BOOK: DESIGN FOR SUSTAINABLE CHANGE by ANNE CHICK, PAUL MICKLETHWAITE
ECOLOGIE?
Ecologie (ook wel met de spelling: oecologie) als wetenschap is een onderdeel van biologie. De ecologie bestudeert de dynamiek van de wisselwerking tussen organismen, populaties of levensgemeenschappen (de biotische milieufactoren) en de relaties tussen organismen, populaties, levensgemeenschappen of landschappen en het niet-biologische milieu (de abiotische milieufactoren). De studie op het niveau van de soort heet ook wel autoecologie en op het niveau van de levensgemeenschap en ecosysteem heet gemeenschapsecologie of synecologie.
In de Angelsaksische wereld werd dit ecology, dat daar een iets andere, meer milieukundige en mens-gerichte, betekenis kreeg. In Nederland bestaan het meer biologische oecologie en meer milieukundige ecologie naast elkaar, maar het verschil vervaagt.
Het woord ecologie wordt ook gebruikt in andere betekenissen:
gerelateerd aan een beter milieu, in het bijzonder dat van de mens, meer praktisch, betreffende gedrag dat goed is voor mens en zijn milieu en voor de natuur (zie ecologische landbouw en EKO-keurmerk), gericht op een bepaalde levensbeschouwing (zie ecologisme). betreffende omgeving of netwerk van bijvoorbeeld een bedrijf.
Binnen de ecologie vinden we verschillende benaderingen. Sommige gaan uit van de soort en bestuderen de wisselwerking tussen een bepaalde soort en het milieu. Andere leggen de nadruk op de verspreiding van soorten in afhankelijkheid van het milieu, de zogeheten biogeografie. Weer andere stellen niet een soort maar een samenhangende set soorten centraal, een levensgemeenschap of een ecosysteem, en gaan na hoe de wisselwerkingen hiertussen plaatsvinden. Ecologen bestuderen bijvoorbeeld de opeenvolging van soorten bij verandering van het milieu, de zogeheten successie. Tenslotte zijn er ecologen die naar populaties kijken van soorten, en proberen te begrijpen hoe individuele organismen zich binnen populaties handhaven of hoe soorten zich in de loop van de evolutie ontwikkelen. Hieronder gaan we iets dieper in op enkele van deze benaderingen.
Design is increasingly recognizes as a key element of the contemporary focus on the need for greater ecological and sociental sustainability. Part I examanies the various potential roles for design in this context, by first considering 'what is design'? Design is traditionally discussed in terms of design disciplines and professions, and the industries they serve. DESIGN THINKING looks beyond there confines to suggest a wider role for design in addressing our biggest societal challenges. DESIGN ACTIVISM GOED EVEN FURTHER IN SUGGESTING MORE RADICAL WAYS IN WHICH DESIGN CAN TRANSFORM OUR SOCIETY AND THE WAY WE LIVE, BOTH NOW AND FOR THE FUTURE.
DESIGN IS TO DESIGN A DESIGN TO PRODUCE A DESIGN.
At first glance, the title of this chapter might not seem to make very much sense. Yet it uses the word design in four different but useful, wys. fierst design is a field or discipline. second, design is an action or process. third, a design is a concept, proposal or plan. finally, the outcome of a design process is also called design. It then asks if design is in fact an attitude, rather than a profession, available to all of us?
Creative idealists want to harness both design craft and design thinking as levers for political and societal change. New perspectives, ideas and technologies are being harnessed to push designing beyond being just a tool for business. When were surrounded by probems and challenges, design presents a positive approach to generating ideas, connections and solutions. this is evident in websites such as www.treehugger.com.
'New roles are constantly emerging as the designer becomes less a generator of ideas and more a facilitator of the generation of ideas.'
exhibitions of cooper-hewitt - designing for the other 90%
CELERY DESIGN COMPANY/ We integrate innovative materials and manufacturing processes, and design for the whole life cycle. But most importantly, we shift the focus from designing stuff to designing outcomes. We call this process designing backwards. The result is lasting, substantive change in the marketplace and in the world. Vb: the ecological guide to paper.
PROVOKATEUR COMPAY/ 'I wanted so set up an agency that did work that REDEFINES THE RULES.'
Design is not just about solving problems; it can also be about problem finding. design and designers can redefine problems to arrive at better solutions and outcomes. a design outcome may not always be a psychical, tangible product. it may be a service or a new way of doing things. in some cases, we may not need a new product, just a better way of integrating the products we already have in order to serve our needs. design is also too important, an too useful, to be used only by professional designers. the active participation of users in the design process can ensure more succesfull design outcomes. the emergence of open-source design is creating a collaborative remix culture in which the originator of an idea passes it on to others to take in new directions. 'Transformation design' asks designers to shape behaviour- of people, systems and organisations - as well as form. As such, its outcomes are often intangible, and certainly not confined to the traditional notion of a designed artefact. It asks us to accept an organisation as being a designed object. Transformation design projects have the following six characteristics:
1 Defining and redifining the brief
2 collaborating between disciplines
3 employing participatory design techniques
4 building capacity, not dependency
5 designing beyond traditional solutions
6 creating fundamental change
Design activism: The emerging idea of design activism unites the active nature of design and designing with strong political awareness. this chapter explores the often radical ways in which design is now being used as a form of direct action, to transform society and the ways in which we live. the emergence of design activism raises some interesting questions. can you be a design activist while working as a hired professional? How radical does design have to be in order to be considered activist?
Design is critical in addressing the various agendas of sustainability, because it can have significant (both positive and negative) economic, environmental and social ripple effects. Design can drive the dematerialization of products, processes, and services. More importantly, design can change our attitudes and behaviors. When starting to think about designing for sustainable change, designers need to be aware of the different ways they can begin to consider sustainability, its key issues and its evolving narratives.
The cradle to cradle design protocol/ Its a model for moving drom eco- efficiency to eco effectiveness in design and manufacturing. the books sets out a theoretical basis for managing material cycles so that natural materials and synthetic materials are kept apart to allow for effective material reprocessing and reuse. It's an example of biomimicry. NATURAL ECOSYSTEMS AND SUPREMELY EFFECTIVE IN MAINTAINING BALANCE BETWEEN THEIR SYSTEMS, IN CONTRAST TO HUMAN TECHNOLOGIES, EVOLVE OVER VERY LONG PERIODS OF TIME. HUMAN TECHNOLOGICAL DEVELOPMENT TENDS TO BE REVOLUTIONARY. CAN WE EVER CREAT AN INDUSTRIAL ECOLOGY (IN WHICH THE WASTE FROM ONE PROCESS BECOMES THE FOOD FOR ANOTHER) THAT TRULY MIMICS A NATURAL ECOSYSTEM SUCH AS A FORREST?
It's crucial to be valuing local knowledge and being human- centered but still responding to global themes.
BOOK: SCHELPEN EN BESCHAVING by GEERAT VERMEIJ
Hoe kan het zo zijn dat schelpen uit Florida zoveel mooier en diverser zijn dan de schelpen uit Florida? Deels natuurlijk doordat de weekdieren daar meer vijanden hebben en zich daarom beter moeten kunnen beschermen.Plus makkelijkere kalkafscheiding in warm water in Florida, onderzaak voor vormenrijkdom. Overeenkomsten tussen schelpen en menselijke samenleving: schelp-dragende dieren leven dus in een economie, een ecosysteem zoals wij dat noemen. De natuurlijk economie bestaat ook uit concurrentie en samenleving en andere processen als de economie van mensen. Dezelfde processen gelden voor beiden. Als we naar huizen kijken dan zien we gelijk wat voor hen belangrijk is, net als het 'huis' voor dieren en planten. Wat zijn de natuurlijke en economische omstandigheden waar deze dieren in zijn geevoluteert en wat zijn de economische omstandigheden die voor mensen belangrijk zijn? Er zijn natuurlijk gebieden waarin het veel moeilijker is voor mensen om te leven en waar er veel minder banen zijn ontstaan. Ik zie dus nauwe verbanden tussen het ecologisch functioneren van een soort, plant of dier en het economisch functioneren van een baan of occupatie van mensen. We zijn allemaal levende wezens die concurreren en samenwerken. in zijn boek: een organisme vormt een soort van hypothese van zijn omgeving. Als je dus naar de eigenschappen kijkt van een dier dan zie je in de vorm, in het gedrag wat voor dat organisme belangrijk is op een evolutionair niveau. Natuurlijke selectie heeft die soort opgebouwd omdat de oorzaken van vijanden bijv of productiviteit, die samen defenieren eigenlijk wat de vorm of gedrag van een organismen zal zijn. datzelfde geval zien we onder mensen, in ons geval geen natuurlijke selectie maar culturele selectie. Net als in de wetenschap stellen wij ook hypothesen, om opzoek te gaan naar de waarheid. dat geld ook voor organisme: Wat is voor hen de belangrijkste omstandigheid waaraan zij zich moeten aanpassen. er zijn eigenschappen va organismen zoals intelligentie en hoog metabolisme die zo nuttig zijn in zoveel omstandigheden dat op den duur die zullen ontstaan. Misschien zou een mens achtig dier of met menselijke eigenschappen zijn ontstaan in andere groepen omdat deze sociale en intelligente eigenschappen ook voorkomen bij bijv kraaien en gaaien, en je misschien wel een pijl in de toekomst kunt trekken dat deze eigenschappen hoe dan ook zullen evolueren omdat ze in zoveel situaties ten goede komen. Ik denk dus meer aan organisme als deelnemers van een economie ipv als afzonderlijke afhankelijke soorten. De grootste stroming ziet evolutie als iets abstract ipv economisch. Toeval speelt natuurlijk ook een hele belangrijke rol, daardoor word het bijna een soort religieus element. Voor mij is aanpassing een veel belangrijker principe dan toeval in de evolutie. Voor de meeste mensen in het belangrijker om andere mensen goed waar te nemen ipv de natuur.
STEPHAN JAY GOULD
Stephen Jay Gould (New York City, 10 september 1941 - 20 mei 2002) was een Amerikaans paleontoloog, geoloog en evolutiebioloog. Bij het grote publiek is hij vooral bekend geworden om zijn essays en populair-wetenschappelijke boeken, met name over evolutie. Goulds belangrijkste bijdrage aan het evolutionaire denken was de theorie van punctuated equilibrium, die hij opstelde samen met Niles Eldredge. In Nederland werd hij ook bekend door zijn deelname aan de televisieseries Een Schitterend Ongeluk (1993) en Van de Schoonheid en de Troost (2000).
Levensloop[bewerken] Gould groeide op in een niet-religieus, marxistisch Joods gezin. Op vijfjarige bezocht hij het American Museum for Natural History, waar het skelet van een Tyrannosaurus Rex een blijvende indruk op hem maakte. Op school kreeg Gould de bijnaam 'fossilface': naast honkbal waren fossielen zijn grote passie.[1]
Als student zette Gould zich in tegen racisme en tegen de Vietnamoorlog. Vanaf 1967 werkte hij aan Harvard University, waar hij vanaf 1973 actief was als hoogleraar in de geologie. In deze tijd ontstond één van de leidende thema's uit zijn omvangrijke oeuvre: de volwassenwording van de paleontologie. Gould wilde aantonen dat de paleontologie over een eigen methode beschikte, die onmisbaar was om het proces van macroevolutie te begrijpen.[1] Centraal voor die methode was de theorie van het punctuated equilibrium [2], die hij in 1972 stelde hij samen met zijn voormalige medestudent Niles Eldredge presenteerde.
In de jaren '80 raakte Gould verwikkeld in het debat over sociobiologie, waarin hij zich een fel tegenstander toonde van adaptationisme. 1982 werd een zeldzame, bijna altijd fatale, vorm van kanker (mesothelioom aan het buikvlies) bij hem geconstateerd, een ziekte die hij echter overwon. Zijn gevecht met deze ziekte staat beschreven in zijn boek 'Full House' (1996).
In 1992 onderscheidde de Linnean Society of London hem met de Linnean Medal. In 2002 kreeg hij de AIBS Distinguished Scientist Award van de American Institute of Biological Sciences en in 2008 kreeg hij postuum de Darwin-Wallace Medal toegekend.
Zijn oudste zoon Jesse lijdt aan autisme, wat hem inspireerde tot het boek The Mismeasure of Man.
In 2002 overleed hij aan een andere vorm van kanker dan waar hij in 1982 aan leed.
Essayist[bewerken] Stephen Jay Gould is onder het grote publiek bekend geworden door de 300 maandelijkse essays die hij vanaf 1974 onafgebroken publiceerde in het tijdschrift Natural History, en regelmatig als bundel werden uitgegeven. In zijn werken verdedigde hij de evolutietheorie. Hij bestreed het creationisme en benoemde wetenschap en religie als niet-overlappende terreinen (NOMA: Non Overlapping Magisteria).
Zijn publicaties riepen soms weerstand op bij andere evolutiebiologen, vooral bij degenen met wie hij eerder ruzie had gehad. Stephen Jay Gould was niet geporteerd van de sociobiologie en de daarvan afgeleide evolutionaire psychologie. Zijn kritiek op de sociobiologie (en de nadruk daarin op de - evolutionaire - selectie van genen), betrof dat hierin naar zijn mening te weinig aandacht was voor selectie op hogere niveaus, onder meer op het niveau van soorten. Verdedigers van de sociobiologie en evolutionaire psychologie als Richard Dawkins, Daniel Dennett en Steven Pinker vielen Gould weer aan, o.a. in The Blind Watchmaker (Dawkins) en Darwin's Dangerous Idea (Dennett). Samen met Richard Lewontin bracht Gould het begrip spandrel (zwik) in zwang voor een eigenschap van een organisme waar niet op geselecteerd wordt, maar dat een noodzakelijk gevolg is van andere eigenschappen[3].
In zijn boek Wonderful Life bespreekt Gould de fossielen die gevonden zijn in de Burgess Shale. Hij vindt daartussen vele volstrekt andere bouwplannen van organismen dan die tegenwoordig voorkomen. Zijn conclusie is dat als de evolutie nogmaals zou plaatsvinden, dat de kans zeer klein is dat de huidig voorkomende phyla weer zouden overleven: evolutie is onvoorspelbaar. In dat boek prijst hij Simon Conway Morris, die in de jaren '70 als promotie-onderzoek de fossielen van de Burgess Shale classificeerde. Opmerkelijk genoeg publiceerde Conway Morris in 2003 het boek Life's Solution waarin hij stelt dat het leven vanwege convergente evolutie noodzakelijk evolueert tot levensvormen zoals wij die kennen [4] .
GOOF KLOOSTERMAN/ GLAMCULT INTERVIEW
Goof Kloosterman is an artistic researcher who's not particularly fond of language but loves to explore the ways messages are transmitted. 'Im fascinated by the way things come acros and by the transformations they undergo' he says, 'but i dont like language so much. the difficult thing is that ir was invented to express clear goals, but it can be interpretated in so many different ways. you can never say you know something for a fact, just after reading something.' he states. he prefers it when people try to experience things themselves. this is also something he likes to stimulate with his work. ' i dont really have something to say to the public. im not really engaged in the politics of my art. the good thing about working within the arts is the fact that i can do research in a current field of interest without having to justify myself. I just try and excite that same curiosity in people.'
Waarom klimaatverandering geen plaats heeft in onze verhalen
Door WESTER VAN GAAL February 27, 2015 // 12:30 PM CET Onlangs stuitte ik op het uitstekende woord “hyperobject,” een filosofisch concept geïntroduceerd door de ecotheoreticus Timothy Morton. Hyperobjecten zijn gebeurtenissen, systemen of processen die te complex zijn, te groot en te verspreid over tijd en ruimte voor mensen om te begrijpen:
“Black holes are hyperobjects; nuclear materials such as uranium and plutonium, with their deep-time half-lives, are hyperobjects; global warming and mass species extinction are hyperobjects. We know, we live with, the local effects of these phenomena, but mostly they are quite literally beyond our ken. In one sense they are abstractions; in another they are ferociously, catastrophically real.”
Klimaatverandering als hyperobject. De gevolgen ervan staan dagelijks in de krant, maar een intelligente maatschappijbrede discussie lijkt verder dan ooit. Er heerst een collectieve blinde vlek. Ondanks dat de rampen die in verband worden gebracht met klimaatverandering vorig jaar een recordbedrag van 500 miljard hebben gekost, kwam bij maar 6% van aanwezigen van het World Economic Forum in Davos het klimaat voor in de top 20 van prioriteiten. Klimaatverandering is een dooddoener op feestjes, kranten verkopen er niet beter door, politici winnen er geen stemmen mee, wetenschappers maken er geen vrienden mee bij hun machtige geldschieters en kunstenaars, schrijvers en filmmakers weten niet hoe het in een vorm te gieten.
Klimaatverandering leeft niet, omdat het te complex is om te ‘vertellen.’
EEN VERHAAL UIT 2393
Toen wetenschapshistorica en klimaatactiviste Naomi Oreskes bij haar kapster zat en vroeg of zij zich zorgen maakte over het klimaat, antwoordde de kapster: “nee, want wetenschappers weten toch niet precies hoe het zit.” Naomi's pony moest een eindje omhoog zijn gesprongen toen ze dat hoorde, want ze had net de resultaten van 1000 willekeurige klimaatonderzoeken (zo’n 10% van het totaal) met elkaar vergeleken, en allemaal waren ze het er over eens dat de aarde opwarmt en dat de mens de oorzaak is. Zelden is er meer overeenstemming bereikt in een onderzoeksveld, en toch speelt klimaatverandering nauwelijks een rol van betekenis in de populaire cultuur.
Het zette haar ertoe aan The Collapse of Western Civilization: a view from the future, te schrijven. Het is een ijzingwekkend essay uit de toekomst, geschreven door een Chinese wetenschapper in het jaar 2393. We komen weinig van hem te weten, behalve dat hij in een wereld woont waar nog maar 500 miljoen mensen wonen, in nieuwe staatkundige entiteiten als De VS van Noord-Amerika of de Nordo-Scandinavische Unie. We leren dat de periode 1988-2093 de geschiedenis in is gegaan als De Periode van Penumbra, de tijd dat er een schaduw over ons heen viel, ‘a second dark age.’
In ongeveer zestig pagina’s beschrijft de fictieve wetenschapper het wanstaltige beleid van onze tijd en de gevolgen van dien: in de verleden tijd. De politieke besluiten zijn echt, en de gevolgen daarvan zijn volgens de laatste modellen accuraat. We weten bijvoorbeeld heel goed dat als de West-antarctische en Groenlandse ijskappen inklappen, het water abrupt acht meter stijgt en dat dan de kans groot is dat 1,5 miljard mensen ontheemd raken.
Het belangrijkste argument van onze Chinese historicus is dat de wetenschap zich te makkelijk aan de kant heeft laten schuiven door het “carbon combustion complex,” een mooie benaming voor iedereen die belangen had bij het op grote schaal verbranden van fossiele brandstoffen; zowat iedereen dus. De wetenschap was volgens de historicus te versnipperd en te specialistisch om het overzicht te behouden. Een tweede hindernis was de al te strenge naleving van het consensusprincipe. Over elk wissewasje moest 95% van de wetenschappers het eens zijn, waardoor men verstrikt raakte in nuances en niet eensgezind kon optreden vóór verandering. Op pagina één , schrijft de fictieve wetenschapper ademloos:
“Even today, two millennia after the collapse of the Roman and Mayan empires and one millennium after the end of the Byzantine and Inca empires, historians, archaeologists, and synthetic-failure paleoanalysts have been unable to agree on the primary causes of those societies’ loss of population, power, stability, and identity. The case of Western civilization is different because the consequences of its actions were not only predictable, but predicted.”
Tijdens het lezen denk je continu: “waarom deden die eikels niets?” Maar natuurlijk zijn wij het, die niets doen. Terugkijkend heb je overzicht, en is er volgens Oreskes geen ruimte meer voor ons grootste talent, dat nu blijkt ook een gevaar te kunnen zijn: optimisme; de gedachte dat alles wel goed komt, ook al wijst alles op het tegendeel.
Maar Collapse is meer dan een nuttig denkspel. Het is een poging om klimaatverandering inzichtelijk te maken door het in een menselijk verhaal te plaatsen.
O my god, Cli-fi!
“De klimaatbeweging heeft alles, ze hebben wetenschappers, lobbyisten en beleidsmakers – ze hebben alleen niet de steun van de massa,” zei Bill McGibben, een vooraanstaand klimaatactivist, vorig jaar tegen de New Yorker.
Het probleem waar klimaatactivisten mee worstelen is: hoe bereik je de massa? Niemand heeft er een goed antwoord op. Marcel van Dam zei vorig jaar dat er een grote ramp nodig was voordat we iets aan het klimaatprobleem zouden doen. Ook Naomi Klein (andere Naomi!) strooit in haar laatste boek This Changes Everything rijkelijk met rampen, duidelijk in de hoop een ‘actie van onderop’ te ontketenen. “It takes everyone!!”
Rampen worden ingezet als ‘bewijs’ voor klimaatverandering, maar de vraag is of dat mensen ook echt aanspoort met z’n allen de barricades op te gaan. Non-fictie zoals wij die nu bedrijven is maar beperkt geschikt om een complex proces als klimaatverandering op ‘de massa’ over te brengen. De realiteit die de wetenschap en journalistiek ons geeft, is versnipperd, omdat de regels die ervoor moeten zorgen dat we geen onzin uitkramen (denk aan hoor en wederhoor en een al te streng consensusprincipe) een eenduidig verhaal in de weg zitten.
Klimaatverandering is net als de kosmos een hyperobject. Het is niet voor niets dat Carl Sagan en Neil Degrasse Tyson in een Ship of the Imagination door het universum zoeven, anders zouden zij nooit op een begrijpelijke manier hun verhaal kunnen vertellen. Ze zouden er uren en uren over doen om uit te leggen hoe ver de zon is, of hoe klein een proton is. De werkelijkheid is te groot (of te klein) om te begrijpen, en je moet afstand nemen van de dagelijkse realiteit wil een mens er iets van begrijpen.
In Collapse neemt Oreskes ons als het ware mee in haar Ship of the Imagination, naar het jaar 2393, en onderweg vermengt ze wetenschap met de kracht van het verhaal. In de kosmologie is het een beproefde methode, in de klimaatwetenschappen is het nog helemaal nieuw. Althans, bijna nieuw. In Amerika hebben ze er al een woord voor: Cli-fi, oftewel Climate Fiction.
EEN NIEUWE WERELD MOET JE BOUWEN.
De vraag of je met fictie wel de massa bereikt, daarover verschillen de meningen. Ik heb in elk geval niet het doorslaggevende bewijs. In zijn paper The Future of the mass Audience berekende sociaal wetenschapper Russel Neumann dat maar 10% van de samenleving fictie krijgt te verteren.
Maar als je even nadenkt, is het logisch dat in de verspreiding van kennis verschillende media aan bod komen. Kennis is een osmotisch proces. Het kruipt door de wanden van wetenschap naar filosofie en literatuur en stroomt over van de beeldende kunsten in film en televisie, en vloeit weer terug, en dat alles veel minder overzichtelijk dan dit. Elke ‘actie van onderop’ begint bij de verhalenvertellers.
Hoewel fictie ook het rijk van escapisme is (The Lord of the Rings was ooit een reactie op de verschrikkingen van de eerste wereldoorlog, maar geldt nu als ideaal vakantieland voor de ontheemden van de prestatiemaatschappij) is er een groep schrijvers opgestaan die onze omgang met de wereld centraal stelt. En cli-fi is niet allemaal ‘genre’-pulp die achteloos tussen de boeketreeksen en de kast met fantasy staan gepropt. Margeret Atwood’s The Year of the Flood en Peter Heller’s The Dog Starszijn rijkelijk geprezen. In Nederland is de autobiografische roman nog altijd alleenheerser, dus er is helaas nog geen cli-fi van achter de dijken, maar we kunnen ons ermee troosten dat een van de grootste cli-fi sensaties van dit moment, Jeff VanderMeer uit Tallahassee Florida, aankomende zaterdag op het Sonic Acts Festival een lezing geeft in Paradiso.
VanderMeer schreef vorig jaar de trilogie The Southern Reach. De drie romans Annihilation Authority en Acceptance spelen zich af in de nabije toekomst, en hoewel die toekomst niet echt gezellig is, is het ook geen apocalyptisch schrikbeeld. Het gaat even kort gezegd over een groep wetenschappers die een mysterieuze wildernis verkennen, ‘Area-X’, die nog geen dertig jaar eerder voor de kust van Florida spontaan is ontstaan. Zijn voornaamste doel is “laten zien hoe mensen met hun omgeving omgaan.”
Alles in Area-X is anders. Het leven is er te uitbundig, de lucht is te vol vogels en het gras groeit er te dicht op elkaar. Steeds als iemand iets denkt te begrijpen, glibbert de logica ze weer door de vingers. Area-X is een Hyperobject, totaal buiten elk menselijk referentiepunt. De ‘wetenschappers’ zijn totaal niet in staat om het gebeid te begrijpen, en gaan zich steeds minder als zichzelf gedragen, en, tsja: steeds meer als mensen. Ze bakenen gebied af, willen PERSE weten ‘hoe het zit,’ falen, sterven of worden gek. Het leven in Area-X is een quixotisch gevecht. Het beste dat je kunt doen is je maar ‘aanpassen.’
En hiermee zijn we aanbeland op het slotakkoord van vandaag.
Inmiddels heeft Paramount Pictures de filmrechten gekocht van VanderMeers trilogie. Te zien aan de hoeveelheid cli-fi bestsellers die de laatste tijd op de markt komen, zullen we dit soort verhalen, met enige vertraging, vaker zien op het grote scherm. En dat biedt hoop dat biedt hoop dat de ideeën waar Oreskes, Klein, VanderMeer en van Dam mee rondlopen, een breder publiek kunnen vinden.
Want ook al lezen maar weinig mensen, fictie is de brug die we nodig hebben om een hyperobject als de klimaatverandering te begrijpen. Zonder verhalen is klimaatverandering niet meer dan een vervelend riedeltje, dat je zachter kunt zetten als het geluid je niet bevalt. Dat er in Nederland voor zover ik weet geen enkele auteur of filmmaker het belangrijkste verhaal van onze tijd probeert te vertellen, uit overtuiging dat ze toch geen impact hebben, of gewoon uit desinteresse, is een van de grotere flaters van de artistieke wereld op dit moment. Of zoals Henry Miller het ooit zei (en ik parafraseer): “get your head out of your ass because the world is rich in treasures.”
Als onderdeel van het Sonic Acts festival geeft 'Cli-fi' schrijver Jeff VanderMeer een lezing in Paradiso aanstaande zaterdag.
THEMA'S: klimaatverandering, sciencefiction, science, fiction, sci-fi, cli-fi, hyperobject, fictie
CO EVOLUTION IN THREE NATURES
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/16011823
Within a dynamical-systems framework, human behavior is seen as emergent from broad evolutionary processes associated with three basic forms of nature. First nature, matter, emerged from the big bang some 12-15 billion years ago; second nature, life, from the first bacteria up to 4 billion years ago; third nature, ideology and cultural artifacts (e.g., institutions and technology), with a shift to self-reflective, symbolic thought and agrarianism in humans some 8-40 thousand years ago. The co-evolution of these three natures has dramatically altered human behavior and its relationship to the whole planet. Third nature has infused human minds with several powerful ideas, or memes, including the idea of progress. These ideas have fueled the evolution of a complex institutional order (e.g., political systems and technology) and myriad attendant global problems (e.g., wars and environmental degradation). The human brain/mind is seen as the primary medium by which third nature governs human behavior and, therefore, self perpetuates.
WILL THE CO EVOLUTION OF HUMANS AND MACHINES CHANGE OUR LIVES?
PSFK chats with Parag and Ayesha Khanna to get their take on how the coming 'Hybrid Age' will develop and how we can avoid an all out battle between the two sides.
SCOTT LACHUT, PSFK LABS 21 JULY 2012ARTS & CULTURE
According to Technology Futurists Parag and Ayesha Khanna, civilization is on the verge of a new trajectory, where instead of simply co-existing with technology, humans are starting to co-evolve with it. This dramatic shift is what defines, the Hybrid Age, the subject of the Khannas’ new book, Hybrid Reality: Thriving in the Emerging Human-Technology Civilization. In it, they explore the impacts of a world where technology is increasingly ubiquitous, intelligent and social.
We had a chance to catch up with Parag and Ayesha and get their thoughts on how this co-evolution will improve our quality of life and how we can avoid an all out battle between humans and machines. Following the interview, they’ve also given us the opportunity to share an excerpt from the book.
Tell us a little more about Hybrid Reality – we’re in the Information Age right now, what is the Hybrid Age?
The Hybrid Age is the frontier of the Information Age. Our historical eras are additive: look at how so much of the world is just now industrializing! So as information technologies merge with biology, physics, neuroscience and a host of other disciplines, we have to look beyond just IT into what new pattern of socio-technical relations is emerging. For us, the Hybrid Age reveals itself as technologies merge with each other and we increasingly integrate with technology – both at the same time.
What are the key factors driving this shift?
The drivers are technologies that are more ubiquitous, intelligent, social and integrated than ever before. Integration refers to the physical human-technology nexus referred to earlier. Ubiquity is about smart sensors and other innovations essentially coating our habitats, particularly dense and modern cities, relaying information seamlessly through the Internet of Things. Intelligent and social go hand-in-hand, but are different. The fact that our relationship with technology is now a two-way street is manifest both in trends such as artificial intelligence as well as the increasingly emotional relationships we are developing with robots.
As we look ahead at the relationship between human and machine, how soon do you see implantable technology becoming widely adopted? Are we 5 or 20 years away?
There are numerous examples of such implants already growing from trials to wider deployment, whether bio-sensors that send signals based on the body’s receptivity to medicine dosages to synthetically printed organs that could address the shortfall in liver transplants, and also brain-computer interfaces which are currently assisting the disabled but can certainly augment anyone as their testing becomes more widespread. Each may take its own course, but no doubt within a decade we’ll be much further along in scale than we are now.
How will this closer relationship with technology help improve people’s lives?
We believe in a healthy co-evolution with technology. New bio-technologies could improve our ability to concentrate and achieve our goals and even live longer and healthier lives. Driverless cars could allow us to spend more time with family and reduce automobile accidents. Mobile phones are becoming platforms for tele-medicine. The list goes on and on. There are downsides, drawbacks, trade-offs and unintended consequences to every technology, but fearing the consequences doesn’t prevent them from emerging. We have to anticipate these consequences and work to minimize the downside.
Is it possible to ‘check’ the power of technology? In the Hybrid Reality, will technology ‘control’ us?
We are still very much in the driver’s seat when it comes to technology. It may seem like a race between rapidly emerging innovations and our awareness of their impact, but the latter is ever more attainable given the rapidly broadening access to information and deepening discourse about the social implications of technology. That’s what the Hybrid Reality Institute is all about.
An excerpt from the book follows below:
The Hybrid Age will unfold in the first truly global era. East and West, North and South, are now talking, trading and competing with each other on increasingly equal terms. For many it feels as close to a fresh—if sobering—start as one could imagine. For the United States, centuries of exceptionalism and hegemony are usurped by a world of ever-shifting alliances; China grasps for global influence far greater than any previous dynasty; Arab conspiratorial legacies give way to the sober reality of self-reliance; Africa and Latin America are for the first time players rather than pawns on the world’s chessboard. Transportation and communication networks have achieved nearly universal scale and are the conveyor belts for technological diffusion.
In the 1970’s, the Tofflers estimated that several million people around the world were “living in the future”: They flew intercontinentally, traded on capital markets, used fax machines, and were becoming postnational “Davos men.” By those standards, today several million people in Tokyo alone ”live in the future,” and many millions belong to the global commuter class. To envision life in the Hybrid Age, it helps to travel and be imaginative, but it is even more useful to observe children, who are uninhibited in their creative interactions with technology. Half the world’s population is under the age of 25. Today’s millennials (or Generation Y) are referred to as “digital natives,” but it is Generation Z (today’s toddlers) for whom the flux of hybrid reality will be normal. Today they play with coins and keyboards; tomorrow those will be artifacts. “Something has changed in the relationship between young and old,” wrote the Tofflers. In the Hybrid Age, we need translation across generations more than across cultures. Each of us has a biological age and a technological age—often in inverse proportion. Much like product generations, today one biological generation can contain four or five psychological ones with respect to technology. It is the young who are the earliest adopters of new technologies and develop fluency in the their techniques and idioms.
http://www.psfk.com/2012/07/hybrid-reality-human-machine-coevolution.html
HOW DOES TECHNOLOGY WORKS?
http://amara.org/nl/videos/oioIUqpkIquG/nl/817751/
http://www.mixedgrill.nl/2013/09/25/video-de-evolutietheorie-uitgelegd/
Mechanismes van Evolutie ¶
0:07 - 0:10
Wat is evolutie?
0:10 - 0:14
Evolutie is de ontwikkeling van
leven op aarde
0:14 - 0:17
Dit is een proces dat
miljarden jaren geleden is begonnen...
0:17 - 0:20
... en vandaag nog steeds doorgaat.
0:20 - 0:22
Evolutie vertelt ons hoe het mogelijk is...
0:22 - 0:25
...dat de enorme diversiteit
van leven kan ontstaan.
0:25 - 0:28
Het laat zien hoe primitieve protozoën...
0:28 - 0:31
... de miljoenen verschillende soorten
kunnen worden die we zien.
0:34 - 0:39
Evolutie is dus het antwoord op de vraag
die we ons allemaal stellen...
0:39 - 0:43
... als we een teckel en een deense dog zien:
0:43 - 0:50
hoe kan het dat voorouders
nakomelingen hebben, die zo anders zijn?
0:50 - 0:58
Bij het antwoord focusen we op dieren,
en negeren we schimmels en planten.
0:58 - 1:05
De eerste vraag is dus: hoe ontwikkelt
een diersoort zich in een andere soort?
1:05 - 1:09
Ah, maar eerst een korte vraag:
1:09 - 1:12
Wat is precies een soort?
1:12 - 1:18
Een soort is een groep dieren die
in staat is nageslacht te produceren...
1:18 - 1:22
... waarbij dat nageslacht ook in staat is
om voort te planten.
1:22 - 1:27
Om dat antwoord beter te begrijpen, moeten
we de volgende punten beter bekijken:
1:27 - 1:34
Het uniek zijn van dieren, gegarandeerd
door het vele nageslacht en erfelijkheid,
1:34 - 1:37
en, als tweede punt, selectie.
1:38 - 1:41
We beginnen met het uniek zijn.
1:41 - 1:47
Elk wezen dat bestaat is uniek, en dit is
essentieel voor evolutie.
1:47 - 1:51
De wezens van een soort lijken misschien
sterk op elkaar en hun ouders,
1:51 - 1:56
echter, ze hebben ieder verschillende
kenmerken en eigenschappen.
1:56 - 2:02
Ze zijn misschien groter, dikker, sterker
of dapperder dan hun soortgenoten.
2:03 - 2:05
Wat is de reden van deze verschillen?
2:05 - 2:09
We bekijken dit wezen van dichterbij.
2:09 - 2:12
Elk wezen bestaat uit cellen.
2:12 - 2:14
Deze cellen hebben een celkern.
2:14 - 2:21
De celkern bevat chromosomen, en
de chromosomen bevatten het DNA.
2:21 - 2:24
DNA bestaat uit verschillende genen,
2:24 - 2:29
en het zijn deze genen die
de informatie over het leven dragen.
2:29 - 2:37
Ze bevatten de instructies voor de cel, en
bepalen de kenmerken die elk wezen heeft.
2:37 - 2:41
En het is dit DNA wat uniek is
voor elk wezen.
2:41 - 2:50
Het verschilt iets tussen individuen, waar-
door ieder verschillende eigenschappen heeft.
2:50 - 2:54
Maar hoe ontstaat deze enorme variatie in DNA?
2:56 - 3:00
Een belangrijke factor is de overvloedige
producie van nageslacht.
3:00 - 3:04
In de natuur zien we dat wezens vaak
veel meer nageslacht produceren dan nodig...
3:04 - 3:09
...voor het voortbestaan van de soort,
en veel nakomelingen sterven een vroege dood.
3:09 - 3:14
Vaak zijn er zelfs meer nakomelingen dan
het milieu in stand kan houden.
3:14 - 3:18
Dit is één factor in de vergroting
van diversiteit in een soort:
3:18 - 3:23
hoe meer nakomelingen, hoe meer
verschillen er voorkomen.
3:23 - 3:29
Dit is wat de natuur wil: zo veel mogelijk
kleine verschillen.
3:30 - 3:35
De tweede belangrijke factor van uniek zijn
vindt plaats in de erfelijkheid.
3:36 - 3:42
Trouwens:
Erfelijkheid is het doorgeven van DNA naar nageslacht.
3:42 - 3:47
In dit proces zijn twee zeer interessante
factoren aanwezig:
3:47 - 3:50
Recombinatie en Mutatie.
3:51 - 3:56
Recombinatie is het willekeurig mengen
van het DNA van twee wezens.
3:56 - 4:01
Als twee diertjes verliefd worden en paren,
recombineren ze hun genen tweemaal.
4:02 - 4:06
De eerste keer doen ze dat zelf, bij het
produceren van de gameten,
4:06 - 4:09
oftewel: sperma- en eicellen.
4:10 - 4:13
De gameten nemen de helft van de genen,
en mengen ze.
4:14 - 4:19
De tweede recombinatie vindt plaats
wanneer een mannetje een vrouwtje bevrucht
4:20 - 4:23
De ouders leveren ieder 50% van hun DNA,
4:23 - 4:27
met andere woorden: 50% van hun
unieke kenmerken en eigenschappen.
4:28 - 4:33
Deze worden gerecombineerd of gemengd,
en het resultaat is nieuw nageslacht.
4:34 - 4:38
Deze nakomelingen hebben een willekeurige
mix van hun DNA, en dus...
4:38 - 4:41
van de kenmerken en eigenschappen van
hun ouders.
4:41 - 4:46
Dit bevordert de diversiteit en verschillen
binnen een soort nog verder.
4:48 - 4:52
Maar mutaties zijn ook belangrijk
voor evolutie.
4:52 - 4:56
Mutaties zijn willekeurige wijzigingen
in DNA.
4:56 - 5:00
Ze worden ook beschreven als
kopiëerfoutjes in DNA,
5:00 - 5:05
aangespoord door giffen of andere chemische
stoffen, of door straling.
5:06 - 5:10
Het is een mutatie als
een deel van het DNA is gewijzigd.
5:11 - 5:16
Deze veranderingen zijn vaak negatief en
kunnen tot ziekten leiden, zoals kanker.
5:16 - 5:22
Ze kunnen echter ook neutraal of positief
effect hebben, zoals blauwe oogkleur, ...
5:22 - 5:25
... wat ook zo'n willekeurige mutatie is.
5:26 - 5:33
In ieder geval moet een mutatie een gameet,
een sperma- of eicel, beïnvloeden ...
5:33 - 5:38
... omdat enkel het DNA in de gameten
wordt doorgegeven naar nageslacht.
5:38 - 5:42
Dit is ook de reden dat we geslachtsorganen
beschermen bij röntgenfoto's...
5:42 - 5:45
... terwijl andere lichaamsdelen
geen risico lopen.
5:45 - 5:53
Samengevat: in erfelijkheid geven wezens
hun eigenschappen door via DNA.
5:53 - 5:59
Recombinatie en mutatie veranderen het DNA,
zodat elk kind verschilt en...
5:59 - 6:05
... een willekeurige mix van de
eigenschappen van zijn ouders krijgt.
6:06 - 6:10
Het sleutelwoord hierbij is: willekeurig.
6:10 - 6:13
Al deze processen zijn gebaseerd op toeval.
6:13 - 6:17
Willekeurige recombinaties en mutaties
resulteren in individuen met...
6:17 - 6:20
... willekeurige samenstellingen van
kenmerken en eigenschappen.
6:20 - 6:23
Deze mixen deze ook weer willekeurig,
en geven ze weer door.
6:26 - 6:28
Maar hoe kan zoveel aan toeval liggen, ...
6:28 - 6:32
... als alle wezens zo goed zijn
aangepast aan hun omgeving?
6:32 - 6:39
Bijvoorbeeld de wandelende tak,
de kolibrie, en de hengelvis.
6:40 - 6:44
Het antwoord wordt geleverd door
het tweede kernpunt: selectie.
6:44 - 6:50
Elk individu wordt onderworpen aan een
proces van natuurlijke selectie.
6:50 - 6:55
Zoals we hebben geleerd, is elk individu
iets verschillend van zijn naasten...
6:55 - 7:00
... en is er behoorlijke variatie
binnen een soort.
7:00 - 7:04
Omgevingsinvloeden hebben een
effect op levende wezens.
7:04 - 7:09
Deze zogeheten selectiefactoren omvatten:
roofdieren, parasieten, ...
7:09 - 7:15
... dieren van dezelfde soort, gifstoffen,
veranderingen in het milieu of het klimaat.
7:15 - 7:20
Selectie is een proces waar elk wezen
aan wordt onderworpen.
7:20 - 7:25
Elk wezen heeft een unieke samenstelling
van kenmerken en eigenschappen.
7:25 - 7:31
Deze samenstelling helpt ze te overleven
in hun omgeving — of niet.
7:32 - 7:36
Iedereen met een ongeschikte samenstelling
wordt geselecteerd door de omgeving.
7:39 - 7:41
Degenen met de goede samenstelling overleven,
7:41 - 7:45
en kunnen hun betere kenmerken
en eigenschappen doorgeven.
7:47 - 7:50
Daarom is diversiteit zo belangrijk
7:50 - 7:56
Daarom doen dieren zo veel moeite om zo
verschillend mogelijk nageslacht te krijgen.
7:56 - 8:02
Ze vergroten de kans dat tenminste één van
hun kinderen het selectieproces overleeft.
8:02 - 8:04
Ze maximaliseren hun kans van overleven.
8:06 - 8:11
Een goed voorbeeld hiervan is te vinden in
een groep vinken op een afgelegen eiland.
8:11 - 8:17
Ze zijn beroemde dieren in de wetenschap
en staan bekend als Darwinvinken,
8:17 - 8:20
naar hun ontdekker: Charles Darwin.
8:20 - 8:23
En dit is het verhaal van die vinken.
8:23 - 8:27
Een paar honderd jaar geleden waaide een
groep vinken naar de Galápagos-eilanden...
8:27 - 8:31
... midden in de Grote Oceaan,
waarschijnlijk door een grote storm.
8:32 - 8:37
De vinken belandden in een omgeving die
compleet nieuw voor hen was:
8:37 - 8:42
Een waar vinken-paradijs, met een overvloed
aan eten en zonder roofdieren.
8:43 - 8:45
Ze plantten zich snel en veelvuldig voort.
8:45 - 8:51
De eilanden zaten snel tjokvol vinken,
waardoor voedsel schaars werd.
8:51 - 8:56
Het vinkenparadijs werd bedreigd door
hongersnood, en vrienden werden concurrenten.
8:56 - 8:59
Hier greep selectie in:
8:59 - 9:04
Hun individualiteit en kleine verschillen,
in dit geval hun verschillende snavels,
9:04 - 9:09
betekende dat sommige vogels niet hoefden
te concurreren met de andere vinken.
9:11 - 9:16
De snavels van sommige vinken waren
geschikt om te graven naar wormen.
9:16 - 9:21
Andere vinken konden hun snavels beter
gebruiken om zaden te eten.
9:21 - 9:25
Als gevolg zochten de vinken hun
ecologische niche op.
9:25 - 9:28
In deze niches waren ze veilig tegen
uitzonderlijke concurrentie.
9:28 - 9:33
Ze begonnen al snel alleen te paren
met andere vinken in dezelfde niche.
9:33 - 9:37
Over vele generaties werden deze eigen-
schappen versterkt...
9:37 - 9:42
... waardoor de vinken hun niche
succesvol konden uitbuiten.
9:42 - 9:46
Het verschil tussen de wormgravers en de
zaad-eters werden zo groot...
9:46 - 9:49
... dat ze niet langer in staat waren
met elkaar te paren.
9:49 - 9:52
Als gevolg ontstonden verschillende soorten.
9:54 - 9:58
Vandaag zijn er veertien vinkensoorten
op de Galápagos-eilanden,
9:58 - 10:02
die allemaal afstammen van
dezelfde groep gestrande vinken.
10:02 - 10:06
Zo worden nieuwe soorten gecreëerd
door evolutie:
10:06 - 10:11
Door de interactie van unieke individuen,
het overvloedige nageslacht,...
10:11 - 10:17
... recombinatie en mutatie in erfelijkheid,
en uiteindelijk door selectie.
10:18 - 10:20
Waarom is dit zo belangrijk?
10:20 - 10:23
Het legt uit waar de variëteit in leven
vandaan komt...
10:23 - 10:27
... en waarom levende wezens zo goed zijn
aangepast aan hun leefomgeving.
10:28 - 10:30
Maar het beïnvloedt ons ook persoonlijk:
10:30 - 10:37
Elk persoon is het resultaat van
3.5 miljard jaar evolutie — dus ook jij.
10:37 - 10:42
Jouw voorouders vochten en pasten zich aan
om te overleven.
10:42 - 10:46
Of ze overleefden was extreem onzeker.
10:46 - 10:51
Als we bedenken dat 99% van alle soorten die
ooit hebben geleefd, uitgestorven zijn...
10:51 - 10:55
... kan je jezelf beschouwen als
deel van een succesverhaal.
10:55 - 11:01
De dinosauriërs zijn verdwenen, maar jij
leeft en bekijkt deze video...
11:01 - 11:03
... omdat je ongelofelijk bijzonder bent.
11:03 - 11:06
Net als alle andere wezens die bestaan.
VINCENT FOUNIER
Vincent Founier’s work is freely inspired by the dream and mystery side that the scientific and technological utopias echoes in the collective imagination. Vincent Fournier's works are not only revealing his passion for science, technology and their mysteries but also witnessing utopia worlds as fantasized by humankind. Whether he uses research made to reinvent living kind or studies made to project potential futures, Vincent Fournier always leaves a wide place to imagination. His pictures are poetic and very meticulous, which is the result of a long preparation in advance and a curious taste for opposites patiently fed with films and literature Vincent Fournier has kept from his childhood the taste to explore uncommon and mysterious worlds, places where everything might be possible, imagined or recreated. His work is inspired by the combination of different forms of utopia and scientific researches. The photographs are questioning the world and playing with the perception and reality. ‘I am always intrigued in the element of dream and mystery in scientific and technological research: observing the stars, traveling in space, producing living beings or re-programming them, reading thoughts and seeing the invisible..." Vincent Fournier’s images are a blend of Jules Verne and Jacques Tati, Charles Darwin and David Cronenberg, and experiment with the fictional and magnificent potential of certain forms of utopia.
"My photos question the world which surrounds us by creating shady, improbable, sometimes inconsistent situations, always on the border of serious history and childhood dreams".
ARCHAEOLOGY OF THE FUTURE: POST NATURAL HISTORY
Post Natural History reinterprets the concept of a curiosity cabinet. Vincent Fournier presents new, futuristic species by bringing about a journey in time rather than in space. He creates beings that are reprogrammed by man to respond to the changing environment based on current research in the domain of synthetic biology and cybernetics. This collection ‘of emerging species’ is presented in the form of encyclopedic illustrations: an ibis with metal legs resistant to extreme temperatures; a dragonfly with a fragile glass abdomen incorporating a luminescent sensor measuring pollution levels; a beetle with GPS integrated into its metallic antenna...These mutant creatures are familiar yet strange. Blending history and anticipation, memory and science fiction, Vincent Fournier’s poetic and sensitive bestiary questions our relationship with time and technology, man’s place in nature, natural evolution as well as in the sciences, dreams and the imagination… This work in progress is part of the wider perspective of a future encyclopedia.
SPACE PROJECT
Space Project is a subjective inventory of the most representative places, objects or situations regarding space exploration. I have photographed the Yuri Gagarin Cosmonaut Training Center of Star City in Russia; the Baikonour Cosmodrome in Kazakhstan; the Space Centers of the NASA in Cape Canaveral in the United States; Ariane Espace in Guiana; the observatories in the Atacama desert in Chile, in New Mexico, and in Nevada; the Mars Desert Research Station of Martian simulation in the Red Desert of Utah... As usual, it is the dream part which interests me. My images make our childhood "memories" of the future come back to life. When in 1969 we were able to see for the first time photographs of the Earth from the Moon, it was a definitive breaking point that forever modified our consciousness of ourselves and our planet. The Man Machine
For this serie I staged several robots humanoids in daily situations: in work, in the house, in the street, during leisure activities… Imitations of every day where the robot acts out our everyday lives in the same way as a human being. It is about speculative fictions imagined from our present. I collaborated with various Japanese robotic research laboratories. I tried to create a balance between the spectator and the robot, between a process of identification and distance. This principle is particularly visible in the movie “The Man Machine” where the situations suggest an empathy with the robot and at the same time a certain remoteness. We find this idea in the “the Uncanny Valley ” – A scientific theory of the Japanese roboticist Masahiro Mori, according to which the more a robot resembles a human being, the more its imperfections seem monstrous to us.
PROJECTPLAN
0
Student naam: Nina van den Broek Student nummer: 0846733 Afstudeer profiel: Autonomous practice Vakstudie: Lifestyle & Design Minor: Digital Craft Project (werk)titel: Let’s co evolve
1
In mijn onderzoek probeer ik continu te reflecteren op het verleden, het nu en de toekomst. We leven in bepaalde fases die vooral achteraf goed te definiëren zijn; het is lastig om zicht te krijgen op het tijdperk waar we ons nu in bewegen. Ik onderzoek hoe natuur en cultuur zijn getransformeerd en geëvolueerd en of deze lijn door te trekken is voorbij het nu. Staan we op de rand van radicale veranderingen waardoor evolutionaire patronen zoals we die kennen ineens niet meer gelden?
Omdat er zo veel verschillende standpunten zijn om dit gegeven vanuit te bekijken denk ik dat het betekenisvol is om op een objectieve manier informatie en inzicht te verschaffen over onze mogelijke rol tegenover natuur en technologie. Deze relatie vormt een oneindig debat waar met name word gediscussieerd over de definitie van wat wel en geen natuur is. Na twee eeuwen industrieel geweld is er een polarisatie ontstaan in ons denken over natuur (goed) en technologie (slecht). Zolang die tegenstelling bestaat, zullen we technologie verstoppen achter labeltjes groen en duurzaam. Ik zie technologie en natuur niet als tegengestelde, maar juist als complementaire ontwikkelingen, beiden met als doel een nieuw equilibrium te bereiken. Graag zou ik vanuit dit standpunt een artistieke vertaling willen maken die men bewust maakt van het volgende gegeven; We hebben de vrije keus technologie in te zetten om de wereld te verbeteren en fouten uit het verleden te verhelpen. Maar daar is wel eerst een maatschappelijke omslag voor nodig. Een bewuste visie op een technologische toekomst is pas mogelijk als we leren dat we niet perse te hoeven overleven door de natuur geweld aan te doen maar door er mee samen te werken.
De motivatie komt volledig uit mijzelf en is gevormd na het zien en lezen van verschillende documentaires, artikelen en lezingen. Ik hoop een uitgebreid onderzoek samen te vatten en tot een essentie te kunnen komen, waarna ik vervolgens op een zo eenvoudig mogelijke wijze een object/ installatie kan maken wat het hele verhaal representeert en inzichtelijk maakt.
Als leerdoel heb ik informatie vertalen naar design en design inzetten om kritisch te reflecteren op bepaalde systemen. Hiervoor zal ik hulp moeten inschakelen van aangezien het heel moeilijk is om uit het niets je eigen mening binnen dit onderwerp te vormen.
2
In mijn vorig project onderzocht ik of patronen in biologische evolutie overeenkomen met de evolutie van technologie. De uitkomst van dit onderzoek bevestigde dat tools die we vandaag de dag gebruiken om onze behoeften te voorzien en onze omgeving aan te passen inderdaad een zelfde soort evolutionair pad afgelegd hebben als dat van ieder ander levend organisme op aarde. Vervolgens was het interessant om te zien hoe wij deze zelfde tools gebruiken om evolutie te manipuleren en te versnellen. De uiteindelijk vraag die daar uit voort kwam was; As we assume that ‘making’ is in our nature, does technology make us perhaps even more human? Als we er van uit gaan dat ‘maken’ in onze aard zit, maakt technologie ons dan misschien meer mens?
Door technologie op een ‘natuurlijke’ manier te benaderen in plaats van te bezien als een product voortkomend uit de industriële revolutie kunnen we de voordelen benutten van deze interactie i.p.v. ons richten op de tegenstellingen. Uitgaande van dit standpunt formuleerde ik de onderzoeksvraag: HOW DO WE CO EVOLVE WITH TECHNOLOGY. En misschien nog specifieker: HOW CAN BOTH NATURE AND HUMAN BENEFIT FROM CO EVOLUTION WITH TECHNOLOGY?
Veel andere vragen zijn eveneens nog niet beantwoord;
- Which parts of nature are depending on technology? Welke onderdelen in de natuur zijn afhankelijk van technologie? - What can we learn from previous partnerships in nature that emerge from evolution? Wat kunnen we leren van voorgaande samenwerkingsverbanden in de natuur voortkomend uit evolutie? - Could we survive without technology nowadays? Kunnen we zonder technologie overleven tegenwoordig? - What is our relationship towards technology? Wat is onze relatie met technologie? - What nature can still be seen as real and untouched nature? Wat voor natuur kan nog steeds echte natuur beschouwd worden? - How can our future potentially look like when we merge technology and nature instead of treading them as both independent systems/ groups? Hoe kan onze toekomst er potentieel uitzien wanneer we technologie en natuur versmelten ipv hen benaderen als twee onafhankelijke groepen?
De reden waarom het project past binnen de autonomous practice is omdat het voortkomt uit een persoonlijke interesse in het onderwerp. Daarnaast hangt er een bepaalde atmosfeer in de lucht die duid op verandering en vernieuwing. Het is een deels fictieve interpretatie maar gebaseerd op een uitgebreide theorie. Echter, naast de autonome werkwijze heeft het onderzoek ook raakvlakken met het sociale en commerciële profiel aangezien het onze relatie en onze omgangsvormen ter discussie stelt mb.t. economische systemen.
3
Ik wil het begrip evolutie vanuit mijn oogpunt opnieuw ontdekken, deels gebaseerd op waarheid, deels gebaseerd op speculatie. Mijn praktijkproject zal dus een deels fictieve visualisatie worden die zal appelleren aan onze collectieve verbeelding. ‘We accept reality so readily – perhaps because we sense that nothing is real'.
Dit wil ik bereiken door de basis principes van evolutie zoals we die kennen- Interactie van unieke individuen, overvloedige voortplanting, recombinatie en mutatie in erfelijkheid, en uiteindelijk selectie- Toepassen op een artificieel systeem/ object/ installatie. Daarmee wil ik onderzoeken of het mogelijk is een soortgelijke co evolutie/ samenwerking te verwekken tussen mens en machine waardoor de installatie blijft transformeren. Op het moment zie ik het voor me als een video installatie waarin twee individuele films een interactie met elkaar en publiek aangaan. De keuzes van de toeschouwer kunnen in vloed hebben op het beeld zodat er eeuwige transformatie plaatsvind, zoals we die ook zien in evolutie. Het zou mogelijkerwijs ook met een drie dimensionaal object kunnen; door een deel van een object te verwijderen ontstaat er juist weer iets nieuws.
Het klinkt nog heel erg abstract maar dit zijn natuurlijk slechts hersenspinsels. Duidelijk is in ieder geval dat het begrip co evolutie als voorbeeld model functioneert in mijn praktijkproject. Het praktijk project zal net als de uitwerking van m’n minor een combinatie zijn tussen 2 en 3d werk en onderwerp aan de kaak stellen wat van maatschappelijk belang is.
4
Het is erg lastig mijn evolutionaire visie te koppelen aan een economisch verdienmodel. Toch kan ik me voorstellen dat er, met name vanuit de technologie industrie, veel belangstelling bestaat naar dit soort visies en onderzoek. In vervolg op het doorgelopen traject zou ik een vervolgstudierichting kunnen ontwikkelen die zich specifiek gaat richten op de toepassing van interactieprocessen tussen natuur & technologie binnen een bepaalde branche. Te denken valt onder meer aan culturele instellingen, zoals fablabs, musea, denktanks e.d. kunnen ondersteunend en verder evoluerend werken aan dit project wat zich ongetwijfeld nog verder zal evolueren in de komende jaren. Als zodanig is hiermede veel arbeid gemoeid waarmee dus budgettering een onvermijdelijk economisch gegeven wordt.
4A
Ik denk dat ik op zoek ga naar meerdere externe partners. Het zou sowieso fijn zijn om iemand te kunnen spreken die gespecialiseerd is in evolutie op basis van Darwins theorie. Ik ben benieuwd naar zijn of haar mening of deze theorie tegenwoordig nog steeds stand houd. Ook zou ik graag contact op nemen met Koert van Mensvoort, de oprichter van Next Nature, omdat mijn ideeën deels gebaseerd zijn op zijn stellingen. Als persoonlijke begeleider heb ik Lucas Evers gevraagd; mijn voormalig stage begeleider bij de Waag Society (Fablab Amsterdam). Mijn besprekingen met hem waren altijd erg waardevol en wat betreft mijn onderwerp kan hij me hoogstwaarschijnlijk ook veel kennis delen, aangezien zijn achtergrond in life sciences en sociale wetenschappen ligt. Hij wilde me graag helpen maar zijn agenda is echter helemaal vol tot April. Tegen die tijd kan ik mijn vorderingen met hem bespreken. Aangezien m'n focus o.a. ligt op het gebruik van gereedschappen en de impact die zij kunnen hebben op onze omgeving, kunnen uitkomsten misschien ook relevant zijn voor het Fablab. Als tegenprestatie zou ik bijvoorbeeld artikelen kunnen schrijven over de uitkomsten van mijn onderzoek en deze delen met het Fablab blog op de Waag website.
In de praktijk fase wil ik misschien hulp zoeken bij een designer/ craftman/ video kunstenaar om mijn ideeën nog professioneler aan te pakken. Ik heb verder nog geen idee wie dit gaat zijn.
5
In totaal zal het project verdeeld moeten worden over 16 weken. Vandaag zitten we in week 10 en probeer ik de wazige wolk te concretiseren. Doordat ik nu weet welke richting ik op wil, kan ik selectiever zijn in het verzamelen van informatie. De statements die ik tot nu toe maak zijn nog wankel en hebben meer onderbouwing nodig. Daar wil ik de komende weken aan gaan wijden. Om mijn uitspraken meer fundering te geven is het dus van belang dat ik binnen korte termijn uitwijk naar externe partners die al lang in het vak zitten.
Maart wil ik besteden aan verdieping in het onderzoek. Parallel aan dit theoretische onderzoek wil ik persoonlijke, kleinschalige experimenten doen om de theorieën te beproeven. Alle mogelijke uitwerkingen voor het eindwerk wil ik verzamelen op een groot brainstorm vel.
April word een maand van knopen doorhakken, theorie omzetten naar beeld; hoe gaat het onderzoek vormgegeven worden en welk medium past daar het beste bij? Eigenlijk wil ik eind April al een soort prototype project hebben welke ik de volgende maand ga verbeteren.
Mei wil ik volledig besteden aan de uitwerking van het project. Ik kan hier samenwerking aan gaan met kunstenaars of bepaalde platforms die me daarbij kunnen ondersteunen. Het is belangrijk om tegen deze tijd te gaan denken over een mogelijke presentatie vorm voor in Juni. Hoe het werk het best tot z’n recht komt en wat ik daar voor nodig heb. Tegen deze tijd heb ik waarschijnlijk ook genoeg kennis vergaard, en al wil ik het verzamelen van informatie door laten lopen, de intentie ervan is nu om mijn werk te onderbouwen en ondersteunen. Andere beschouwing zijn nu minder relevant omdat ik mijn pad heb gekozen.
Juni is een maand om terug te reflecteren op het groter geheel. Ik hoop dat ik de puntjes op de i kan zetten en mijn werk binnen maatschappelijke context kan bezien. Ook hoop ik in juni ergens een presentatie of performance te kunnen geven waardoor ik mijn inhoudelijke onderzoek ook met mensen kan delen.
6
Waarschijnlijk zal ik me vooral bevinden binnen het interaction station. Het zelfde station waar we de minor digital craft hebben gevolgd. Hier weet ik al aardig goed de weg te vinden en heb ik al contact met de begeleiders. Ik zal hulp nodig hebben met het programmeren en realiseren van een interactieve video en in het aansturen van digitale machines aangezien ik hier nog weinig ervaring mee heb. Een interactie tussen twee componenten ontstaat natuurlijk niet zomaar dus dat vereist nog heel wat technische kennis. Daarnaast hoop ik aan de gang te gaan in de hout en keramiek werkplaats en mogelijkerwijs in het Fablab van Amsterdam.
RESEARCH/ OVERLEG 02/03/15
Tools zullen meer en meer natuurlijke eigenschappen krijgen en er biologisch uit gaan zien.
Scheikundige formules kunnen een soort van brug dienen, voor een leek zal dit hetzelfde zijn.
Als kunstenaar ziet dat visueel hetzelfde uit. In de basis is natuurlijk alles afkomstig van de aarde, alleen maakt het verschil wat wij met deze materialen doen. Dus wat is natuur nou eigenlijk?
Wij zijn daar op een andere manier naar gaan kijken, we kijken er gekleurd naar, met name naar de definitie van wat wel en geen natuur is. We realiseren niet dat eigenlijk alles natuur is. Gebaseerd op een gemeenschappelijke oorsprong.. En dat is een grote misvatting die heerst in onze maatschappij. Er komt niks van buiten naar de aarde toe. Elke verandering vind plaats op onze aarde door mutaties en evolutie met materialen die onderdeel uitmaken van de aarde. En daar kun je invloed op hebben en dat heeft de mens wel bewezen. De opwarming van de aarde maakt dat chemische reacties (biologisch is eigenlijk ook chemisch, dat hebben wij er van gemaakt) plaatsvinden. Doordat temperatuur stijgt gaan bepaalde biologische processen aan de gang. Die uitwisseling tussen processen heeft altijd effect gehad op de samenstelling van materialen en hoe materialen zich gedragen. Als bijv. het water iets kouder of warmer word, dan zal bijvoorbeeld de golfstroom hoe die over de aarde beweegt zal beïnvloed worden. Kortom alles is met elkaar verbonden en alles is natuur.
Wat bereiken we ermee als we technologie op een natuurlijke manier benaderen? Hierdoor zouden we enorme vooruitgang maken in de wetenschap die daar hopeloos verdeeld in is. De tegenstellingen tussen natuur en technologie; hoe we met dergelijke problemen om moeten gaan, de kijk daarop zou fundamenteel anders worden en misschien daardoor de aanpak van problemen die voortkomen uit bijv. opwarming van de aarde. De functie van ons als mensen daarin, daar moeten we naar kijken. Wat voor rol de mens heeft tegenover opwarming. We zouden de tools ontwikkelen om daar op te anticiperen. Het komt er altijd weer op neer dat de mensheid afhankelijk is van de tools die hij tot zijn beschikking heeft om te kunnen co-existeren (eigen bestaan te garanderen) met zijn omgeving. Toenemende waarheid. Bijv. als er een ziekte ontstaat als ebola wat potentieel de mensheid kan uitroeien, extensionele bedreiging, dan zijn wij afhankelijk van onze tools die we ontwikkeld hebben die ons in staat stellen om allerlei chemische verbindingen te testen in een ongekend tempo in laboratoria, computers testen welke resistent zijn en hoe het een geneesmiddel kan ontwikkelen. Met andere woorden. Ebola reageert ook weer op onze ontwikkelen door zich te muteren, dus het is een continue race als het ware waarbij wij dus als mensen (in toenemende mate) moeten wij terugvallen, en dat doen we ook, op de gereedschappen die we ontwikkelen. Maar stel nu dat uit heel de ontwikkeling er toe zou lijden dat wij over 25 jaar minder zuurstof op aarde zouden hebben, stel dat dat een ontdekking zou zijn. Dan zouden we toch op een zo natuurlijk mogelijke manier zouden we het zuurstof niveau voor ons zelf willen hebben zodat die 75 procent die er dan is zou aanvoelen als 100 procent nu. Daarvoor moeten we een tool ontwikkelen waardoor ons lichaam veel zuiniger met zuurstof om moeten gaan. Normaal gesproken zou daar honderden jaren evolutionair gezien overheen gaan en nu gebruiken we technologie om evolutie voor uit te spoelen. Wetenschappers kunnen niet overzien binnen hoe veel tijd iets evolueert (een virus of wanneer we kanker de wereld uit geholpen hebben) niemand kan daar een uitspraak over doen- door te co-existeren met technologie kunnen we steeds meer en beter daar op anticiperen. Het grote dilemma daarbij is dat grote delen van de bevolking dat altijd zullen blokkeren dat soort onderzoek omdat in strijd is met hun overtuigingen. (als voetnoot erbij) want als dat beletsel er niet zou zijn, dan zouden wij veel sneller evolueren dan dat we nu doen. Mensen zijn vies van veranderingen en niet alleen geestelijk maar ook economisch, als er geen shells waren dan waren we natuurlijk allang verlost naar onze behoefte van fossiele brandstof. Net als in evolutie: organismen gaat pas veranderen wanneer de omgeving hen er toe dwingt, wanneer het noodzakelijk is en wanneer er geen andere keus is. Verandering kan pas plaatsvinden als onze mindset zodoende aanpast. (Dan word het filosofisch en ethisch)
Van oudsher een diep ingewortelde tegenstelling aanwezig, die ondersteunt word door allerlei maatschappelijke uitingen, wat wij als natuurlijk ervaren en wat niet. En technologie is niet iets wat wij als natuurlijk ervaren- het grote resultaat wat uit jou onderzoek moet voortvloeien is dat die ogenschijnlijke tegenstelling niet bestaat, het is altijd al zo geweest dat technologie en natuur in consistentie naast elkaar bestaan. Dat is niet iets nieuws dat is altijd al geweest, sterker nog, alles wat met technologie te maken heeft komt voort uit de natuur , incl. kern energie en plastic. Het zijn allemaal grondstoffen geweest, wij mensen maken uit hoe we deze componenten samen stellen, wij maken het schadelijk voor ons eigen systeem, wij zorgen er voor dat radio actief niet afbreekbaar is en het giftig is voor ons als mensen. We moeten een keer af, het geeft gewoon een andere kijk hoe wij functioneren. We moeten van die tegenstelling af, dat is de revolutie, dat is het resultaat van het project. Ik ben er echt van overtuigt wanneer die grenzen vervagen, beide partijen meer profijt kunnen hebben.; Voorbeeld: Ipv ruimte te maken voor onze belangen, ruimte te schenken aan dier en natuur en te integreren met elkaar kan natuur met technologie samenwerken maar kunnen wij ook gebruik maken van natuur krachten. Door te intrigeren met elkaar creëer je een efficiënt ecosysteem zoals de verticale flat gebouwen die ruimte bieden voor natuur en dier om op te groeien. Both parts benefit from one another. Metafoor die je gaat maken moet op scheiding vlak zitten van natuur en technologie. Dit kan deels speculatief zijn want je moet verbeelding van mensen toch helpen.
Bouwmaterialen-
We zullen ons toe moeten rusten met allerlei tools om te kunnen overleven binnen die omgeving.
Dan gaat technologie ook meer leven en hebben planten en dieren ook profijt aan technologie. Dan gaat het veel meer vermengen.
Gaan dieren ook gebruik maken van tools? Roofdieren geven de voorkeur aan een stadse omgeving om dat ze daar sneller voedsel kunnen vergaren dan in het wild. We moeten daar op leren anticiperen We moeten leren dat we niet perse te hoeven overleven door de natuur geweld aan te doen maar door er mee samen te werken. Zoals aardwarmte huizen kan verwarmen. Op een gegeven moment ontdekken we olie in de grond, olie kan energie leven, wat doen we, gaten boren- zo veel mogelijk olie naar boven halen. Niemand denkt verder, het duurt 50 jaar voordat we er achter komen dat er ook een alternatief is. Omdat we economische voor de gemakkelijkste oplossing willen gaan, ontwikkelen we die technologie niet.
How can both nature and human benefit from co evolution with technology? Als we respect hebben met natuur dan krijgen we respect ook terug.
Een flat is een brok stenen en verder niks, op een moment dat je een flat gaat integreren in een breder, socialer meer opgenomen in de omgeving, dat je er ook iets aan hebt, hebben beide partijen profijt van. Als mensen in hun eigen omgeving hun eigen voedsel, kleinschaliger en minder afhankelijk zijn, als technologie dat teweeg kan brengen … als het bekeken word als iets waar we deel van uitmaken i.p.v. apart zijn. Net zoals de mens al heel lang onderdeel is van het universum, zo is technologie dat als uitvinding van de mens, een natuurlijke uitvinding van de mens, een bewerking.
SUSAN BLACKMORE
Memetics is a theory of mental content based on an analogy with Darwinian evolution, originating from the popularization of Richard Dawkins' 1976 book The Selfish Gene.[1] Proponents describe memetics as an approach to evolutionary models of cultural information transfer.
The meme, analogous to a gene, was conceived as a "unit of culture" (an idea, belief, pattern of behaviour, etc.) which is "hosted" in the minds of one or more individuals, and which can reproduce itself, thereby jumping from mind to mind. Thus what would otherwise be regarded as one individual influencing another to adopt a belief is seen as an idea-replicator reproducing itself in a new host. As with genetics, particularly under a Dawkinsian interpretation, a meme's success may be due to its contribution to the effectiveness of its host.
Memetics is also notable for sidestepping the traditional concern with the truth of ideas and beliefs. Instead, it is interested in their success.[2]
ABOUT TOOLS: EXTENDING OUR REACH
On view from 12.12.2014 to 5.25.2015.
Why do tools come into being? And why do they look the way they do?
We all use tools—to work and measure and communicate, to observe and make and survive. Tools are extensions of ourselves, designed to help us overcome the limitations of our bodies.
Often, we think of tools as complex creations involving technology or engineering, but some are actually simple things we use every day. Some save us time and help make our lives easier, while others have helped us achieve amazing feats; some inventions forever change the way we do certain things, and many more have remained nearly the same for centuries.
The classic teardrop-shaped handaxe, for example, has persisted for more than 1.5 million years. While some tools are created for a single use, others, like the axe, are multipurpose from the beginning. Today’s digital counterpart, the iPhone, with its numerous functions, continues to expand its capabilities without physically changing size.
Selected from Cooper Hewitt and nine other Smithsonian collections, the 175 objects in Tools span diverse cultures, places, and time periods. The 1.85 million years of tool use and design represented in the exhibition provide an opportunity to consider tools as classic examples of design, and reveal the fundamental role they play in shaping our lives.
Some of the objects on view include:
• An artificial heart, a Braille typewriter, and a WWII escape map • Eskimo snow goggles carved from fossil ivory • A hand chopper made from volcanic rock • A live feed of the Sun transmitted by an orbiting satellite • A 3D printer that can operate in zero gravity
Also featured is the large-scale installation, Controller of the Universe (2007), by artist Damián Ortega is a frozen “explosion” of hundreds of hand tools suspended in the gallery.
Nearly Two Million Years of Innovation, As Told Through Tools
Cooper Hewitt, the Smithsonian Design Museum, will exhibit 175 objects that range from Paleolithic tools to space-age satellites
By Natasha Geiling SMITHSONIAN.COM DECEMBER 12, 2014 Tools can be simple or complex, but at their core, they're meant to be a solution to a particular problem. A knotted ball of Indian hemp, for instance, might seem completely different from a mechanical clock, but each represents one culture's attempt to keep track of time. From knotted time balls to modern iPhones, 175 tools tell the story of human ingenuity and innovation spanning nearly two million years in the Cooper Hewitt exhibit Tools: Extending Our Reach, on display through May 25, 2015. The exhibit is part of ten inaugural exhibits and installations that mark the museum's reopening December 12 after three years of renovation.
RELATED CONTENT The Smithsonian Design Museum Tells the Story of User-Centered Design Through 120 Beautiful Products America’s Fascination with India Goes Beyond Just Yoga If the shoe fits, thank Charles Brannock "The tools celebrate the ingenuity of the human spirit across time and culture," says Matilda McQuaid, the museum's deputy curatorial director. "Materials may vary, but they're using the skills and materials of their time, whether it's using the gut skin from beluga whales to create an absolutely windproof and waterproof parka, or technology of our contemporary time to look at the Sun, millions of miles away, to understand how what happens on the surface of the Sun reflects what is happening to us here on Earth. It's about how we push ourselves, as humans, regardless of where we are and what period we're from."
Selecting 175 tools to represent the evolution of human design was no easy task, but McQuaid and Cara McCarty, Cooper Hewitt's curatorial director, enlisted help from the nine of the Smithsonian Institution's museums and research centers in selecting which tools to highlight. They set up meetings with Smithsonian colleagues, asking each what their favorite tool was from their collection. The answers they received were, at times, unexpected, but helped shape the vision of the exhibition itself. At the National Postal Museum, for instance, McQuaid had her eye on a conveyor belt, because it revolutionized the ability for post offices to accurately sort huge quantites of mail. But instead, Postal Museum curator Nancy Pope recommended a postage stamp and intelligent barcodes—tools of transactions. Stamps revolutionized mail, Pope explained, by allowing people to prepay for postage, making mail quicker and easier to deliver. And the more recent use of intelligent barcodes allows each letter or package to have a unique code, which helps post offices better track and sort the mail.
After several such meetings, McQuaid and McCarty began to see common threads forming between the tools—threads that they used to create the exhibit's seven subcategories: Work, Communicate, Survive, Measure, Make, Observe and Toolboxes. "We weren't interested in showing an evolution," McCarty says. "It was important that we not just talk about the chronology of tools, but we mix culture and time periods, always focusing on the purpose."
Though the items in the exhibit might seem like unique entities, McQuaid and McCarty were most interested in showing connections between one tool and the next. The iPhone and Paleolithic hand ax might seem completely different and used by different cultures and separated by thousands of years, yet both are designed to be multipurpose, small, portable tools. "We sometimes think that someone has a brand new idea that no one has ever had before, but so much of what we do is about connections, about our experiences and about references to other cultures and time periods," McCarty says.
Animal Tool Behavior: The Use and Manufacture of Tools by Animals 17 oktober 2012 - bron: Publisher: The Johns Hopkins University Press, 2011 Dit boek is de herziene uitgave van een boek uit 1980. Toen was dit het eerste boek waarin alle aanwezige literatuur op het gebied van maken en toepassen van gereedschap door niet-menselijke dieren verzameld was.
Animal Tool Behavior: The Use and Manufacture of Tools by AnimalsDe auteur Benjamin B. Beck toonde aan dat zeer verschillende diersoorten – van insecten tot primaten - gebruik maken van verschillende materialen en gereedschappen om zeer diverse problemen op te lossen. Door dit overzichtswerk zijn veel mensen geïnspireerd om onderzoek te doen naar het gebruik van gereedschappen door verschillende diersoorten. Voor de herziene uitgave uit 2011 heeft Beck hulp gekregen van nog twee auteurs. Gedrieën hebben ze de huidige stand van zaken (tot 2010) op het gebied van gereedschap gebruik door dieren weergegeven. Er is een exacte definitie van het gebruik van gereedschap en nieuwe manieren van gebruik van gereedschap die in de literatuur zijn verschenen zijn gegeven. Alle bekende vormen van maken van gereedschappen en mythes op het gebied van het gebruikt van gereedschap worden ook besproken. Er zijn specifieke voorbeelden van gereedschap gebruik door invertebraten, vogels, vissen en zoogdieren die de verschillen aangeven van hoe geavanceerd dieren gereedschappen gebruiken.
http://www.jagran.nl/primosite/show.do?ctx=25145,169654,622065
The key to identifying tool use is defining what constitutes a tool. Researchers of animal behavior have arrived at different formulations.
In 1980, Beck published a widely used definition of tool use.[4] More recently, this has been modified to -
"The external employment of an unattached or manipulable attached environmental object to alter more efficiently the form, position, or condition of another object, another organism, or the user itself, when the user holds and directly manipulates the tool during or prior to use and is responsible for the proper and effective orientation of the tool.[5]
http://en.wikipedia.org/wiki/Tool_use_by_animals
Other humanlike creatures where around long before us, the oldest humanoid fossil was dated back to 4.4 million years ago. But because we as a race have developed this modern world of technology ultimately to make our lives easier,has this stopped us from evolving further? Evolution is when genetic changes or adaptions occur when genes mutate and combine in different ways during reproduction. This is normally to help the species survive or reproduce more effectively and happens more frequently in a population. When these changes occur they become more common across the population giving an advantage to survive. So if the purpose of evolution is to survive and reproduce, do we need to evolve any more? Are we above natural selection?
Well Human beings still have many reasons to evolve, some of these might be the abilities to be immune to certain modern viruses or the abilities to be immune to high cholesterol or heart disease. Our lives are constantly changing and our bodies will adapt to some of these changes. One great example of modern evolution is the ability to digest dairy. Originally humans could only digest their mothers milk due to a gene that would eventually shut down when the child was weaned off the milk. But when we started to domesticate animals such as cows, humans evolved to have tolerance for lactose. This is thought to of happened due to the nutrients that milk would carry giving those humans a natural advantage to survive. It is thought that this ability was still developing as early as 3000 years ago.
So we are still evolving and scientists think we are doing it faster than ever before. In the last 10,000 years the pace of evolution has sped up 100 times. So what does this mean for the human race? Well other than drinking milk and resisting diseases better, scientists think we are also losing our wisdom teeth and surprising that our brains are getting smaller. The average volume of the human brain has decreased from 1500 cubic centimetres to 1,350 cubic centimetres in the last 30,000 years. Scientists are not sure why are brains are getting smaller although there are some theory’s of it being more efficient as we evolve. But what will we look like in the future? Well let’s start at the bottom.we have evolved over the years to have become less reliant on the need to climb and have favoured the ability to walk.
So nature has been slowly shrinking our toes to the point where we can hardly hold a pen between them let alone a branch. Some Scientists believe that in the future we will not have our little toes as we only need to rely on out big toes for balance. Another theory is that we will be much taller. Over the last two centuries the average height of humans has increased by 10 centre meters. This is due to better nutrition available to us and being able to eat regularly. But just because we could be taller doesn’t mean that we will be stronger. Due to the increasing reliance on technology our muscles don’t need to be as strong as they did. So the more our machines work for use the less we need to do resulting in a weaker race of humans. Over thousands of years humans have been slowly losing their hair. There are a number of different causes for this but one main reason is that human men are attracted to less hairy women. Meaning that women’s body’s could be a lot bolder in the future. Also the fact that we tend to wear clothes to keep us warm now has meant that there is no need for a big fluffy fur coat.
But I think the strangest of all the changes that might happen to our bodies is our face. Scientists predict that in a few million years humans may have flat faces, big round eye and small noses. But by the time all of these changes have occurred, the future Homo sapiens will look back at their ancestors and think we were the weird-looking humans just like we do to our ancestors. So I think one thing that we all must remember from time to time is that we might be able fly thousands miles in a plane or perform extremely complicated operations. But at the end of the day Mother Nature is still looking out for us. Mother Nature still has a part to play.
DESIGN WITH NATURE
http://www.domusweb.it/en/design/2014/03/04/designing_with_nature.html#fb2
No bigger than a finger nail, the Namibian Fog Basking Beetle makes an unlikely hero. At the first solo exhibition by Exploration, the studio specialising in biomimicry founded in 2007 by British architect, Michael Pawlyn, the tiniest specimen on display could easily have been made the star of the show.
Together with the human lung, the spook fish and the coral-like cocolithiphore, each of these biological organisms partly-inspired the four projects on display at The Architecture Foundation in London. The branching structures which circulate fluids around the body, for instance, gave Exploration an efficient way of laying out data servers for optimum cooling in its design for a data centre housed in a Norwegian mountain.
“Designing with Nature”, Architecture Foundation, London
Elsewhere, an atrium modelled on the mirror structures in the eyes of the spook fish enabled the studio to stream natural light into the lower floors of its proposal for a biomimetic office. The cocolithiphore, meanwhile, makes use of excess carbon dioxide in the air to grow skeletons of calcium carbonate in the ocean. This process has informed Exploration's plans to grow a pavilion in seawater by using electro-deposition to make a building from accretive minerals.
“Designing with Nature”, Architecture Foundation, London
Finally, by radiating heat from its black armour to the night sky, the Fog Basking Beetle has proved useful in its ability to take advantage of the difference in temperature between sand and outer space in order to harvest fresh water from the desert. Exploration has accordingly built greenhouses there with double-layered roofs which similarly act as condensation surfaces. Whether animal, vegetable or mineral, however, Exploration Architecture makes it clear that according to its scheme of things, there is no room for heroes. Part science museum, part architectural display, the story told by “Designing with Nature” is purposefully more complex than one-to-one correspondences or emblematic translations. Deriving its name from the Greek term for life, 'bios' and 'mimesis', meaning to imitate, the term Biomimicry was coined in 1962. In 2014 Pawlyn and his team have done their utmost to communicate that the field has come a long way since the hook-shaped projections of the Burdock Burr inspired the invention of velcro, and the microscopic bumps on the surface of the lotus leaf enabled the creation of self-cleaning materials.
“Designing with Nature”, Architecture Foundation, London
Each of the projects on show integrates multiple strands of biomimetic inquiry. If the overriding message is one of billions of years of nature's evolution and adaptation presenting a model for sustainability and survival, these strands are dictated by social, economic as well as environmental considerations. The greenhouses, for instance, are just one element of the Sahara Forest Project an ambitious undertaking which uses the greenhouses, concentrated solar power and other desert revegetation techniques to tackle problems of desertification, climate change and political instability caused by food and water shortages.
“Designing with Nature”, Architecture Foundation, London
The decision to prioritise the flow of natural light in the design of the office came from a desire to improve worker productivity. According to the exhibition at present the average office worker operates at 65% capacity and while buildings account for one third of global energy consumption, employers spend ten times more on salaries than on rent and energy. The exhibition unfurls on a series of interlocking tables configured in the shape of a tendril so that the narrative of one project feeds organically into the next. The Namibian Fog Basking Beetle is one of numerous biological wonders, including rocks, skulls, shells, seed pods and feathers, housed in perspex boxes hanging above. This is not to say the display is chaotic; it is rather a finely tuned and carefully orchestrated communication exercise told in a combination of precise language, seductive nature photography, infographics and 3D printed models, as well as videos which intersperse wildlife footage with animated hand-drawn sketches and commentaries by engineers and biologists alike.
“Designing with Nature”, Architecture Foundation, London
A trio of 3D printers are at work on the window sill of the gallery. Together with the tables which begin as solid volumes but become more skeletal, they are reminders of the symbiotic relationship between nature and technology. The tables have been designed and manufactured based on the growth patterns of bones and trees. Just as nature through other examples such as the crow's skull or the cuttlefish, has evolved biologically-optimised forms over billions of years, computer software now enables the testing of architectural structures for concentration of force. 3D printing then allows for the manufacture of complex forms. The result is a drastic reduction in the use of materials. The same principle is at work in some of the buildings in the show.
“Designing with Nature”, Architecture Foundation, London
Overall Pawlyn and his team offer an optimistic vision of the natural world and humans' relationship with it, one which is based on interdependence: “Mature ecosystems are complex, densely interconnected and cyclical systems that run on solar energy, produce no waste and have become optimised as whole systems.” By adhering closely to this definition, always tempering beauty with function and combining nature with technology, Exploration Architecture presents a practice which unites research and application and brings blue sky solutions to reality. “Designing with Nature” convincingly communicates evolution in a nutshell.